
Hoe middelbare scholen hun leerlingen beter kunnen motiveren (Rapport van de Onderwijsinspectie)
Dick van der Wateren en Dirk van der Wulp
Deze zomer publiceerde de Onderwijsinspectie het rapport Motivatie om te leren: Motiverende kenmerken van het voortgezet onderwijs. Op deze plaats hebben wij meermalen geschreven over manieren om leerlingen te motiveren, onder andere hier en hier (over groeimindset). Wie nog niet overtuigd is van de noodzaak leerlingen te motiveren luistere naar De Jongensdip.
Voor de meesten van ons, docenten, is het elke keer weer een kunst leerlingen voor onze lessen te motiveren. De ideeën die de Amerikaanse onderzoekers Deci en Ryan over motivatie hebben ontwikkeld, naast die van Carol Dweck over groeimindset en die van John Hattie over feedback, helpen ons daarbij. Met name over Deci & Ryan bestaan wat misverstanden, die we hier hebben geprobeerd op te helderen. Het zojuist verschenen rapport van de Onderwijsinspectie leunt sterk op de hiervoor genoemde auteurs en wij bevelen het dan ook van harte aan.
Onderstaande tekst hebben we overgenomen van de website van de Inspectie, aangevuld met de samenvatting en aanbevelingen van het rapport. Als je meteen naar de aanbevelingen wilt, klik dan hier.
De Inspectie:
Scholen in het voortgezet onderwijs hebben veel mogelijkheden tot hun beschikking om hun leerlingen te motiveren. Meer dan ze in de praktijk blijken toe te passen. Bijvoorbeeld binnen de lessen meer uitdaging bieden, en aan leerlingen duidelijker maken wat het nut is van opdrachten en toetsen. Op dit moment organiseren scholen motiverend onderwijs vaak buiten de reguliere les, bijvoorbeeld door extra vakken aan te bieden. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Motivatie om te leren: motiverende kenmerken van het voortgezet onderwijs’.

Wel veiligheid en positieve relatie, weinig hogere denkvaardigheden en eigen regie
Scholen kunnen actief bijdragen aan de motivatie van leerlingen; uit de literatuur is bekend hoe zulk onderwijs eruitziet. De inspectie heeft nu onderzocht welke van die kenmerken in de Nederlandse onderwijspraktijk terug te zien zijn.
De onderzoekers zagen dat scholen wel vaak de positieve relatie met de leerlingen boden die voor motivatie noodzakelijk is, net als toekomstperspectief en succeservaringen . 4 andere kenmerken werden niet zo vaak in de lessen aangetroffen: doelgerichtheid, uitdaging, hoge verwachtingen en feedback. En 2 bekende kenmerken van motiverend onderwijs waren op de onderzochte scholen nauwelijks zichtbaar: hogere denkvaardigheden bij leerlingen aanspreken, en hen ruimte bieden voor eigen regie over het leerproces.
Beter motiveren: meer uitdaging, betere feedback
De inspectie concludeert daarom dat scholen het onderwijs op verschillende manieren meer motiverend kunnen maken. Ten eerste door binnen de lessen meer uitdaging te bieden, en daarnaast door aan leerlingen duidelijker te maken wat het nut is van opdrachten en toetsen. Ten slotte helpt het om leerlingen zogeheten procesfeedback te geven, dat wil zeggen: uitleggen waarom een bepaald antwoord goed of fout is, en hoe een leerling tot zijn of haar antwoord kan komen. Daarin is voor scholen nog veel te winnen.
Nederlandse scholen zetten zich wel in om leerlingen te motiveren, maar het motiverend onderwijs blijkt meer buiten de klas dan in de klas plaats te vinden. Zo bieden scholen vaak uitdagend extra aanbod (zoals kunstprojecten of Chinees), terwijl de reguliere lessen weinig prikkelend of interessant blijken.
Motivatie om te leren (samenvatting)
Uit internationaal onderzoek blijkt dat de motivatie van Nederlandse leerlingen om te leren internationaal gezien achterblijft (OECD, 2016). Het is de vraag hoe dit komt en wat we daaraan kunnen doen. De Inspectie van het Onderwijs heeft onderzocht in hoeverre het voortgezet onderwijs (vo) in Nederland aan motiverende kenmerken voldoet. Ook ging de inspectie na of er een verband is tussen deze kenmerken en de resultaten van scholen bij de examens.
Op basis van literatuuronderzoek kwamen we tot de volgende lijst van tien kenmerken die bijdragen aan motiverend onderwijs:
- De school zorgt voor een veilige en ordelijke omgeving voor leerlingen.
- Het onderwijs is doelgericht.
- De school biedt een uitdagend leerstofaanbod.
- De leerlingen worden gestimuleerd ‘hogere denkvaardigheden’ te gebruiken.
- De leerlingen krijgen effectieve/constructieve feedback.
- De school laat zien dat ze hoge verwachtingen heeft van leerlingen.
- De leerlingen doen succeservaringen op.
- Er is sprake van een positieve relatie tussen de school en de leerlingen.
- De leerlingen hebben regie over hun leerproces.
- Leerlingen hebben een perspectief op de toekomst.
We onderzochten bij 127 afdelingen in hoeverre deze kenmerken terug te zien zijn in de onderwijspraktijk, door leerlingenvragenlijsten af te nemen, lesobservaties uit te voeren en het schoolbeleid te beoordelen.
Uit het onderzoek blijkt dat vier kenmerken veel voorkomen in de onderwijspraktijk: veiligheid, toekomstperspectief, succeservaringen en positieve relaties. Vier kenmerken komen soms voor: doelgerichtheid, uitdaging, hoge verwachtingen en feedback. Twee kenmerken zien we in het onderzoek nauwelijks: hogere denkvaardigheden en eigen regie.
Vaak voorkomende motiverende kenmerken
Leerlingen voelen zich over het algemeen veilig en geborgen op school. Ze denken na over wat ze na de middelbare school willen bereiken en zien het diploma als een noodzakelijke voorwaarde om dit toekomstperspectief te kunnen realiseren. Leerlingen geven aan regelmatig successen te ervaren op school en trots te zijn op hun prestaties, vooral wanneer het ze lukt om goede cijfers te halen. Ook waarderen leerlingen de relatie met de school als positief; ze voelen zich gezien en gehoord door de leraar.
Soms voorkomende motiverende kenmerken
De doelgerichtheid van lessen kan beter. Leerlingen snappen wel wat ze moeten doen, maar niet altijd waarom. De lessen zijn bovendien niet altijd uitdagend. Veel scholen bieden leerlingen wel mogelijkheden voor extra vakken, maar bijna de helft van de lessen is volgens leerlingen en inspecteurs weinig prikkelend of interessant. Leerlingen hebben meestal niet het idee dat hun leraar hoge verwachtingen van hen heeft. De feedback die leerlingen krijgen is vooral gericht op de inhoud van het werk, bijvoorbeeld of het antwoord van de leerling goed of fout is. Ze ontvangen weinig feedback over hoe ze tot hun antwoord zijn gekomen.
Nauwelijks voorkomende motiverende kenmerken
Leerlingen worden nauwelijks gestimuleerd hogere denkvaardigheden te gebruiken. Over het algemeen is de inhoud van de lessen gericht op het reproduceren en toepassen van kennis. Veel minder aandacht is ervoor zelf iets creëren, analyseren of evalueren. Leerlingen hebben weinig regie over hun eigen leerproces. Soms mogen leerlingen zelf bepalen in welke volgorde ze in de lessen de opdrachten uitvoeren, maar op de inhoud van de stof hebben leerlingen bijna geen invloed.
Samenhang met prestaties
Acht van de tien kenmerken hangen niet samen met een hoger driejaarsgemiddelde op het eindexamen. Alleen scholen die extra curriculair uitdagende leerstof aanbieden en hoge verwachtingen hebben van leerlingen halen gemiddeld hogere cijfers. De richting van deze samenhang is niet eenduidig.
Conclusies en aangrijpingspunten
Het is bekend dat leerlingen in het Nederlandse voortgezet onderwijs maar matig gemotiveerd zijn. In het inspectieonderzoek wordt dit bevestigd. Toch doen scholen nog steeds te weinig om de motivatie van leerlingen te verbeteren. Slechts enkele motiverende kenmerken komen vaak voor. Bovendien zijn meerdere motiverende kenmerken vooral herkenbaar in de vorm van extra-curriculair aanbod (zoals Chinees of wiskunde D). De reguliere lessen zijn vaak weinig interessant en uitdagend. Leerlingen laten zich nu vooral motiveren door beloningen zoals cijfers, diploma’s, toekomstige opleidingen of banen.
De inspectie geeft een aantal aangrijpingspunten aan schoolleiders, afdelingsleiders en leraren om de motivatie bij leerlingen te kunnen vergroten, juist ook in het reguliere programma. Daarbij mag niet zonder meer verwacht worden dat ze leiden tot betere leerresultaten: de samenhang tussen motivatie en leerprestaties is niet eenduidig.
Aangrijpingspunten voor scholen
In de lessen:
Spreek hoge verwachtingen uit en handel ernaar.
Maak duidelijk welke kennis of vaardigheden een leerling leert en benoem tijdens de les hoe de verschillende opdrachten bijdragen aan dit doel.
Geef kort na een prestatie positieve feedback. Niet alleen gericht op de inhoud, maar ook op het versterken van gewenst gedrag.
In het aanbod:
Doe in opdrachten en toetsen (zoals het schoolexamen) een beroep op hogere denkvaardigheden, zoals evalueren, analyseren en creëren.
Bied uitdagende lesstof op een hoog maar haalbaar niveau dat aansluit bij de interesses van leerlingen. Bijvoorbeeld door het aanbod aan te passen aan wat de leerling later zou willen.
Geef leerlingen, waar mogelijk, in opdrachten en toetsen regie over de inhoud van het eigen leerproces. Bijvoorbeeld door de keuze voor een onderwerp aan de leerling te laten of leerlingen te betrekken bij het vormgeven van toetsen.
