
Aan de opvolger van Dennis Wiersma

Cartoon: Fokke en Sukke: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/06/23/fokke-sukke-a4167929
De beste humor heeft een kern van waarheid. Zo ook bovenstaande cartoon van Fokke en Sukke. Ik wil me niet bezondigen aan gepsychologiseer over de factoren achter Dennis Wiersma’s gedrag, maar dat hij geen ideale schoolloopbaan heeft gehad, is een feit. Er wordt altijd enorm bewonderend naar ‘stapelaars’ gekeken, maar we moeten niet vergeten dat zij de uitzonderingen zijn, die niet kopje-onder zijn gegaan in een zee van lage verwachtingen en niet-opbouwende feedback. Leestip: ‘Misschien moet je wat later mikken‘ van Milio van de Kamp. Je zou om minder een sterke bewijsdrang ontwikkelen en misschien zelfs rancune.
Ik zeg dit niet in oordelende zin. Ik heb ook wel eens een laptop kapotgeslagen op mijn werk. Ik begrijp dus waar agressie op het werk vandaan kan komen. Mijn eigen bewijsdrang speelt me ook nog steeds parten. Alleen al dit stukje is daar een voorbeeld van. Ik zal de rancune trachten te vermijden.
Want het gaat me niet om mezelf. Het gaat me om de ongelooflijke verspilling van tijd en talent die het huidige onderwijssysteem is. Veel te vroeg selecteren we kinderen uit, en als die selectie achteraf verkeerd is geweest, kost het jaren voor zo’n jongere om alsnog de juiste draai te vinden. De meeste jongeren leggen zich erbij neer.
En we juichen voor wie het alsnog redt. Maar we juichen meer en harder voor wie ‘gewoon’ door de gouden route van maximale cito, gymnasium cum laude en universiteit rolt. Dat hebben de stapelaars heus wel door. Nogmaals, lees het boek van Milio van der Kamp.
Radicaal beleid?
Een tweede reden waarom ik de cartoon treffend vind, is omdat hij een van de langslepende problemen in beeld brengt, die nog niet opgelost zijn, namelijk dat van inclusief onderwijs. Er wordt hoog van Wiersma opgegeven, omdat hij zogenaamd radicaal was in in zijn beleid en niet bang was heilige huisjes omver te trekken. Persoonlijk vind ik dat wel meevallen.
Ik heb geen enkel beleidsvoorstel van Wiersma gehoord, dat werkelijk fundamenteel iets zou gaan veranderen. Het is allemaal meer van hetzelfde geweest: meer geld, meer bestuurders-bashen, meer smalle resultaatsturing met een heilig geloof in wetenschappelijke onderbouwing. Daar zijn we in 2008 mee begonnen en het werkt al 15 jaar niet.
Er wordt wel gedaan alsof het onderwijs ten onder gaat aan studiehuis en een te veel aan touchy-feely leraren. Het tegendeel is waar. We houden juist te veel vast aan een achterhaalde, traditionele indeling van het onderwijs en een taboe op pedagogische professionaliteit ten gunste van instructietechnologie. Dat vervreemdt leraren van hun leerlingen en van hun vak.
Heilige huisjes
Daarom drie heilige huisjes waar de opvolger van Dennis Wiersma wat mij betreft stevig op mag kloppen: ongelijkheid, segregatie en het achterhaalde onderscheid tussen theoretisch en praktisch onderwijs.
Ten eerste de ongelijkheid die het onderwijs reproduceert. Zoals gezegd: we selecteren leerlingen veel te vroeg. Dat zegt de wetenschap al decennia, zelfs internationale organisaties tikken Nederland hiervoor op de vingers. Daarnaast geven we alle leerlingen, van 4 tot 18 jaar, hetzelfde onderwijs. Het leerstofjaarklassensysteem, in de ‘stille klas’ die de Fransen 220 jaar geleden introduceerden is de standaard. Alle leerlingen die afwijken, krijgen een diagnose, een label en als ze geluk hebben een behandeling. Al die ‘behandelingen’ kosten bakken met geld en tijd en zijn erop gericht leerlingen terug te brengen in een systeem waar ze niet in passen: onbegonnen werk. Erger is, dat ze deze leerlingen steeds opnieuw de ervaring geven, dat ze anders zijn, en niet goed genoeg. Dat zij het probleem zijn, en niet het onderwijssysteem zelf.
Tijd voor een minister die de ongelijkheid durft te benoemen en doorbreken. Alle kinderen doen ertoe en laten we nu eens onderkennen dat er heel veel meer manieren zijn om je te ontwikkelen tot een volwaardig participerende actieve burger in onze samenleving.
Segregatie
Ten tweede de toenemende diversiteit van onze samenleving. Van een verzuilde samenleving zijn we een superdiverse samenleving aan het worden. In het onderwijs is die superdiversiteit nauwelijks te herkennen. Het probleem van de ongelijkheid is helaas te vaak ook een probleem van huidskleur of thuistaal. Het onderwijs segregeert. Succesvol doorstromen naar vwo en universiteit doen vooral de leerlingen die de sociale en culturele codes kennen — dat het alleen om cognitie gaat, is een schoon ideaal maar helaas geen werkelijkheid. Die subtiele selectie treft vooral de kinderen die met ‘andere’ sociaal-culturele codes worden opgevoed. Zo worden kinderen op culturele en etnische aspecten gescheiden als ze 12 zijn. Na zo’n 10 jaar komen ze elkaar dan weer tegen op de werkvloer — kunnen we dan van ze verwachten in alle harmonie samen te gaan werken?
Tijd voor een minister die deze segregatie durft te benoemen. Onderwijs is een krachtig instrument om de wereld te veranderen. Laten we daar dan eens gebruik van maken. Dat begint met onderkennen waar ons onderwijs zelf het obstakel is, en (nog) niet de oplossing.
Theoretisch en praktisch
Ten derde het steeds minder relevante onderscheid tussen ‘hoofd’- en ‘handen’-werk, tussen de theoretisch en praktisch opgeleiden, zoals we dat tegenwoordig zo eufemistisch noemen. Niet alleen is het onderliggend discours nog steeds ‘hoog’ en ‘laag’ (zet maar eens een universiteits- en hogeschoolbestuurder bij elkaar en je ziet wat ik bedoel), maar ook is het niet wat onze samenleving nodig heeft. Allocatie is een van de kernfuncties van het onderwijs. Maar we alloceren voor de jaren ’50 van de 20e eeuw, toen het onderscheid tussen bedenkers en uitvoerders misschien wat relevanter was.
Maar nu hebben we heel slimme doeners nodig, en heel handige denkers. Voor iedereen is het dus relevant om beide dimensies te ontwikkelen. In allerlei combinaties. (En dan heb het nog niet eens over twee andere dimensies: die van ons gevoel en onze spiritualiteit; te spannend om openlijk over te praten, dus laat die nog maar even zitten.)
Tijd voor een minister die alle kinderen laat kennis maken met denk- en doewerk op alle niveaus. Weg met het onzinnige en onwetenschappelijke onderscheid in zeven niveaus voortgezet onderwijs. We hebben ze helemaal niet nodig. Natuurlijk zijn er verschillen in vaardigheden tussen leerlingen. Maar daar kunnen we prima mee werken in de echte wereld. Waarom dan niet in het onderwijs? Laten we daar beginnen het omgaan met die verschillen tot uitgangspunt te maken, in plaats van ze weg te organiseren.
Realistisch?
Maar Hartger, leuk dat je dit allemaal zegt, maar kan dat wel? Wees eens reëel. Ik zou het willen omdraaien: ons onderwijs is niet reëel. Het staat ver weg van de werkelijkheid die vele leerlingen (en ook leraren) buiten de school meemaken. Gelukkig zijn er voorbeelden waar het wel kan.
Zo gaan de ontwikkelingen in het primair onderwijs, waarbij kinderopvang, sociaal wijkwerk en jeugdzorg worden geïntegreerd, heel hard. Dat zijn oplossingen die de ongelijkheid bij aanvang proberen tegen te gaan.
Helaas stuiten die leerlingen dan op de horde van de doorstroomtoets en de sjoelbak van het voortgezet onderwijs. Maar ook daar zijn oplossingen: zoals het Agora-onderwijs die alle niveaus overboord gooit en kinderen alles laat leren wat ze maar willen.
Totdat ook die leerlingen op een horde stuiten: die van het centraal examen. Een recente peiling laat zien hoeveel professionals eigenlijk ontevreden zijn met dat centraal examen. Dus de volgende stap is om dat examen af te schaffen. Dat vraagt moed en een andere vorm van beoordeling. En een andere visie op tertiair onderwijs, want onze strikte opvattingen over het onderscheid tussen mbo, hbo en universiteit houden het centraal schriftelijk in stand.
Maar ook hier is beweging: de hogescholen en universiteiten barsten uit hun voegen omdat er zoveel meer studenten zijn gekomen. Die moeten allemaal door een vier- of vijfjarig programma worden geloodst. Waarom? Omdat de financiering zo in elkaar zit. Het succes van de AD-programma’s in het hbo laat zien, dat veel studenten genoeg hebben aan een tweejarig, of misschien zelfs een eenjarig programma. Laat ze dan aan het werk gaan, en geef ze een voucher om na 5, 10 of 15 jaar terug te komen om alsnog die bachelor of master te halen.
Status: de olifant in de kamer
De belangrijkste omslag die we moeten maken, is het loslaten van onze traditionele ideeën over ‘goed’ onderwijs. Hoger is niet altijd beter, langer is niet altijd beter, academisch is niet altijd beter. We creëren statusverschillen die mensen tegen elkaar opzet. De angst die status los te laten, om een comfortabele machtspositie los te laten, die bij de hoogste status hoort, dat is het belangrijkste heilige huisje dat eraan mag van mij.
Ik ben niet optimistisch, maar zal altijd hoop blijven houden.
Naschrift
Dit artikel plaatste ik eerder op LinkedIn. Dat leidde niet tot onverdeeld positieve reacties. Mensen vinden dat ik stapelaars onrecht doe. Het tegendeel is waar: ook ik heb bewondering voor stapelaars, maar veel belangrijker vind ik dat naast iedere stapelaar 9 leerlingen staan die het niet gered hebben. Die zien we alleen niet ,die zijn allang verdwenen. Ik zou willen dat onderwijs recht doet aan ieder kind, zonder oordeel en zonder het kind zelf tot probleem te bestempelen, wat helaas keer op keer gebeurt.
Mensen vinden ook dat ik te weinig oog heb voor het lerarentekort. Ook weer: het tegendeel is waar. Mijn stelling is, dat het onderwijs zo ver van zijn kern afgedreven is, dat leraren vervreemdt zijn van hun vak. De nadruk op smalle prestaties en de angst om te falen zet leraren tegen elkaar op, leraren tegen ouders, ouders tegen hun kinderen, bestuurders tegen beleidsmakers, enzovoort. Geen wonder dat het geen aantrekkelijke werkomgeving is.
En mensen vinden dat je de niveaus in het voortgezet onderwijs niet moet afschaffen, omdat je het de slimme kinderen niet moet aandoen om met hun ‘plaaggeesten’ in een ruimte te verblijven. Die mensen raad ik aan dit stuk nog eens te lezen, maar dan langzamer.
Tot slot: dit verhaal vertel ik al meer dan 20 jaar. Ik heb steeds dezelfde kritiek gehoord. Een kritiekpunt is verdwenen: dat het niet te betalen is. Het geld klotst inmiddels over de plinten in het onderwijs. Des te schrijnender wordt nu zichtbaar dat we vergeten hebben een nieuwe visie op onderwijs en samenleving te ontwikkelen. Maar nooit te laat om te beginnen.