Afgelopen vrijdag vond in Utrecht het symposium Boys will be Boys plaats, georganiseerd door vijf vo-scholen en het Andreas Cultuurfonds. Doel was docenten te helpen de jongensachtige leerstijl te begrijpen en verbeteren en handige praktische tips en direct bruikbare tools aan te reiken.

Ontwerp: Elsbeth van DijkIn de laatste bijdrage van die middag zette ik enkele vraagtekens bij aannames over o.a. typisch jongensgedrag en een jongensachtige leerstijl. Het jongensprobleem werd naar mijn mening teveel als alleen maar een cognitief probleem neergezet. Tenslotte pleitte ik voor betekenisvol onderwijs dat zowel meisjes als jongens stimuleert het beste uit zichzelf te halen.

Uit de aankondiging van het symposium Boys will be Boys:

Uit recent PISA onderzoek blijkt dat in Europa het verschil in prestaties tussen ondermaats presterende jongens en goed scorende meisjes juist is afgenomen, maar dat dit in Nederland niet het geval is. Nederland is de enige EU-staat waar de achterstand van jongens, ten opzichte van meisjes, op bijvoorbeeld het gebied van het lezen is toegenomen1. Het verschil tussen leerprestaties van jongens en meisjes is in Nederland al langer onderwerp van wetenschappelijk onderzoek, evenals in landen als Engeland, Australië en Nieuw Zeeland.

Recent Nederlands onderzoek leert dat de Cito-scores van jongens dalend zijn ten opzichte van de meisjes2. Het aantal succesvolle meiden is op het VWO al enige jaren hoger dan het aantal succesvolle jongens: bijna 60 procent tegenover 40 procent jongens. De uitstroom van jongens is vele malen hoger dan de uitstroom van de meiden. Uit onderzoek blijkt dat de allochtone meisjes het op school aanzienlijk beter doen dan de allochtone jongens.

Het AD schreef in maart dit jaar:

Jongens presteren al jaren achtereen slechter op de eindtoets in groep acht. Behaalden jongens in het schooljaar 2010/2011 nog gemiddeld 536,1 punten, vorig jaar was dat 534,6 punten. Meisjes scoren sinds drie jaar hoger dan jongens. Dat blijkt uit een analyse van de Citoresultaten door de Universiteit Twente (UT) en onderzoeksbureau Oberon. De onderzoekers hebben geen verklaring voor de dalende scores.

Het rapport kun je hier downloaden. (Met dank aan Jos Claessen.)

Het symposium wilde bereiken dat de problematiek van ondermaats presterende jongens wordt herkend. Een tweede doel was het aanreiken van concrete (didactische) tools om de onderwijsprestaties van de jongens op hetzelfde niveau te brengen als die van de succesvolle meisjes.

Het probleem is helder, de oorzaken veel minder. Dat bleek ook uit de verschillende presentaties vrijdagmiddag. Hier een wat uitgebreidere versie van mijn presentatie.

Over jongensgedrag en jongensleerstijl komen we allerlei cliché’s tegen, zoals in die SIRE-campagne afgelopen voorjaar, ‘Laat jij je jongen wel genoeg jongen zijn?’ Daarin zien we jongens met zelfgemaakte (of misschien wel door de filmmakers gemaakte?) speren door het bos hollen. Dan ga je je al snel afvragen, zoals de Groene Amsterdammer deed: “Die jongens die met een boek op de bank zitten, zijn die ‘niet genoeg jongen’?”

En, als je de vraag anders stelt: ‘laat jij je meisje genoeg meisje zijn?’ zie je meteen waar we uitkomen. Terug naar de jaren ’50 van de vorige eeuw. Vader pijprokend achter de krant op de bank na een dag hard werken op kantoor en moeder redderend in de keuken. De tafel is al gedekt en de kachel snort behaaglijk. De jongens spelen met hun auto’s, de meisjes met hun poppen. Echte jongens lopen in stoere broeken met moddervlekken, echte meisjes in roze jurkjes die nooit uit de plooi gaan.

vragen

Als we dieper doordenken, komen we op een reeks vragen waarop nog steeds geen eenduidige antwoorden zijn. Daarvan wil ik er hier een paar stellen. Denken in genderstereotypen is naar mijn mening geen vruchtbare weg. We hoeven die vragen niet meteen te beantwoorden, maar op zijn minst moeten we over die vragen nadenken.

Weten we wel wat we bedoelen als we het hebben over ‘jongens’? Jaren van genderonderzoek hebben niet geleid tot een eenduidige definitie van ‘man’ of ‘vrouw’. Otto de Loor citeerde eerder deze middag Dick Swaab die grote verschillen tussen jongens- en meisjesbreinen signaleert. Jelle Jolles heeft het juist over subtiele verschillen en benadrukt naast verschillen in breinontwikkeling de invloed van de omgeving. En, als we niet weten hoe het brein van ieder kind op een bepaald moment is ontwikkeld – we hebben immers geen MRI-scanners – wat kunnen we dan met de resultaten van neurologische studies die elkaar hier en daar ook nog tegenspreken?

Als ik genderonderzoek goed begrijp zijn de verschillen tussen mannen onderling en vrouwen onderling groter dan die tussen de twee groepen. Als ik in mijn klas rondkijk zie ik 30 jongens en meisjes (neem ik aan). Ik zie ook 30 totaal verschillende individuen. Ieder weer met haar of zijn individuele breinontwikkeling, maar ook eigen sociale omgeving.

Met de suggestie jongens anders les te geven dan meisjes kom ik niet verder. Daarmee zou ik de meisjes en de jongens die niet voldoen aan het genderstereotype tekort doen. We hebben eerder deze middag geleerd over de ‘jongensachtige leerstijl’. Heel interessant, maar dat gaat, zoals veel wetenschappelijk onderzoek, over gemiddelden. Ik heb in mijn klas geen gemiddelde leerlingen. Ik wil weten hoe ik deze specifieke leerling, meisje of jongen, het beste kan motiveren.

‘Door jongens af te remmen, gaan hun prestaties achteruit’, waarschuwde de SIRE-campagne en daar gaat ook deze middag over. Mijn bezwaar is dat het daarbij vooral om cognitieve prestaties gaat. Onderwijs gaat over meer dan cognitieve prestaties.

Is het probleem dat jongens minder presteren dan meisjes het probleem van de jongens, of is dit een zorg van de prestatiemaatschappij, de meritocratie? Moeten we jongens in het onderwijs aanpassen aan de economische wensen van een maatschappij, waarin het gaat om meetbare resultaten waarop je kunt worden afgerekend? Of moeten we nadenken over het pedagogische doel van ons onderwijs: jonge mensen helpen opgroeien tot autonome, volwassen deelnemers aan de democratische samenleving?

Zijn er dan geen problemen met jongens in het onderwijs? Natuurlijk zie ik ook dat bepaald gedrag bij jongens meer voorkomt dan bij meisjes. Jongens onderpresteren vaker dan meisjes, gedragen zich vaker storend in de les, zijn vaker agressief. De afstroom en uitval is groter bij jongens. Meisjes hebben soms weer andere problemen die niet minder ernstig zijn, perfectionisme, zelfbeschadiging, anorexia, depressie. Maar omdat ze hogere cijfers halen hebben die problemen minder onze aandacht.

Wat is de oorzaak van deze verschillen? Heeft dat te maken met het geslacht, verschillen in breinontwikkeling, of zien we hier de resultaten van genderstereotype opvoeding, de invloed van de maatschappij, van reclame en media en dat weer versterkt in groepsgedrag?

onderpresteerders begeleiden

Op mijn school, het ECL in Haarlem, hebben we sinds een jaar of zeven een intensieve begeleiding van onderpresteerders. In onze gespreksgroepjes zitten inderdaad meer jongens dan meisjes. In wekelijkse sessies leren ze over de oorzaken van onderpresteergedrag. Die zijn o.a. gebrek aan uitdaging op school, vaak al vanaf de basisschool, motivatiegebrek, uitstellen, niet doorzetten, slecht plannen, geen doel hebben. In een reeks wekelijkse sessies versterken we hun metacognitieve en executieve vaardigheden en het blijkt dat dat hen helpt hun gedrag te veranderen. Over jongens- en meisjesgedrag hebben we het zelden. Wel besteden we veel aandacht aan de individuele verschillen in aanpak en ervaringen binnen onze groepjes en zo leren ze van elkaar.

Als we er na dit symposium in slagen jongens net zo goed te laten presteren als meisjes, zijn dan alle problemen opgelost? Ja, zal onze nationale economie en daarmee de politiek zeggen, want dan komen er meer goed opgeleide jonge mensen op de arbeidsmarkt. Nee, zeg ik, want daarmee hebben we nog steeds teveel jonge vrouwen die lijden onder perfectionisme en teveel jonge mannen die weliswaar braaf geleerd hebben wat we hen hebben voorgeschoteld maar die nog steeds niet kritisch kunnen nadenken over wat ze hebben geleerd. Dat maakt onze democratie niet sterker.

wat wel?

Wat hebben jongens dan wel nodig? Eigenlijk hetzelfde als meisjes. Alles wat we van Otto de Loor hoorden over jongensleerstijlen werkt naar mijn mening net zo goed voor meisjes. Hij geeft de volgende prima tips die altijd werken:

  • Structuur en duidelijkheid.
  • Positieve benadering.
  • Variatie.
  • Reflectie.
  • Humor.

Een paar suggesties uit mijn onderwijspraktijk en tips van onderpresteerders die mijn collega’s en ik hebben begeleid:

  • Een stimulerende en uitdagende leeromgeving, waarin zelfstandig denken een belangrijke rol speelt, in plaats van kritiekloos leren wat in de methode staat. En maak dat denken zichtbaar. Ik schreef daarover hier en hier.
  • Zorg voor moeilijk onderwijs. Een klacht van veel onderpresterende leerlingen is dat de lessen, met name in de onderbouw veel te makkelijk zijn. Ze worden niet gestimuleerd hun best te doen, want als je even door het boek bladert snap je het wel. Waarom zou je dan alle opgaven maken en huiswerk maken? In de bovenbouw gaan ze dan vaak grandioos onderuit. Laat die moeilijk lessen waar mogelijk aansluiten bij nieuwe ontwikkelingen in het vak. “Zoek de randen van de wetenschap op,” zei een van onze onderpresterende jongens.
  • Persoonlijke aandacht voor wie ze zijn en wat ze kunnen of nog niet kunnen. Iedere leerling is een individu met een eigen achtergrond, omstandigheden, mogelijkheden en beperkingen. Richt je lessen zo in dat die verschillen tot hun recht komen.
  • Een groeimindset. Denk niet in wat ze niet kunnen, maar in wat ze nog niet kunnen. Zie ‘The Power of Yet’ van Carol Dweck, over het vertrouwen hebben dat je je kunt verbeteren.
  • Versterk metacognitieve vaardigheden. Leer ze hoe je hersenen groeien door te leren. Bij High Tech High in San Diego zag ik daarvan indrukwekkende voorbeelden, zoals in deze kleuterklas, waar de kinderen leren kritiek geven op elkaar en dat ‘mooi werk niet perfect’ is.
  • Versterk executieve vaardigheden zoals planning, doorzetten, doelgerichtheid, samenwerking, digitale geletterdheid.
  • Pamper niet, tieners zijn geen kleuters. We hoeven niet al hun huiswerk na te kijken en we hoeven geen straf te geven als ze het niet hebben gemaakt. Spreek ze aan op hun eigen verantwoordelijkheden, met andere woorden:
  • Geef jonge mensen zoveel mogelijk autonomie. Natuurlijk gaat dat wel eens fout, maar dat is juist prima, want:
  • Fouten maken moet, niet mag. Beloon fouten, straf ze niet af, want de enige manier om echt iets nieuws te leren is door fouten te maken. Dat hebben ze op High Tech High goed begrepen. Zie hoe de kleuterklas van juf Sereescia omgaat met fouten maken: “Clap, clap. Synapse!”
  • En ja: Laat alle leerlingen (m/v) zoveel mogelijk bewegen tjdens de lessen. Zes uur lang stilzitten is voor geen enkele tiener goed.

Op High Tech High kwam ik ook een interessante definitie tegen van personalisatie. Wij verstaan onder gepersonaliseerd leren vaak iets met computers en ingewikkelde algoritmes. Daar betekent personalisatie:

‘Iedere leerling wordt gezien. Goed gezien.’ en

‘Iedere leraar wordt gezien. Goed gezien.’

Dat lijkt mij een uitstekende samenvatting van de punten die ik hierboven noemde.

lezen

Barbara Belfi, Mark Levels, Rolf van der Velden, Marloes de Hoon, Jelle Jolles, Franciscus Kaiser, Judith Keizer, Renze Kolster, Christoph Meng, Johan J. Vossensteyn (2015). De jongens tegen de meisjes: een onderzoek naar verklaringen voor verschillen in studiesucces van jongens en meisjes in mbo, hbo en wo. ROA, ISBN 978-90-5321-542-5. Download

Jannet Maréchal-van Dijken, Otto de Loor, Madeleine Vliegenthart en Monique Sanders (2012). Jongens… aan de slag! Onderzoeksrapport. Utrecht. APS. Download

Dick van der Wateren (2016). Verwondering. Leren creatief en kritisch denken door vragen te stellen. Meppel. Ten Brink Uitgevers, 109 pag. Link

5 1 vote
Article Rating

Als blogger en onderwijsauteur denk ik na over onderwijs en pedagogiek. In 2016 verscheen bij Uitgeverij Ten Brink mijn boek 'Verwondering' waarin ik een lans breek voor onderwijs op basis van vragen die leerlingen zelf bedenken. In 2020 verscheen mijn boek De Denkende Klas bij LannooCampus met praktische aanwijzingen om met leerlingen dieper te denken. Als vo-docent heb ik talentvolle en begaafde leerlingen begeleid die meer uitdaging nodig hebben, en leerlingen gecoacht met diverse problemen - onderpresteren, perfectionisme, levensvragen. Na een lang leven in het onderwijs en de wetenschap ben ik in 2017 een filosofische praktijk begonnen, De Verwondering, in Amsterdam. Daar heb ik gesprekken met volwassenen zowel als jongeren over levensvragen, zingeving, werk, studie, relaties.

Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

5 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Dick van der Wateren

Als blogger en onderwijsauteur denk ik na over onderwijs en pedagogiek. In 2016 verscheen bij Uitgeverij Ten Brink mijn boek 'Verwondering' waarin ik een lans breek voor onderwijs op basis van vragen die leerlingen zelf bedenken. In 2020 verscheen mijn boek De Denkende Klas bij LannooCampus met praktische aanwijzingen om met leerlingen dieper te denken. Als vo-docent heb ik talentvolle en begaafde leerlingen begeleid die meer uitdaging nodig hebben, en leerlingen gecoacht met diverse problemen - onderpresteren, perfectionisme, levensvragen. Na een lang leven in het onderwijs en de wetenschap ben ik in 2017 een filosofische praktijk begonnen, De Verwondering, in Amsterdam. Daar heb ik gesprekken met volwassenen zowel als jongeren over levensvragen, zingeving, werk, studie, relaties.

Category

onderwijs, onderzoek, psychologie

Tags

, , , ,