
De schoolmediatheek: binnen de orde van de school, buiten de orde van de klas
Lezen is iets sociaals. Het brengt je in aanraking met de denkwereld van anderen, met hun ervaringen en hun fantasieën. Met eenzame denkers heeft dat alles weinig te maken, en scholen hebben dan ook de opdracht om teksten voor kinderen tot leven te wekken. Hoe krijg je het zover, dat kinderen van letters tussen twee kaften gaan houden, dat ze een smaak voor teksten ontwikkelen? Docenten hebben daar van alles en nog wat op verzonnen. Ze lezen voor, ze laten kinderen voorlezen, ze praten met hen over boeken, ze brengen hen in aanraking met mensen die thuis zijn in de boekenwereld.
Rineke van Daalen, Lezen is iets tussen mensen. Een pleidooi voor de schoolbibliotheek.
Je kunt het boek hier downloaden: https://rinekevandaalen.nl/2023/03/13/lezen-is-iets-tussen-mensen/
Een fragment uit het boek vind je aan het eind van dit stuk.
Teksten zijn een belangrijk ingrediënt van het schoolleven, leerlingen en docenten zijn er in talloze interacties mee in de weer, en het zijn dat soort scènes die ik op drie verschillende scholen in het voortgezet onderwijs heb bekeken en heb beschreven: op het Hermann Wesselink College in Amstelveen, op het Munduscollege in Amsterdam West, en op het Barlaeus in het centrum van Amsterdam. Steeds ging het me om de vraag wat scholen van voortgezet onderwijs aan lezen doen. De drie scholen die ik heb bezocht verschillen sterk van elkaar, en juist om die variatie heb ik ze uitgekozen. Met zijn drieën bestrijken ze het brede spectrum van het voortgezet onderwijs, van leerlingen die de Nederlandse taal nog moeten leren tot praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo, en gymnasium.

Ik keek niet naar het cognitieve niveau van de kinderen, ik vergeleek ze niet met elkaar, noch met kinderen op andere scholen of in andere landen. Ik bekeek de leesscènes met een sociologische blik en ik beschreef de situaties die docenten voor leerlingen creëerden om ze gemakkelijker en met meer plezier te laten lezen. De media zijn alarmerend als het over lezen gaat, maar op de scholen die ik bezocht zag ik veel verrassends en veel positiefs. Ook zag ik dat de stelling ‘lezen is iets tussen mensen’ velerlei variatie kent. Kinderen verschillen sterk in hun houding tegenover boeken. Sommigen zijn er van jongs af aan mee vertrouwd, anderen zien boeken als iets voor bollebozen en niet voor ‘ons soort mensen’, en het is aan scholen en docenten om die verschillende kinderen verschillend te bedienen. Soms lukt dat goed, soms blijft het in pogingen steken.
Leesplezier
Het eerste doel van docenten is een verbetering van het leesniveau en leesplezier van de leerlingen. Daar richten ze zich allereerst op, terwijl ze aan de vorm van het leesonderwijs minder aandacht aan besteden. Toch valt of staat succes in het leesonderwijs met de inventiviteit van docenten bij het verzinnen van geschikte leesvormen. Lukt het ze om kinderen te verleiden tot lezen, hoe lukt ze dat, wanneer lukt ze dat? Bij het beantwoorden van die vragen kunnen docenten veel aan elkaar hebben, door hun leesonderwijs met elkaar te bespreken en door goed te kijken wat er wel en niet lukt. À l’improviste gaat het lang niet altijd vanzelf, en als iets goed lukt is het de moeite waard om je af te vragen hoe dat komt. Scholen hebben het voordeel dat ze leerlingen in interacties kunnen enthousiasmeren: ze beschikken over een groot reservoir aan leerlingen van verschillende leeftijden.
De schoolbibliotheken, die na de digitalisering mediatheken zijn gaan heten, vormden de uitvalsbasis van mijn onderzoek, en gaandeweg ben ik ze steeds meer gaan waarderen. Zozeer, dat Lezen is iets tussen mensen een pleidooi voor de schoolmediatheek is geworden. Schoolmediatheken hebben net als openbare bibliotheken door digitalisering een gedaantewisseling ondergaan. Nog steeds zijn het opslagplaatsen waar je boeken kunt lenen, maar je kunt er ook terecht als je een computer wilt gebruiken, of wanneer je op zoek bent naar een rustige werkplek. Je kunt er cursussen volgen en elkaar ontmoeten. Bibliotheken zijn veel laagdrempeliger geworden dan ze vroeger waren. Het zijn niet langer tempels van geleerdheid, niet langer zijn het grootschalige studeerkamers.
Bibliotheken en mediatheken zijn multi-functionele, laagdrempelige instellingen geworden. Op scholen van voortgezet onderwijs kunnen kinderen er ook in tussenuren of na school terecht. Ze kunnen er naar de verfilming van boeken kijken, ze kunnen er met een hele klas om de beurt een stukje uit een boek lezen, ze kunnen er leesevenementen voorbereiden zoals de leeswedstrijd Read2me, of Er was eens… . Mediatheken zijn bij uitstek geschikte plaatsen om met teksten in aanraking te komen, om te lezen, om boeken uit te kiezen, om naslagwerken te raadplegen, om anderen te ontmoeten en met elkaar over boeken te praten, al dan niet in leesclubjes.
Mediatheken bevinden zich binnen de orde van de school maar buiten de orde van de klas. Ze vormen een schakel naar de buitenwereld, ze hoeven zich niet aan een curriculum te houden, ze hebben geen last van de sociale dynamiek in een klas. Kinderen krijgen er meer zelfstandigheid dan in de klas, en ze komen er beter tot hun recht. Mediathecarissen kunnen hen meer aandacht geven, ze kunnen hun belangstelling peilen en op basis daarvan geschikte boeken aanraden.
Mediatheken zouden ook plaatsen moeten zijn waarin kinderen leren over de mogelijkheden en moeilijkheden van digitalisering. Mediathecarissen zouden dan ook deskundig moeten zijn in de digitale wereld, zodat ze als digitale coaches kunnen fungeren. Ze zouden een rol kunnen spelen bij het ontwikkelen van een digitale leerlijn, dwars door alle leerjaren en dwars door alle vakken heen. Ze zouden een aanvulling kunnen geven op de vaak wat beperkte deskundigheid van docenten.
Maar zover is het nog niet. Mediatheken zijn een bedreigde soort, waar niet veel belangstelling voor bestaat. Veel mediathecarissen zijn toe aan hun pensioen en lang niet alle mediatheken worden in de lucht gehouden. Hun aantal is de afgelopen tijd sterk teruggelopen. In 2012 waren er 709 bibliotheken, in 2019 nog maar 561. Je zou verwachten dat iedereen die gealarmeerd is over het leesniveau van Nederlandse kinderen – en dat zijn er nogal wat – in rep en roer zou raken van die verdwenen schoolbibliotheken, meer dan 20% in zeven jaar. Toch is dat niet het geval. Hun verdwijning heeft zich in stilte en zonder protest voltrokken. Een pleidooi voor de schoolbibliotheek is dan ook hard nodig!
Hierna een fragment uit het boek.

Wat over het lage leesniveau van kinderen wordt verteld, is vaak weinig verrassend. Maar tijdens mijn bezoeken op school gebeurden er veel onverwachts, positieve dingen die ik niet altijd begreep maar die me wel optimistisch stemden. De ontmoeting met de Ghanese Nana, een veertienjarig meisje op het Mundus College, kan dat illustreren. Met haar leesloopbaan weerspreekt ze alle clichés over kinderen die geen zin hebben in boeken. Ze is op school begonnen in de analfabetenklas en moest eerst niets van lezen hebben. Nors en boos was ze. Maar daarna kreeg ze de smaak te pakken en begon steeds meer te lezen. Toen het Mundus College een prijs wilde uitreiken aan de leerling die dat jaar de meeste boeken had geleend, bleek zij als tweede te scoren. Monique, de bibliothecaresse, was daarvan zo onder de indruk dat zij een extra prijs instelde.
Als ik het meisje vraag wat ze op dit moment leest haalt ze enthousiast een boek uit haar tas. Het is van de vroegere weerman Erwin Kroll en het heet Het weer. Ik ben er verbaasd over dat ze juist dit boek heeft gekozen. Het ziet er erg technisch uit, het gaat over hoge- en lagedrukgebieden, over windkracht en onweer. Heel leuk vindt ze het. Ze laat nog een ander boek zien: Ik word jou!. Dat gaat over twee kinderen waarvan de ene piloot wil worden en de andere dierenarts. Ze ontdekken dat je voor die beroepen dingen moet kunnen die ze doodeng vinden en ze gaan alvast oefenen. Nana vertelt dat ze haar broertje altijd voorleest. Hij is net acht jaar geworden. Thuis spreken ze Engels en Twi, een Ghanese taal. Haar moeder kan een beetje Nederlands.
We gaan samen naar de boekenkasten en ze laat me alle boeken zien die ze de afgelopen tijd gelezen heeft. Ze weet precies waar ze staan en gaat kriskras door de bibliotheek heen. De muziek van Lahip, van Annemarie Jongbloed vindt ze heel leuk. Van Annie M.G. Schmidt en Harrie Geelen las ze Ik wil alles wat niet mag. Ze las De Kikkerkoning en Twee keer raak van Vivian den Hollander. En Waar is de jas? van Paul van Loon. Dan nog een strip van Van Loon, met de titel Dolfje Weerwolfje. Eerst bekijkt ze de omslag van een boek en dan kiest ze. ‘Alles is leuk’, zegt ze, en als het tegenvalt zoekt ze een ander boek. Ze heeft ook gelezen over hiphop dansen, en over basketbal. Ze vertelt dat ze een professionele basketballer wil worden. Iedere maandag speelt ze op school basketbal. Het Game of Thrones boek, A Song of Ice and Fire, daar houdt ze ook van.
Tijdens onze gang door de bibliotheek wordt ze steeds enthousiaster, en haar leesplezier is aanstekelijk. Ik weet niet hoe haar liefde voor boeken is ontstaan, maar haar verhaal stemt hoopvol en roept de vraag op hoe scholen andere kinderen met haar boekverslaving kunnen besmetten.