Dit stuk van de Belgische hoogleraar taalkunde en lerarenopleider aan de KU Leuven Kris Van den Branden verscheen eerder op zijn blog Duurzaam Onderwijs.
“De leraar maakt het grootste verschil”: volgens Hargreaves en Fullan (2012) wordt die uitspraak al jaren faliekant misbegrepen. Niet de individuele leraar heeft de grootste impact op de ontwikkeling en schoolprestaties van leerlingen, maar goed samenwerkende teams van leraren. Die maken samen het grootste verschil. In Hattie’s meta-analyses heeft “collective teacher efficacy” inderdaad een sterkere impact dan individueel leerkrachthandelen, en blijkt die collectieve factor zelfs een van de meest krachtige hefbomen voor effectiever onderwijs te zijn.
In dit verband is het opvallend hoe sterk het discours rond de loopbaan van leraren is doordrenkt van een focus op het individu. Neem nu het “doorbreken van de vlakke loopbaan”. Die wordt meestal geïnterpreteerd als het bieden van promotiekansen aan de individuele leraar, en dat gaat onvermijdelijk ten koste van andere individuele leraren die de promotie mislopen. Wordt het geen tijd dat we het systematischer hebben over het “doorbreken van de geïsoleerde loopbaan” van de Vlaamse leerkracht?
Of neem de basiscompetenties van de leraar. Basiscompetentie 8 (“ de leraar als lid van een schoolteam”) komt pas na een lijst van basiscompetenties (bv. “de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen”, “de leraar als innovator en onderzoeker”) die de lezer onbewust, en misschien zelfs ongewild, interpreteert als kenmerken van de individuele leraar. Wordt het geen tijd dat er in het discours van de basiscompetenties veel sterker en veel explicieter wordt benadrukt wordt dat basiscompetentie 8 alle andere dient te doordringen? Dat leraren, om maar 1 voorbeeld te geven, veel krachtigere innovators en onderzoekers worden als ze dat samen doen met hun collega’s? Als ze samen data verzamelen over de kwaliteit van het huidige onderwijs (en daardoor veel robuustere data verzamelen), er samen betekenis aan geven, en van daaruit samen nadenken over alternatieven en verbeteringen? En als ze die innovatieve alternatieven samen kunnen uitproberen, interpreteren, evalueren en bijvijlen?
Of neem nu de “professionalisering van de leraar”. Uit het TALIS-onderzoek blijkt dat leerkrachten zeggen het meest te leren uit samen projecten uitvoeren met collega’s, elkaar gaan observeren in de klas, en samen overleggen. OESO-onderzoek toont echter aan dat er op dat vlak in België nog een lange weg te gaan is: nascholing is nog al te vaak een individuele onderneming. De meest productieve vormen van professionalisering – de teamgebonden/gezamenlijke – blijken in de praktijk nog altijd het minst te worden benut. Wordt het geen tijd dat we het in het kader van het loopbaandebat over een “samen-scholingspact” hebben, en over maatregelen die teams van leraren structurele, systematische kansen geven om uit te groeien tot professionele leergemeenschappen?
Als een wielerploeg optimaal samenwerkt, wint de kopman. Als een schoolteam optimaal samenwerkt, winnen de leerlingen. En winnen de leerkrachten tegelijkertijd, niet alleen omdat ze van elkaar kunnen leren, en elkaar kunnen ondersteunen, en elkaar kunnen inspireren, maar ook omdat het welbevinden van mensen stijgt die positieve sociale relaties met betekenisvolle anderen kunnen uitbouwen, die zich gewaardeerd voelen en op hun beurt waardering kunnen uitstralen, die samen een gezamenlijk doel nastreven.
Hopelijk gaat het loopbaandebat dus niet over de komma’s, punten en cijfers van de individuele leraar. Dat is het debat over duurzame verbindingen tussen onderwijsprofessionals niet waard.
