
Waarom onderwijsonderzoek niet alleen problemen moet oplossen, maar ook problemen moet maken
“Why educational research should not just solve problems, but should cause them as well”
Gert Biesta, David Aldridge, Ourania Filippakou en Emma Wainwright (BERJ Vol 45/1, feb. 2019, p. 1-4; DOI: 10.1002/berj.3509)
Je kunt het artikel hier downloaden biesta et al 2019 education research cause problems
Deze maand kwam het British Educational Research Journal met een prikkelend editorial. De redacteuren van het Britse tijdschrift voor onderwijsonderzoek zetten vorig jaar al de toon met hun eerste statement als nieuwe redactie, getiteld: “Why the nature of educational research should remain contested” (BERJ februari 2018; DOI: 10.1002/berj.3326).
Deze keer gaat de redactie in op de vraag: ‘Om wat voor soort onderzoek vraagt de onderwijspraktijk?’ en formuleert op die vraag een antwoord. Onderwijsonderzoek moet niet alleen problemen oplossen, maar ook problemen aan het licht brengen en ongemakkelijke vragen stellen. Het is – minstens ook – de taak van onderwijsonderzoekers om veronderstellingen die als vanzelfsprekend gelden, in vraag te stellen en te laten zien dat wat geldt als ‘common sense’ mogelijk het uitzicht belemmert op bepaalde zaken die voor goed onderwijs belangrijk zijn.
Dit soort onderzoek geeft weerwoord aan de verwachtingen van belanghebbenden, niet om die af te wijzen maar om het gesprek op gang te brengen over de legitimiteit van dieverwachtingen.
Van onderwijsonderzoek wordt bijvoorbeeld verwacht dat het bijdraagt aan de verbetering van de onderwijspraktijk. Daartoe zou kennis moeten worden ontwikkeld over wat werkt. Hoewel deze vraag moeilijk te weerspreken lijkt, blijft devraag wat onderwijs eigenlijk ís en waar het om draait in het onderwijs, onbesproken. Toch bestaan daaromtrent uiteenlopende gezichtspunten en we kunnen pas het gesprek voeren over de vraag wat als goed onderwijsonderzoek mag gelden, als we op die voorafgaande vraag een antwoord hebben geformuleerd.
Ook is er de verwachting dat onderzoek landt in de praktijk en die verwachting is terecht, vooral wanneer onderzoek wordt gefinancierd met publiek geld. Er is een sterke tendens om dit ‘landen in de praktijk’ af te meten aan de mate waarin onderzoek leidt tot ‘bruikbare kennis’ over ‘wat werkt’, om de problemen waarmee het werkveld kampt, op te lossen. Ook wordt grote waarde gehecht aan onderzoek dat praktijknabijis, liefst uitgevoerd door de mensen die in de te onderzoeken praktijk werken. Deze claims wekken de suggestie dat er teveel onderzoek is dat niet bruikbaar want niet ‘effectief’ is, en dat academische onderzoekers te ver van de praktijk af staan om relevant onderzoek te kunnen doen.
De redactie uit haar zorg ten aanzien van de eenzijdige focus op bruikbaarheid en het idee dat verbetering van het onderwijs het meest gediend is met onderzoek dat effectief aansluit bij de vragen die leven in het veld. Ofschoon de retorische kracht van ‘doen wat werkt’ zeer groot is, zouden we, aldus de redactie, niet moeten vergeten dat dingen nooit zomaar werken in abstracte zin of in een vacuum. We zouden ons moeten afvragen: waar werkt het voorr? Het is bijvoorbeeld goed voorstelbaar dat wat werkt om toetsscores te verhogen of onzepositie in de PISA-rankings te verbeteren, niet zo goed werkt om alle jonge mensen een betekenisvolle oriëntatie op hun leven en hun toekomstige plek in de samenleving te bieden. Ook zouden we ons steeds de vraag moeten stellen: wat is de prijs die we betalen wanneer we deze of gene werkwijze inzetten? Misschien is het niet zo moeilijk om meetbare vooruitgang te boeken, maar als dat een doel op zichzelf wordt, kan het gemakkelijk leiden tot een pervertering van de bedoeling van het onderwijs.
De redactie uit haar zorg ten aanzien van de dominantie van een louter functionele opvatting van onderwijsonderzoek als problem solving. Onderwijsonderzoek dat opereert in de problematiserende modus, is zelf een pedagogische praktijk, in zoverre het verborgen aannames aan het licht probeert tebrengen en gevestigde ideeën in beweging te krijgen. Problematiserend onderzoek probeert gesprekken op gang te brengen over wat van waarde is in het onderwijs en in de samenleving. Want misschien moeten er nog andere vragen gesteld worden dan die die leerlingen, leraren, opleiders, politici en de samenleving stellen, en misschien is er nog iets anders wat we zouden moeten willen. Ook stelt dit soort onderzoek zich tot taak, om het gesprek op gang te brengen over wat van onderzoek verwacht mag worden en wat buiten de macht van de onderzoeker ligt. Dit zijn kwesties van maatschappelijk belang en de redactie dringt dan ook aan ophet publiekelijk voeren van het gesprek erover.
Lawrence Stenhouse citerend, definieert de redactie onderwijsonderzoek als ‘systematisch en publiekelijk vragen stellen’ (‘systematic inquiry made public’). Onderzoeksinstellingen zoals universiteiten en lectoraten aan hogescholen zouden de plaatsen bij uitstek moeten zijn waar men zich sterk maakt voor de vrijheid om ongemakkelijke vragen te stellen en problemen aan het licht te brengen, in plaats van zich te beperken tot de productie van oplossingen voor door anderen geïdentificeerde problemen. Ook onderzoekstijdschriften zouden het publieke gesprek over wat goed onderwijs en goed onderzoek is, moeten bevorderen door onderzoek breed toegankelijk te maken.
Ik ben als onderwijsonderzoeker heel blij met dit discussiestuk, dat ik bij deze ook voor een Nederlands publiek toegankelijk heb willen maken. Want ook in Nederland dringt de vraag zich op: Om wat voor soort onderzoek vraagt het onderwijs?
Hester IJsseling
Lector Professionaliseren met hart en ziel
Thomas More Hogeschool, Rotterdam