
Deze post schreef ik voor de Onderwijscoöperatie:
De overheid wil dat kinderen worden voorbereid op de eisen die de 21ste eeuw aan hen stelt. Dat betekent meer aandacht voor kritisch denken, creativiteit en problemen oplossen in het onderwijs. Tegelijkertijd wil die zelfde overheid de resultaten van het onderwijs meetbaar maken door middel van standaardtoetsen, leerwinst en toegevoegde waarde.
Helaas. Je kunt niet alles hebben. Die twee eisen zijn onverenigbaar.
In mijn vorige post, De verleidingen van toegevoegde waarde, gaf ik argumenten, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, waarom toegevoegde waarde een onbetrouwbaar, ongevalideerd en onrechtvaardig criterium is om de kwaliteit van scholen en leraren te meten. Het is enigszins ironisch dat de Nederlandse overheid dit beoordelingssysteem wil invoeren nu in de VS, na jarenlange rampzalige ervaringen, een heuse ‘opt out movement‘ is ontstaan en diverse staten het systeem weer afschaffen. Ik gaf daarnaast aan dat door allerlei belangengroepen, met name door de overheid, het onderwijs teveel wordt gezien als een economisch instrument, een middel om Nederland een betere concurrentiepositie op de wereldmarkt te verschaffen.
In deze post wil ik een alternatief schetsen dat het voordeel heeft dat het steunt op wetenschappelijk onderzoek en leraren helpt zich te verbeteren. Het is bovendien betrouwbaarder, transparanter en eerlijker dan een systeem gebaseerd op toegevoegde waarde, zoals de Onderwijsinspectie voorstaat. Maar eerst wil ik nog een aantal vooronderstellingen over onderwijs tegen het licht houden en de vraag stellen welke waarden het onderwijs zou moeten vertegenwoordigen.

Het curriculair spinnenweb als hulpmiddel om creativiteit te verankeren in het curriculum. (Van de SLO website)
Lees verder op de blog van de Onderwijscoöperatie hier>>
