
Het lerarentekort doet me denken aan de mop van de man die zijn sleutel zoekt in het schijnsel van een lantaarn. Als een vriend hem komt helpen en vraagt waar hij hem verloren heeft, antwoordt hij dat hij het niet weet, maar dat in het licht zoeken in elk geval makkelijker is. Waar zoeken we de oplossing voor het lerarentekort? Bij de zijinstromers. Daar brandt blijkbaar de lamp.
Zoals elke vergelijking gaat ook deze niet helemaal op. Een, het lerarentekort zullen we moeten oplossen met een lang aangehouden strategisch beleid op meerdere vlakken, niet met het terugvinden van een bestaande eenvoudige en ontegensprekelijk juiste oplossing. Twee, de straatlantaarn is een vaststaand gegeven; het licht in het onderwijsdebat richten beleidsmakers en opiniemakers tot op zekere hoogte zelf in de media. Wij, onderwijsmensen, spelen met andere woorden een dubbele rol: die van sleutelzoeker en die van bijlichter. Laat ons dus ook elders schijnen en zoeken naar andere deeloplossingen.
Hoe trek je mensen aan die je eerst weggejaagd hebt?
Dat het Vlaams onderwijsbeleid stilaan meer aandacht aan aanvangsbegeleiding besteedt, toont het groeiend besef aan dat niet-gekwalificeerden naar je voordeur proberen lokken lastig is, als ondertussen gekwalificeerden zich naar je achterdeur reppen. Maar we beseffen niet dat iemand die het onderwijs verlaten heeft en zou terugkeren drie keer winst oplevert. Toch is het zo. Een terugkeerder is 1) een gekwalificeerde leraar extra; 2) een mogelijke bijkomende reden om in het onderwijs te blijven voor wie overweegt het te verlaten en 3) iets dat het onderwijs aantrekkelijker maakt voor wie eraan denkt leraar te worden.
Dat neemt niet weg dat in Vlaanderen anno 2022 amper aandacht is voor de stille reserve van gekwalificeerde leraren die niet of niet meer in het onderwijs werken. Hooguit kijken politieke partijen, koepels en vakbonden naar de leraren die deeltijds werken en die mogelijks gemotiveerd kunnen worden om voor een voltijdse opdracht te kiezen.
Hoe zet je mensen aan om terug te keren? Eerlijk, ik weet het niet en ik vraag me af of iemand het weet. Ook voor dit deelprobleem van het lerarentekort bestaat geen enkelvoudige oplossing, laat staan dat die voor alle vroegere uitstromers soelaas zou brengen. Dit geschreven zijnde, stip ik toch graag enkele elementen aan: eerst voor de hand liggende en tot slot een ietwat verrassende.
Keer de redenen om de job te verlaten om
Een van de belangrijkste redenen om een job in het Vlaamse onderwijs op te geven is de weinig aantrekkelijke opdracht die veel starters toebedeeld krijgen. Niemand heeft graag de lastigste of grootste klassen, de minst aantrekkelijke uurroosters al dan niet over meerdere scholen gespreid en de resttaken waar anciens voor passen. Vreemd genoeg wordt dit probleem vooralsnog amper aangepakt. Voor zover het beleid daar iets over zegt, is de boodschap dat de opdrachtverdeling onder de autonomie van de school valt; de school die men impliciet verwijt een slecht personeelsbeleid te voeren. De recente aankondiging dat starters in de toekomst minder les zullen moeten geven voor een voltijdse opdracht klinkt als een politieke voltreffer: het beleid toont daadkracht en iedereen zal tevreden zijn… zolang niemand erover nadenkt. Je hoeft geen genie te zijn om te weten dat een groep leraren minder lesuren laten geven op korte termijn het lerarentekort vergroot, tenzij de opdracht van de anderen evenredig verzwaard wordt. Niets daarover. Een beleid dat geen selectieve opdrachtverlichting die het niet kan waarmaken belooft maar erop toeziet dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen zou nochtans geloofwaardiger zijn.
Dat niet iedereen er gelukkig mee zal zijn, is duidelijk. Er zijn anciens die luidop zullen herhalen wat een leraar me vroeger zei toen ik dat idee publiek opperde, namelijk dat een dergelijk voorstel de starters privilegieert en hen schaadt. Zij zijn immers ook jaren door de shit gemoeten… Mijn tegenargument dat een onrechtvaardig systeem niet rechtvaardig wordt wanneer je er na verloop van tijd door bevoordeeld wordt, heeft hem wellicht niet overtuigd. De kans is groter dat hij het licht ziet als hij zou vaststellen dat hij minder goed begint te liggen bij jongere collega’s. De boemerang kan nog harder terugkomen. We weten dat slechte relaties en een gebrek aan steun een reden zijn om het onderwijs te verlaten. Als dat aanhoudt zullen degenen die vandaag op hun vermeende verworven rechten staan, alsnog extra aan de bak moeten. Zelfs als ze daarvoor passen zitten ze mee met de gebakken peren van minder goed voorbereide leerlingen die in hun klassen toestromen, tenzij ze op de brede rand van hun pensioen kleur bekennen en après moi le déluge roepen.
Zijn ze gewoon verloren?
Een reden wegnemen waarom iemand ooit vertrokken is, kan voorkomen dat anderen de weg naar de uitgang volgen, maar is voor de eerste persoon daarom nog geen reden om zich terug naar de ingang te begeven. Er zijn trouwens nog redenen die leraren uit het onderwijs drijven. De lijst die het SONO onderzoek “De loopbaan van onderwijsprofessionals” voor Vlaanderen opmaakt, is wellicht herkenbaar voor Nederland. Het vele werk, de stress en de als overdreven aangevoelde administratie duwen ook mensen uit het onderwijs. Maar wanhopig moeten we daar niet van worden. Wel integendeel. Het vele werk zal niet verdwijnen maar haalbaarder worden als starters en herintreders een meer passende opdracht krijgen en als de planlast die klaarblijkelijk iedereen wil verminderen effectief aangepakt wordt. Mirakels zijn daar niet voor nodig. Zelfs de stress zal om twee redenen draaglijker zijn. Een betere opdracht neemt sowieso stress weg. Betere werkrelaties helpen eveneens. Naast het werk en de context is ook wie terugkeert niet meer dezelfde. We vergeten al te vaak dat de startende leraren die we zwaar belasten jonge mensen zijn die het sowieso al bijzonder moeilijk hebben met het op eigen benen staan en een leven uitbouwen. Wie terugkeert naar het onderwijs of dat overweegt te doen, is rijper en heeft op andere levensdomeinen vaak al meer stabiliteit gevonden dan zijn jonger alter-ego jaren daarvoor.
Wees realistisch, hoor ik u denken. Mensen hebben voor een plan B gekozen en dat plan kan hen prima bevallen zijn. Terugkeren naar het onderwijs, waar ze een crisissituatie beleefd hebben, is hun laatste optie. Het is mogelijk, meer nog, het zal voor velen zo zijn. En toch. Wat zou er mooier zijn dan terugkeren, to finish what I’ve started, zoals ik menig acteur in films of atleten in sportdocumentaires heb horen zeggen. Vergeet niet, veel uitstromers geven aan dat ze een job in het onderwijs – werken met de jongeren, hen iets aanleren – nog altijd waardevol vinden. De kern van hun motivatie kan ondergesneeuwd zijn, ze is daarom niet weg.
De missing link
We weten uit onderzoek hoe belangrijk zelfeffectiviteit – of het gevoel dat je je vak beheerst – is. Zelfeffectiviteit wordt doorgaans als een individuele factor beschouwd die de lerarenloopbaan bepaalt in tegenstelling tot de hoger genoemde contextfactoren die meer aandacht krijgen. Maar een individuele factor als zelfeffectiviteit hangt ook af van de context waarin je werkt. Voel je maar eens een topprofessional, als je op dag één al voor de moeilijkste klas gezet wordt en je niet kan steunen op je collega’s. Mijn punt is dat er uit ons onderwijssysteem mensen zijn verdwenen die er meer op hun plaats waren dan bepaalde anderen die gebleven zijn. Een aantal van hen zal ondertussen gemerkt hebben dat werken in de privé ook niet alleen rozengeur en maneschijn is en dat ze diep vanbinnen nog graag een sociale steen verleggen. Maar die mensen zullen ongetwijfeld twee hinderpalen op hun weg terug zien: hun eerder genoemde zelfeffectiviteit en de angst om de elders verworven zekerheid op het spel te zetten. Grote risico’s en terechte zorgen, maar niet noodzakelijk onoverkomelijke problemen.
Collega’s in onze hogeschool hebben het plan opgevat om vijf vakken als microcredential aan te bieden voor potentiële herinstromers in het secundair (voortgezet) onderwijs. Het lijkt me een interessant antwoord op twee grote redenen die sterke profielen beletten om terug te keren. De toppers waar ik op doel, willen niet als een amateur de klas en de leraarskamer terug instappen. Ze beseffen dat ons onderwijs geëvolueerd is en dat ze hun professionele competenties van vroeger moeten reactiveren en actualiseren. Als ze terugkeren, willen ze er staan. Laat maar komen die opfriscursus didactiek, zorg in het onderwijs en E-learning.
Er zomaar opnieuw instappen en een zekere job laten staan voor een onzeker bestaan, gaan ze geen twee keer doen. Nee, die mensen willen wel eerst terug proeven van het onderwijs voor ze hun huidige job opgeven. Ze willen zelfs een beetje vakantie opnemen om stage te lopen als daar een goede begeleiding tegenover staat. Zelfs voor wie de test uiteindelijk zou tegenvallen, is het winst. Beseffen dat een terugkeer naar het onderwijs niets voor jou is, betekent immers ook dat je in vrede dat hoofdstuk kan afsluiten. En de anderen, zij bij wie de onderwijsmicrobe nooit gestorven is, zij die het terug voelen kriebelen,… zij kunnen terug. Ze staan steviger in hun schoenen en hebben de scholen voor het uitkiezen. Reken maar dat ze er een uitkiezen die hen een opdracht op maat geeft.
Dat zullen we toch geleerd hebben. Met een jonge starter is te lang gesold, met deze mensen zal dat niet kunnen. Als we hen willen, dan niet voor de restjes.
Noot
Deze tekst is een uitgebreide versie van een opiniestuk in De Morgen van 29 augustus 2022 dat op zijn beurt aansluit bij een artikel van De Morgen journalist Pieter Gordts in diezelfde krant.
Referenties
Link naar de microcredential waarvan sprake: https://www.odisee.be/opleidingen/opfriscursus-leraarschap-didactiek-en-onderwijspraktijk
Link naar het Vlaams SONO-onderwijsonderzoek De loopbaan van onderwijsprofessionals.
Foto
Geralt (Gerd Altmann) op Pixabay
https://pixabay.com/nl/photos/boord-school-universiteit-onderzoek-4444443/
