Sinds de laatste Staat van het Onderwijs (april 2022) is duidelijk wat in het onderwijs al langer bekend is: de basisvaardigheden behoeven onderhoud en reparatie. Reeds bevoegde leraren zouden daarvoor extra professionalisering moeten volgen om zelf deze vaardigheden goed te kunnen onderwijzen.
Welke vakken allemaal onder die basis vallen, lijkt de volgende discussie te worden. Zijn dat alleen rekenen, lezen en taal? Wat valt er allemaal onder taal en lezen? Volgens het ministerie moeten we ook inzetten op digitale vaardigheden en burgerschap. Maar waar zijn de wereldoriënterende vakken dan gebleven? Je kunt namelijk op school wel leren hoe we in Nederland met elkaar omgaan en hoe onze democratie werkt, maar kinderen moeten ook leren hoe de rest van de wereld in elkaar zit en hoe we daar gekomen zijn. Bovendien weten we dat deze achtergrondkennis onontbeerlijk is om teksten te begrijpen.
Tegenstelling
Wat wel en wat niet onder basisvaardigheden en basiskennis valt is niet het enige onderwerp van het huidige onderwijsgesprek. Hoe we dit alles organiseren (zeker met het huidige lerarentekort) blijft ook altijd weer een dankbaar gespreksonderwerp. Zo gaf dit voorjaar (2022) de ene week de inspectie nog aan dat scholen zich moeten concentreren op de basisvaardigheden en verder moeten professionaliseren (je kunt daar van alles van vinden en je kunt je wel of niet aangesproken voelen), maar het staat in schril contrast met het idee dat een week later werd geopperd om het lerarentekort het hoofd te bieden: je kunt meerdere klassen op een leerplein neerzetten en daar bijvoorbeeld een jeugdwerker de vragen laten beantwoorden.
In het vo zal dit al geen sinecure zijn als leerlingen allerlei soorten vragen hebben over bijvoorbeeld het Franse werkwoord, een wiskundige vergelijking of een natuurkunde vraagstuk, ook in het basisonderwijs wordt dan onderschat wat kinderen leren en hoe dat goed uitgelegd kan worden. Als leerlingen na de instructie van de leraar alsnog vastlopen, kan de jeugd- of pedagogisch (mede)werker dat dan oplossen? Dat dit in het basisonderwijs inderdaad geen oplossing is, is bekend, getuige dit citaat:
‘Voor de bovenbouw heeft de school besloten om alleen nog leerkrachten in te zetten. Pedagogisch medewerkers van de bso werden onder schooltijd ingezet voor begeleiding van leerlingen tijdens het zelfstandig werken. Dat zijn voor leerlingen al vertrouwde gezichten. Financieel is dat aantrekkelijk voor de organisatie: meer handen op de werkvloer voor hetzelfde geld. In de praktijk bemerkten we echter tekortkomingen op het didactische vlak.’
Wat is een leerplein?
Wat wordt er eigenlijk onder leerpleinen verstaan en is er al voldoende ervaring opgebouwd met dit concept? Het is namelijk een ingrijpende verandering die meestal ook de nodige gevolgen heeft voor het fysieke schoolgebouw. Ik vond onder andere de volgende omschrijving:
Een leerplein is een ruimte in een school waar leerlingen zelfstandig of in groepjes aan opdrachten kunnen werken. Vaak zijn er subruimtes voor de diverse activiteiten van leerlingen. (…) Een leerplein biedt de mogelijkheid voor leerlingen om de leerstof na de instructie in alle rust zelfstandig te verwerken. In het klaslokaal zitten namelijk relatief veel leerlingen in een kleine ruimte en wordt er vaak instructie gegeven. Voor leerlingen met concentratieproblemen is dat ongunstig. (…)
In bovenstaande definitie zitten nogal wat aannames. In een klas zou het ongunstig zijn voor leerlingen met concentratieproblemen… terwijl er in de eerste zin staat dat op het leerplein ook groepjes met elkaar aan een opdracht kunnen werken. Dat laatste zal over het algemeen met het nodige overleg plaatsvinden. En laat praten nu juist een van de meest afleidende geluiden te zijn, iets waar je automatisch naar gaat luisteren omdat het betekenisvol lijkt te zijn. Je aandacht wordt er als het ware naar toe gezogen. Zelf heb ik een aantal scholen bezocht met leerpleinen, maar het viel mij iedere keer op dat er veel leerlingen op een leerplein inderdaad ‘samenwerkend’ (pratend) met elkaar zitten te werken. Dat is blijkbaar zo ongunstig voor leerlingen met concentratieproblemen dat er ook stilteruimtes (voorbeeld van zo’n subruimte) zijn, waar je ongestoord kunt werken. Deze werden dan vol trots getoond. Toch heb ik nog nooit een reguliere school met klaslokalen gezien die een stilteruimte (nodig) had.
Het voordeel van klassikaal onderwijs is juist dat na de gezamenlijke instructie de (meeste) leerlingen in alle rust zelfstandig aan het werk gaan om de leerstof te verwerken. Dat er momenten zijn dat nog enkele leerlingen zachtjes een verlengde instructie krijgen aan een instructietafel, kan nauwelijks worden aangevoerd als ongunstige factor voor leerlingen met concentratieproblemen. Ongunstiger dan groepjes samenwerkende leerlingen of meerdere coachende leraren op een leerplein is het zeker niet.
De definitie is daarnaast stellig over het feit dat er in een klaslokaal relatief veel leerlingen in een kleine ruimte zitten. Of dat er gemiddeld meer zijn dan op een leerplein is maar zeer de vraag. Op leerpleinen, en deze zijn inderdaad groter dan klaslokalen, zitten ook meer leerlingen. Soms wel vier klassen. Bij de bouw van elke school wordt een budget gehanteerd dat niet plots veel royaler is als er leerpleinen (en subruimtes) in de plannen worden opgenomen. Er zijn wettelijke bepalingen voor het bruto vloeroppervlak van het hele schoolgebouw en dat wordt uitgedrukt in een minimaal aantal vierkante meters per leerling. Of er dus relatief meer leerlingen in een klaslokaal zitten dan op een leerplein hangt dus af van de verdeling van de overige (sub)ruimtes.
Ervaring met leerpleinen
Het onderwijs op leerpleinen wordt vaak ingegeven door een wens om het onderwijs ‘anders’ te organiseren. Dat ‘anders’ is dan gestoeld op een onderwijsconcept dat uitgaat van gepersonaliseerd leren, dat maatwerk tot doel van onderwijs heeft verheven. Kinderen zouden zo ook hun eigen talenten ontdekken en ontwikkelen. Deze laatste zin is al een onderwijsdiscussie op zich.
Dat ‘anders organiseren’ in open leerruimtes is overigens niet zo nieuw als menigeen denkt. Deze open plan classrooms werden zestig jaar geleden voor het eerst populair. Er is dus al ervaring met deze vorm van onderwijs en de gebruikers noemen afleiding door geluid en de akoestiek als grote nadelen.
Leerlingen geven aan de leraar niet altijd goed te kunnen verstaan, omdat er regelmatig meerdere leraren of andere leerlingen tegelijk op het leerplein aan het woord zijn. De volgende afbeelding (Kenny, 2018) laat dat duidelijk zien:
Dat staat dus in schril contrast met de bovenstaande definitie waar juist de instructie in het klaslokaal als bron van afleiding wordt genoemd. Geluid kan naast storend ook vermoeiend zijn en met name introverte leerlingen hebben hier last van. Eénderde tot de helft van de mensen is introvert en heeft last van een onrustige, prikkelbare omgeving. Zij komen niet tot bloei in drukke klaslokalen en zeker niet op leerpleinen. Susan Cain schreef er een boeiend boek over.
Australisch onderzoek (2014) naar de akoestiek in open leerruimtes in vergelijking met klaslokalen bij kleuters laat eenzelfde beeld zien. Leraren hebben meer moeite om zich verstaanbaar te maken, wat leidt tot stemproblemen, hogere bloeddruk, hoger stressniveau, hoofdpijn en vermoeidheid. De kinderen in de open leerruimtes hadden een lagere spraakperceptie (ze verstonden losse woorden minder goed, terwijl dat essentieel is bij mondelinge taalverwerving en aanvankelijk lezen) en reageerden minder adequaat als de leerkracht de aandacht vroeg. Dit zijn vermoeiende omstandigheden waarin mogelijk minder geleerd wordt. Deze effecten zijn nog groter wanneer kinderen verder bij de leraar verwijderd zitten, bij kinderen met een slechter gehoor of kinderen die een andere thuistaal hebben. Natuurlijk is het in een klaslokaal ook niet altijd even stil, maar er zijn minder verstoringen van buitenaf (andere klassen), omdat deze zich niet in dezelfde ruimte bevinden én de negatieve geluidseffecten zijn aantoonbaar een stuk minder.
In open leerruimtes krijgen kinderen meer en andere prikkels te verwerken: er vinden meer loopbewegingen plaats en er valt altijd wel wat te zien en te ontdekken en dat beïnvloedt de concentratie en het verdiepend leren. Door het onderwijs zo te organiseren kan ook een gevoel van massaliteit ontstaan, waardoor kinderen zich minder geborgen voelen. Bij enkele onderwijsconcepten kan het tevens leiden tot te veel zelfstandig werken: ze gaan instructie ‘halen’ wanneer zij dat nodig vinden. Inmiddels zijn er voorbeelden bekend waar deze open space scholen weer zijn teruggebouwd naar gebouwen met klaslokalen. Daar gaat dan uiteindelijk veel (onderwijs)geld mee gemoeid.
Leerpleinen en het lerarentekort
Omdat in het eerdergenoemde artikel het lerarentekort als reden werd gegeven om het onderwijs anders te organiseren is de vraag gerechtigd of dit anders georganiseerde onderwijs met minder leraren georganiseerd kan worden. Daar is onderzoek naar gedaan tussen 2011 en 2014 met subsidie van OCW. Het was de bedoeling om naar innovatieve manieren te kijken om het onderwijs anders én met minder leraren te organiseren. De arbeidsproductiviteit van leraren (aantal leerlingen per fte leraar) blijkt echter niet significant te verschillen, zeker niet als je het niveau van het gegeven onderwijs op peil wil houden en dat onderwijspeil was nou net de aanleiding van de zorgen in de Staat van het onderwijs. Bij dit experiment met leerpleinen wordt in het begin nog een significant positief effect gevonden van de Cito-scores Rekenen en Taal, bij de nameting is dit effect significant negatief. In de conclusie wordt daarom aangegeven dat het deelnemen aan het experiment het positieve effect aan het begin verklaart, iets wat ook bekend staat als het Hawthorne-effect.
Ondertussen zitten de sectoren waar de extra handen in de klas bij dit anders organiseren vandaan zouden moeten komen (bijv. pedagogisch medewerkers, jeugdwerkers) zelf ook al jaren met enorme personeelstekorten. Dit is niet onbelangrijk bij een onderwijsvernieuwing. Als van tevoren al bekend is dat er te weinig mensen zijn om een verandering succesvol uit te voeren…
Voordat scholen of besturen aan de slag gaan met het anders organiseren van hun onderwijs is het goed om eerst na te denken voor welk probleem dit de oplossing is. Of de basisvaardigheden beter beheerst worden óf het lerarentekort het hoofd geboden kan worden…het is maar zeer de vraag.