Lessen bij Klassen

Wie Waar je wieg staat heeft bekeken, die wordt het zwaar te moede. De Human-documentaire van Sarah Sylbing en Esther Gould is de eerste aflevering van Klassen, een zorgvuldig gemaakte serie ‘over de strijd voor gelijke kansen in het onderwijs’.

Je ziet moedige, goeiige achtstegroepers, die zich bewonderenswaardig door het selectieproces op school heenslaan.
Je ziet de slimste jongen van de klas, met het slechtste rapport.
Je ziet de lieve, betrokken leerkrachten die hun idealen onder hun vingers zien wegglippen.
Je ziet hoe PvdA-wethouder Marjolein Moorman die met een enorme inzet ‘gelijke kansen’ dichterbij probeert te brengen, in de voetsporen van generaties partijgenoten.

De serie speelt zich af in Amsterdam Noord, en dat is ook het gebied waar Co van Calcar eind jaren 1960 met zijn ‘innovatieproject’ begon. Het was in die tijd een nieuw inzicht dat arbeiderskinderen hun schoolloopbaan al met een achterstand begonnen en Co van Calcar ontwierp stimuleringsprogramma’s om hen bij te scholen.

Inmiddels zijn we meer dan een halve eeuw verder en wat zijn we weinig opgeschoten! Er zijn talloze innovatieprojecten opgezet, talloze onderzoeken uitgevoerd, maar de sociale kansenongelijkheid in het onderwijs is een taai probleem gebleken. Dat is ook te lezen in Thijs Bol’s commentaar op Klassen.

Lessen

Laten we kijken of er op basis van de ervaringen van de laatste 50 jaar een aantal lessen zijn te trekken.

1. ‘Education cannot compensate for society’

Dat was de titel van een artikel van Basil Bernstein in 1970. Bernstein wilde natuurlijk niet zeggen dat onderwijs niets kan uitrichten. Veel kinderen die thuis niet veel ontwikkeling kregen, hebben dat op school kunnen inhalen. Stimuleringsprogramma’s hebben sommigen daarbij geholpen. Maar de invloed van de eerste mensen met wie kinderen zich identificeren, hun vaders, moeders, broers, zussen en anderen die hen na staan, is ook voor slimmeriken niet af te schudden. ‘School is niet voor ons soort mensen’ is voor heel veel kinderen een stille boodschap die hen hun leven lang bijblijft als ‘school is niets voor mij’. Scholing kan ook een breuk betekenen met het gezin waarin kinderen zijn opgegroeid, een pijnlijk losmakingsproces waartoe niet ieder kind bereid of in staat is. De schoolprestaties van kinderen zijn een optelsom van hun biografie en de maatschappelijke verhoudingen waarin ze opgroeien, met alle ongelijkheid van dien. Zie hun prestaties daarom niet meteen als een indicatie voor hun intelligentie en werk op school aan hun motivatie en zelfvertrouwen.

2. Vroege selectie

De tweede les is typisch voor het Nederlandse onderwijsstelsel. Dat kent een vroege selectie. Kinderen worden op hun twaalfde jaar gesorteerd over twee typen onderwijs: het hoger gewaardeerde algemeen vormende onderwijs, de havo en het vwo, én het lager gewaardeerde, meer beroepsgerichte vmbo. Een reeks van onderzoekers waarschuwt ervoor dat veel kinderen met laagopgeleide ouders meer tijd nodig hebben om te bepalen in welke richting zij zich het best kunnen ontwikkelen. Het vroege selectieproces zet te snel een spoor voor hun latere leven uit, het zet hen vast.

3. Sociale ongelijkheid

Een derde les heeft ook met de vroege selectie te maken. Vanaf de jaren 1980 is de sociale ongelijkheid in Nederland groter geworden, en een van de zorgen is dat verschillende bevolkingsgroepen daardoor niet meer met elkaar in aanraking komen. Rijk woont in dure buurten en treft alleen maar rijk, arm woont in arme buurten en treft alleen maar lotgenoten. Een vroege selectie is een institutionele bevestiging van dergelijke segregatieprocessen.

Gelukkig zijn er de middengroepen, een groot gezelschap dat contacten met hoger en lager onderhoudt. En gelukkig zijn er de basisscholen waar kinderen van verschillende komaf elkaar nog wel kunnen treffen en vrienden kunnen worden. Die vorm van integratie wordt door de selectie na de achtste groep op brute wijze afgebroken. Dat is te vermijden door het stelsel zodanig te veranderen dat kinderen niet op hun twaalfde jaar van elkaar worden gescheiden.

Verlengde, ongedeelde basisschool

Langer ongedeeld naar de basisschool zou een reeks problemen oplossen die inherent zijn aan ‘de ideologie van de gelijke kansen’ en het daaraan impliciete streven naar meritocratisering. Die problemen worden in Klassen niet gesignaleerd, maar dat gebeurt wel in drie boeken die kortgeleden zijn verschenen:

  • mijn eigen boek Omgaan met ongelijkheid. Over het oude leren en het nieuwe werken (2019) (zie hier);
  • The Tyranny of Merit. What’s Become of the Common Good? (2020) van Michael Sandel;
  • Head, Hand, Heart. The Struggle for Status and Dignity in the 21st Century (2020) van David Goodhart.

De auteurs bekritiseren meritocratisering vanuit onderwijs en beroep, ze leggen verschillende accenten, maar hun kritiek heeft een aantal elementen gemeen.

Gelijke kansen?

Allereerst richt de ideologie van gelijke kansen zich op het selecteren van individuele kinderen zonder veel aandacht voor de toekomst van het gezelschap dat niet is uitverkoren. De samenleving valt daardoor uiteen in winners en losers, terwijl het deze ideologie ontbreekt aan een wenkend maatschappelijk perspectief waarin voor iedereen plaats is.

De ideologie maakt een achterhaald onderscheid, tussen scholing gericht op theorie en op praktijk, op hoofd en hand. School selecteert op intelligentie en gaat daarmee voorbij aan de gevarieerde eisen die aan de vermogens van werkenden in de 21e eeuw worden gesteld. Hoger onderwijs is het hoogste streven in het onderwijs, maar veel beroepen waarvoor dat opleidt kunnen net zo goed gemist worden. Ondertussen worden middelbaar beroepsonderwijs en middenberoepen ondergewaardeerd.

rmvandaalen's avatar

3 Reacties naar “Lessen bij Klassen”

  1. Onbekend's avatar

    Inderdaad, een verontrustende serie. Rineke van Daalen geeft goed aan waar de schoen wringt. ‘De strijd om de posities’ waardoor onze samenleving zich kenmerkt – en die we legitimeren met de term ‘meritocratie’ – hebben we nu de school binnengehaald. Met de zogenaamde gelijke-kansenideologie (er zijn geen gelijke kansen!) hebben we het sociaal darwinisme getransformeerd in ‘educatief darwinisme’. Wie zijn de slachtoffers? Niet alleen die Nederlands-Surinaamse jongen waar niemand zich meer om bekommert en die door iedereen wordt uitgekotst, maar ook dat jongetje met zijn havo/vwo-advies. Het is pervers als politici in plaats van te vechten voor een rechtvaardige samenleving en zich verzetten tegen de al maar toenemende maatschappelijke ongelijkheid leraren bekritiseren op onder-adviseren. Leraren die dat doen zijn verstandig omdat ze hun leerlingen weg willen houden van die perverse ratrace waar ‘the winner takes it all’. Waarom mag die leerling die ‘als die alle zeilen bijzet’ misschien wel vwo kan halen geen goede loodgieter worden? En waarom hossen die twee bestuurders die ongetwijfeld hebben ‘doorgeleerd’ en heel wat meer verdienen dan de leerkracht in groep 8 mee met de kinderen van die groep? Wat hebben deze academici eigenlijk nog toe te voegen aan de echte pedagogische expertise van deze groep-8-leraar? Haar expertise heeft niets met hun academische kennis te maken, maar met praktische intelligentie; dat is dezelfde praktische intelligentie die van een loodgieter een goede loodgieter maakt!

    Bestuurders, houd op met dat meehossen, laat je omscholen tot leraar en durf ‘die prijs’ te betalen! En mevrouw de wethouder, maak je druk om de toenemende maatschappelijke ongelijkheid en zet je nu eens in voor het mbo. Zorg dat daar meer kinderen naar toe gaan!!!  

    Like

  2. Onbekend's avatar

    Laat de serie Klassen aanleiding zijn tot meer experimenten waarbij de kansen voor iedere leerling verhoogd worden

    De serie Klassen schildert in mooie persoonlijke portretten een beeld van een paar hardnekkige problemen in het onderwijs. Zoals het effect van de verschillende thuissituaties en de opleiding van de ouders op het succes op school. De enorme stress die te vroege keuzes met zich meebrengen. Onderadvisering zorgt voor vermorsing van talent en leidt niet zelden tot selffulfilling prophecy. Gianny lijkt zo’n voorbeeld te zijn van een jongen die niet op de juiste manier wordt begeleid en uitgedaagd, niet in staat is zichzelf bij de haren uit het moeras te trekken en zakt steeds verder weg. Het opgesloten raken in buurten met gelijke lage sociaal-economische achtergrond verkleind de kansengelijkheid. 

    Komen vmbo’ers en gymnasiasten elkaar nog wel tegen?
    Na de Basisschool komen leerlingen op grotere scholen in het voortgezet onderwijs (VO) en ontmoeten ze meer kinderen uit andere buurten met andere sociaal-economische achtergronden. Die ontmoeting wordt weer ingeperkt door afzonderlijke gebouwen voor de verschillende richtingen. Vmbo vaak apart, havo en vwo vaak samen en het gymnasium weer apart. Waar treffen de vmbo’ers en de gymnasiasten elkaar nog? Onlangs las ik een onderzoek waaruit bleek dat de hoogste scores op het vmbo niet veel afweken van de laagste scores vwo. 

    Op het VO komen er nog een paar problemen bij
    Op het VO komen er nog een paar problemen bij: lerarentekort, lage motivatie voor lessen (onderzoeken Inspectie en OESO), onvrede met het leerstofjaarklassensysteem, keurslijf van cijfers en toetsen, grote werkdruk bij docenten en een knellend curriculum en urentabel die vakoverschrijdende trajecten en projecten moeilijk maken. Ruimte voor plotseling opkomende maatschappelijke kwesties is er niet. De vraag van de politiek om aandacht te besteden aan de moord op de Franse docent Samuel Paty en de rol van cartoons bij de vrijheid van meningsuiting zou een zoektocht met leerlingen kunnen opleveren naar de fasen van radicalisering en het uitwisselen van eigen ervaringen en zienswijzen. En samen op zoek gaan naar manieren om het afglijden van jongeren tegen te gaan. Dat kan alleen als er een veilige dialoog op gang gebracht kan worden waarbij de docent rekening houdt met ontsporingen. Daar is echter geen tijd voor!

    De nieuwsgierigheid van groep 8 is weg na de overstap naar het VO
    Het aanstekelijke enthousiasme van de leerlingen van groep 8 in de serie Klassen tijdens de excursie naar de Hortus in Amsterdam is prachtig om te zien. Het barst van de nieuwsgierigheid en het plezier van iets te ontdekken dat ze in de klas geleerd hebben. Bij de overgang van groep 8 naar het VO lijkt vaak die nieuwsgierigheid als sneeuw voor de zon te verdwijnen. De wereld is plotseling heel anders. Grote school, van uur tot uur een andere docent, een ander vak en vaak andere regels, veel toetsen, een competitieve sfeer onder leerlingen en de neerbuigende bejegening van oudere leerlingen van de ‘brugpiepers’.  

    Weinig vernieuwing in het VO
    In het basisonderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs zijn de afgelopen jaren veel veranderingen uitgeprobeerd en uitgevoerd. In het VO zijn de veranderingen marginaal en voor de genoemde problemen hierboven gloort nog geen licht aan het einde van de tunnel. Er wordt blijkbaar weinig urgentie gevoeld om het groot onderhoud ter hand te nemen. De vraag is dan: wanneer zal de wal het schip doen keren? Maar misschien een veel interessantere vraag is: wat gaan het onderwijs en de politiek nu en in de nabije toekomst doen om een paar van die hardnekkige problemen op te lossen? 

    Behoefte aan experimenten
    Aan grote stelselwijzigingen vanuit Den Haag is in het onderwijsveld geen behoefte. Dat hoor je al decennialang uit de kring van docenten. Maar meer experimenteerruimte voor een andere aanpak zou met name docenten de mogelijkheid bieden om de stress van de huidige werkdruk om te zetten in passie. Werkdruk voor iets wat je niet leuk vindt levert stress op, maar werkdruk voor iets wat je wel leuk vindt is passie. 

    In mijn boek Wie durft deze school aan? schets ik de fictieve school Stellalusat die de bovenstaande problemen te lijf gaat met doorbreking van het leerstofjaarklassensysteem, leerstof in vakoverschrijdende workshops, eigenaarschap voor leerlingen door te kunnen kiezen voor workshops, motivatie en succesbeleving als fundament voor effectief leren, geen cijfers en toetsen, maar directe feedback gericht op persoonlijke ontwikkeling en groei, inzet van leerlingen bij de hele schoolorganisatie, inzet van oudere leerlingen als coaches, docenten die samen alle leerstof samenstellen en een schoolgebouw met veel faciliteiten dat voor leerlingen als mede-eigenaar ook ’s avonds, in het weekeinde en in vakanties beschikbaar is. Met het bieden van de faciliteiten buiten schooltijden kunnen veel leerlingen een tekort aan rijke context thuis compenseren. Er is altijd een plek voor rustig lezen, maar ook voor het nog een keer oefenen van die ene dansmove of met een groepje werken aan een spannend project.

    Michiel Verbeek

    http://www.stellalusat.nl
    info@michielverbeek.nl

    Like

Trackbacks/Pingbacks

  1. Klassen – leraren aan zet | Blogcollectief Onderzoek Onderwijs - 26 januari 2021

    […] Daarvoor is het vooral ook nodig dat we een einde maken aan de idiote statusverschillen tussen cognitieve en praktische vaardigheden, tussen gymnasium en vmbo. Er gaan inmiddels meer jonge mensen naar de universiteit dan onze maatschappij kan gebruiken, en dat heeft weer een negatieve invloed op de kwaliteit van het onderwijs daar. Intussen is er een groot gebrek aan mensen die iets praktisch kunnen, die met hun handen werken, iets kunnen maken, kunnen verkopen, of die voor anderen kunnen zorgen. Dat zijn de mensen die onze maatschappij draaiende houden. Te veel universitair opgeleiden komen terecht in banen die op zijn best nutteloos en op zijn slechtst schadelijk zijn, omdat ze anderen, die echt wat kunnen, in de weg lopen. Minder academici en meer mbo-ers is wat we nodig hebben, zegt socioloog Rineke van Daalen op deze groepsblog.1Van Daalen, R. (2020). Lessen bij Klassen. Blogcollectief Onderzoek Onderwijs. https://onderzoekonderwijs.net/2020/12/08/lessen-bij-klassen/ […]

    Like

Geef een reactie of deel je eigen ervaringen. Graag met je volledige naam en achternaam ondertekenen, geen pseudoniemen. Anonieme reacties worden verwijderd.