In het aprilnummer van Didactief bespreek ik een aanpak om kinderen te helpen leren abstract te denken. Hier een iets meer uitgebreide versie van mijn column daar.

Leerlingen kunnen pas principes toepassen als ze abstract kunnen denken. Een geschikte aanpak daarvoor is concreteness fading: geleidelijk pas je de ondersteuning aan.

Faden, het doen verdwijnen of vervagen van iets, is een bekend begrip in het onderwijs. Al jaren kennen wij het van een ander begrip: scaffolding (steigerconstructie). Scaffolding is een metafoor voor de adaptieve steun en begeleiding die wij lerenden geven bij het leren (Wood, Bruner, & Ross, 1976) die leerlingen in staat stelt een ‘onuitvoerbare’ taak toch uit te voeren. Als zodanig is het zeer verwant aan Vygotski’s (1962; 1978) zone van de naaste ontwikkeling. Net als een steiger een tijdelijke constructie is die langzamerhand afgebouwd wordt naarmate een bouwwerk vordert, is scaffolding tijdelijke steun voor de lerende die langzamerhand afneemt naarmate het leren vordert.

Een groot probleem in het onderwijs is zorgen dat leerlingen de concepten en principes die zij leren ook kunnen toepassen in nieuwe, onbekende situaties; oftewel transfer. Om een principe in een andere situatie te kunnen toepassen moet de leerling abstract kunnen redeneren. Zij/hij moet (1) het principe begrijpen, (2) de kern van het principe uit eerdere taken abstraheren, en (3) het principe toepassen bij nieuwe taken die schijnbaar niet op de eerder uitgevoerde taken lijken maar in de kern wel dezelfde zijn. Met andere woorden, de nieuwe taken zien er anders uit, maar eisen dezelfde principes voor de uitvoering.

De ‘normale’ manier om een principe te leren is om concrete voorbeelden te geven om zo te laten zien wat een principe inhoudt en hoe het principe gebruikt wordt. Maar…Carolina Kuepper-Tetzel van de University of Dundee stelt dat het cruciaal is om te voorkomen dat je in concrete voorbeelden blijft steken. Volgens haar moet je zorgen dat de leerling rustig de overgang maakt van concreet naar abstract. Als de leerling niet verder komt dan concrete voorbeelden, zal zij/hij transfer niet bereiken. Het wordt dan al gauw voorbeelden memoriseren.

Recentelijk is er een reeks artikelen verschenen over een aanpak hiervoor die concreteness fading heet. Het gaat hier niet om het laten verdwijnen (faden) van de steun op zich, maar om het geleidelijk veranderen van de aard van de steun. Tot op heden wordt concreteness fading meestal onderzocht binnen het reken-/wiskunde onderwijs, bijvoorbeeld bij het leren van het principe achter hoe je eenvoudige wiskundige vergelijkingstaken (bv., 5 + 2 = 4 + ?) oplost. Men begint met uitleg en demonstratie via concrete, vaak manipuleerbare, voorbeelden en voorstellingen van het principe. Dit noemt men de ‘enactive’ (uitbeeldende) fase. Denk aan het gebruik van concrete objecten zoals poppen, knopen, enzovoorts die bij elkaar toegevoegd worden. De lerende krijgt hierdoor een concrete voorstelling van wat er gaande is. Vervolgens worden stapsgewijs de concrete voorbeelden (of onderdelen daarvan) vervangen door meer abstracte, vaak grafische, voorbeelden. Dit noemt men de ‘iconische’ fase. Denk hier aan het gebruik van tekeningen van de oorspronkelijk fysieke attributen waar afleidende, voor het concept irrelevante, elementen worden weggenomen. Uiteindelijk werken leerlingen alleen met abstracte, vaak symbolische, representaties; in dit geval cijfers en operatoren. Dit noemt men de ‘symbolische’ fase.

Maar let op: het gebruik van concreteness fading blijft niet beperkt tot rekenen en wiskunde. In de biologie zou je het principe achter de erfelijkheid van zichtbare en onzichtbare kenmerken (bv., oogkleur, ziektes) ook zo kunnen aanbieden. Je begint met verschillende vachten van een bepaalde dier, vervolgens maak je de stap naar afbeeldingen waarin de irrelevante elementen worden weggelaten, waarna je de stap maakt naar symbolen van genen en/of allelen waarin je laat zien dat dit ook voor andere overerfbare kenmerken geldt.

Deze aanpak vraagt van de docent het nodige denkwerk, maar de beloning is meer dan de moeite waard!

Bronnen:

Fyfe, E. R., McNeil, N. M., Son, J. Y., & Goldstone, R. L. (2014). concreteness fading in mathematics and science instruction: A systematic review. Educational Psychology Review, 26(1), 9-25.

Vygotsky, L. S. (1962). Thought and language. Cambridge, MA: MIT Press.

Vygotsky, L. S. (1978). Mind in society. The development of higher psychological processes. Cambridge: Harvard University Press.

Wood, D., Bruner, J. S., & Ross, G. (1976). The role of tutoring in problem-solving. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 17, 89-100.

 

5 1 vote
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

2 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

evidence-based, onderzoek, psychologie

Tags

, , ,