Hier mijn eerste bijdrage als blogger voor het Blogcollectief Onderzoek Onderwijs. Maar eerst: Wie ben ik? Mijn naam is Paul Kirschner en ik ben hoogleraar Onderwijspychologie, in het bijzonder Leren en Cognitie, bij de Centre for Learning Sciences and Technologies (CELSTEC) aan de Open Universiteit. Ik was – in het verleden – lid van de Onderwijsraad en president van de International Society for the Learning Sciences en ben nu lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Maar misschien is het beter om met de deur in huis te vallen en mij – via deze post – anders te introduceren.
Er is en wordt veel gesproken over de samenwerking onderzoek en onderwijs (lees onderzoeker en docent) in het onderwijs. Hier is helemaal niets mis. Maar in dit gesprek moeten alle partijen er wel rekening mee houden dat, terwijl beiden onmisbaar zijn als het om onderwijsonderzoek gaat, zij zeer verschillende deskundigheden hebben die – hoewel verwant – ook zeer verschillend zijn.
Mijn deskundigheid als hoogleraar cognitie en leren en ook als onderwijstechnoloog – dus als onderzoeker en ook als ontwerper – is het doen van onderzoek en het verrichten van wat ‘instructional design’ heet (het ontwerpen van onderwijssituaties en –omgevingen gericht op het optimaliseren van het leren). Ik kan af een toe een zeer leuke les geven en ik kan heel goed zowel masterstudenten als PhD’s begeleiden in hun weg naar een bekwaamheid in het doen van onderzoek (vaak is dit meer opvoeden dan opleiden) maar heb geen kaas gegeten van het voltijds geven van onderwijs. Ik schaam mij hier niet voor maar realiseer en herken ook mijn beperkingen.
Ik ben – naar mijn bescheiden mening – een goede onderzoeker omdat ik een vak heb geleerd (onderzoek doen) in een domein dat ik beheers (onderwijspsychologie en -wetenschappen). Terwijl er wel onderzoekers zijn die ook topdocenten zijn, zijn die zeldzaamheden; de uitzonderingen. Dat je een vak of deelvak (zoals bij sommige hoogleraren) tot in de puntjes beheerst betekent niet dat je in staat bent om het op een didactisch verantwoorde wijze over te dragen aan leken! Ik heb, dus, heel veel respect en bewondering voor docenten die dit wel kunnen en heb geen pretentie dat ik mij met docenten kan meten op hun gebied. En als ik onderzoek doe maak ik graag gebruik van hun deskundigheid en ik geef aan hen een plaats in mijn onderzoek.
Hetzelfde geldt, maar dan andersom voor docenten. Docenten die in staat zijn om goed onderzoek te bedenken, op te zetten en uit te voeren zijn ook witte raven. Dat zij (misschien geweldig) onderwijs kunnen geven, betekent niet dat zij de onderliggende processen goed kunnen ontwaren en dan ook methodologisch verantwoord onderzoek daarnaar kunnen doen. Goede docenten hebben een vak geleerd (onderwijs geven) en beheersen een domein waarin zij les geven (het vak of de vakken waarin zij onderwijs geven). Als zij iets waarnemen in hun omgeving relateren zij dit aan hun eigen pedagogisch didactische theorieën van handelen en passen die aan op basis van deze ervaringen (accommoderen hun schema’s) of verwerken zij deze ervaringen daarin (assimileren in hun schema’s). Hierdoor zijn zij goede docenten.
Zowel doceren als onderzoeken zijn vakken waar je veel voor moet leren en veel tijd in moet steken om ze goed te doen. Docenten hebben een plaats in het onderzoek en onderzoekers hebben een plaats in het onderwijs, maar niet dezelfde plaats. Zij moeten en mogen niet elkaars deskundigheid proberen over te nemen noch aan elkaars deskundigheid twijfelen. Als zowel docenten als onderwijsonderzoekers allebei hiervan overtuigd zijn, is het onmogelijk iets anders dan een constructieve gedachtenwisseling met elkaar te hebben en uiteindelijk uitstekend onderwijsonderzoek te doen.
Paul Kirschner