
Leren over wonen
We verkennen wel vaker de omgeving van de school met leerlingen. Meestal doen we dat heel gericht: we gaan op exploratietocht naar de bakker, de postbus of het containerpark omdat we een tijdje rond brood, post of afval werken. Wat buiten onze focus valt, negeren we, hoe bijzonder ook. Lopen we op ons pad langs een uithoek van een natuurgebied waar net een populatie vogelspotters is neergestreken in de hoop een zeldzame bonte vogel te fotograferen of langs een monument dat er al honderd jaar staat, de kans is groot dat we die mogelijke gespreksonderwerpen straal negeren. Het dorp of de stad verbindt al die plekken en de veranderende groep van mensen die ertussen wonen en werken. Het is de synthese waarover al je kinderen kunnen meepraten én bijleren. Reden genoeg om er eens op door te gaan met onderwijsmensen en via jullie misschien met jullie leerlingen.
Hoe zouden je leerlingen hun dorp of stad beschrijven? Als ze elk vijf beelden mochten selecteren, waarvoor zouden ze dan kiezen? Worden het foto’s van het flatgebouw waarin ze wonen, een zicht op het dorpsplein en de kerk die op een koper wacht, de schoolpoort met daarachter hun klas, het speelplein om de hoek en een voetgangersbrug over de rivier? Wat als ze vijf woorden in plaats van beelden mochten kiezen, waar zouden ze dan voor gaan? Zouden ze in de twee gevallen ook tot een groepsbesluit kunnen komen, zoals tot: mooi, de naam van de gemeente, de autostrade die de dorpskernen van de fusiegemeenten van elkaar scheidt, de naam van een wielrenner die vlakbij woont en elk jaar wel eens bij meester Frank langskomt en de naam van een klein festival dat er plaatsvindt?
Wereldoriëntatie, taal en zoveel meer
Elke leraar associeert de omgeving ontdekken met wero. Uiteraard gaat dat vak hand in hand met taal. We benoemen wat we zien, lezen voor wat ergens gebeiteld staat, luisteren naar mensen die nog weten hoe waar we nu zitten eruitzag voor de school gebouwd werd. Maar het lijkt me ook een fantastische kans voor wiskunde.
Help hen een plattegrond te maken van hun dorp en laat hen de foto’s op de juiste plekken kleven. Hebben ze een idee hoe eraan te beginnen zonder eerst een plan te bekijken? We hebben ijkingspunten nodig. Het grote kruispunt in het centrum zouden we nooit als kenmerkend voor ons dorp typeren, maar het oriënteert ons. Het speelplein ligt niet alleen rechts aan het kruispunt, het ligt ook achter het voetbalveld. De afstand daartussen is veel kleiner dan die tussen het speelplein en de rivier. Hoe brengen we dat in kaart? Meten we in getelde passen of in wandeltijd? Hoe doen we dat? Hoe bepalen we trouwens wat boven- en onderaan onze plattegrond komt? Zetten we de school centraal? Het gegeven van een relatief kleine tweedimensionale voorstelling van een grote driedimensionale werkelijkheid is op zich een prikkelende gedachte. Een voorstelling roept ook de vraag op naar de ruimte tussen de merkpunten. Is er open ruimte of lintbebouwing? Wat betekent dat voor een postbode, voor de werklui die riolering of internetkabels leggen en voor kinderen die speelkameraadjes zoeken?
Dorp, stad of wijk?
Wat is nu juist het dorp of de stad waar we het over willen hebben? Bedoelen we een gebied dat onder de bevoegdheid van dezelfde burgemeester valt, de zone van een postcode of een stuk land tussen verkeersborden? Kan je nog van een dorp spreken als wat de mensen als hun dorp beschouwen deel is geworden van een stad?
Dorpen zijn door de band kleiner en tellen minder inwoners dan steden. Die laatste hebben een meer diverse bevolking dan dorpen, al kunnen we dat best nuanceren. Is de verhouding tussen mannen en vrouwen of tussen jong en oud anders in de stad dan in het dorp? Wonen de rijksten en de armsten vaker in de stad? Als er in de stad meer hindoes of moslims en mensen die het Nederlands als tweede, derde of vierde taal spreken wonen, is dat dan relevanter dan die andere verschillen tussen mensen? Trouwens, je hebt zowel in dorpen als in steden wijken die op tal van vlakken vrij homogeen zijn en sterk verschillen van andere wijken die toch onder dezelfde gemeente vallen.
Denken je kleuters en jij dat op het platteland mensen elkaar beter kennen? Bestaan er veilige stadswijken waar mensen elkaar goed kennen? Zijn er doodse dorpen waar veel mensen komen slapen na een hele dag werken of een avond uitgaan in de stad?
Zijn dorpen inwisselbaar?
Zijn alle dorpen gelijk in de ogen van stedelingen? Geldt het omgekeerde ook: zijn steden doorslagjes van elkaar voor mensen die er niet wonen? Als je op het niveau van een woning of straathoek kijkt, lijken veel dorpen op elkaar, zoals ook steden dat doen. Meer nog, op microniveau zijn veel punten in dorpen en steden inwisselbaar. Je vindt ondertussen bijna in elk dorp wel een appartementsblok en een nachtwinkel en in elke stad een wei.
Werk samen met een andere school in een ander dorp of stad en laat de kleuters hun landmarks delen. Ga op uitstap bij elkaar. Zoek de gelijkenissen en de verschillen en benoem ze. De gevoelswaarde van het kerkhof in het andere dorp kan voor een kleuter zelfs hoger zijn dan die in het eigen dorp.
Een suggestie voor bij kleuters | Een suggestie voor wat oudere kinderen |
Ik zie wat jij niet ziet Hoe lezen je kleuters de foto bovenaan? Zien ze een perceel waar een appartementsblok komt of verwachten ze dat er een huis zal oprijzen? Kunnen ze zich een voorstelling maken van er vroeger op deze plek stond? Je kan nog wat dieper graven met je kleuters. Wat was er eerst, het verdwenen huis of de twee blokken erlangs?… Kennen huizen een levenscyclus zoals mensen? Wanneer verbouwen mensen huizen en wanneer gooit men ze plat? Gebeurt het ook dat huizen in de plaats komen van woonblokken? Als er in het nieuwe blok acht kinderen zouden komen wonen, hoe zouden die dan de buurt errond willen zien? | Lien de Saegher beschrijft in haar masterproef in de stedenbouw en ruimtelijke planning (winnares Klasseprijs 2020) de volgende oefening met twaalfjarigen. Ze geeft hen een groene legoplaat die de grondvoorraad in Vlaanderen voorstelt. Daarop laat ze hen blokjes plaatsen in verschillende kleuren, die elk voor een ander type gebruik staan, zoals wooneenheden, handelszaken en industrie. Zo komen de leerlingen proefondervindelijk tot de vaststelling dat ze wooneenheden best bij of op elkaar plaatsen om ruimte te vrijwaren voor landbouw en bos. Dergelijke oefeningen die mee geïnspireerd zijn door mijn collega’s Erwin Declercq en Bart Pieters laten ook toe duidelijk te maken dat nutsvoorziening aanleggen een stuk makkelijker en goedkoper is in geval van verdichting (terwijl woningen tot op vandaag in Vlaanderen heel verspreid ingepland zijn.). |
Kunst
Een bezoek aan de tentoonstelling Dorpelijkheid van het Team Vlaams Bouwmeester in de Ravensteingalerij in Brussel en meer bepaald het werk van architectuur- en landschapsfotograaf Michiel De Cleene inspireerde me tot deze blog. De artiest liet zich op acht plaatsen rondleiden en documenteert de tochten met foto’s en verhalen. Er is ook een fictieve plattegrond waarop alle trajecten door elkaar lopen als was het een metronetwerk. De kunstenaarsblik is niet die van jouw kleuters, maar ook zij zullen de andere kijk naar waarde schatten.
Inspirerend is ook het uitgangspunt van De Cleene, zich overal laten rondleiden door iemand anders. Ook bij jullie zal de kijk op de wijk van de buschauffeur anders zijn dan die van een veearts of een ballonvaarder. Zelf deden de foto’s me spontaan denken aan de fotocollages La Tour de Bruxelles van Éric de Ville die stedelijkheid oproepen. De Ville plant een extra vraag in ons hoofd. Hoe anders zien onze steden eruit in de verschillende seizoenen? Voor onze dorpen zal het niet anders zijn.
En ja, laat ze ook maar het lied Mijn Dorp van Wim Sonneveld horen en Brussel van Johan Verminnen. Wat is zoethout en een cent, kerven en braakland? Hoe zouden jij en je collega’s trouwens jullie wijk bezingen?
De tentoonstelling Dorpelijkheid, vlakbij Brussel-Centraal, is verlengd tot 26 april. Ze is maar op een beperkt aantal uren in de week open en te klein om met een hele kleuterklas tegelijk te bezoeken, maar jij kan er zeker inspiratie halen. Zelden zo goed onthaald trouwens op een tentoonstelling een half uur voor sluitingstijd.

Deze blog is een bewerking van een andere op Kleutergewijs waarin ik me meer focus op het denken van en werken met kleine kinderen. Simultaan schreef ik er nog een andere met Hans Leinfelder, hoofddocent architectuur KU Leuven en ook de promotor van de studente die eerdergenoemde Klasseprijs won. Die tekst heeft een andere focus. We stellen ons de vraag in hoeverre het onderwijs ene bepaalde visie op ruimtelijke ordening mag meegeven met leerlingen.
Extra’s
Foto bovenaan van Michiel De Cleene, de fotograaf zelf. Met dank.
https://www.vlaamsbouwmeester.be/nl/dorpelijkheid over de tentoonstelling.
https://scriptieprijs.be/nieuws/lien-de-saegher-ku-leuven-wint-de-klasseprijs-2020 Over de Klasseprijs van Lien De Saegher, met link naar de masterproef zelf.
https://www.velov.be/moeten-we-het-op-school-nog-over-dorpen-hebben/ De blog op de site van de Vlaamse lerararenopleiders Velov.
https://kleutergewijs.wordpress.com/2022/03/16/mijn-dorp-onze-stad/ De blog op Kleutergewijs.