Het onderwijs wordt regelmatig gezien als dé sector waar veel maatschappelijke problemen kunnen worden opgelost. Via de scholen bereik je namelijk het deel van de bevolking dat zich ontfermt over de toekomstige werknemers en stemgerechtigden van Nederland. Er zijn mensen die lijstjes bijhouden van alle maatschappelijke problemen die over het onderwijs worden uitgestort en ik kijk al uit naar de eventuele publicatie. Maar het omgekeerde gebeurt ook: maatschappelijke verschijnselen worden gebruikt als reden om het onderwijs te veranderen.

Het is nauwelijks bij te houden. De ene week verschijnt de Staat van het onderwijs waarin grote zorgen worden geuit over de teruglopende resultaten van het funderend onderwijs. De volgende week wordt het volgende probleem weer over het onderwijs uitgestort?

Op de dag van Koningsspelen (vast niet toevallig) kondigde het NOS-journaal aan dat kinderen tegenwoordig te weinig bewegen. Ook via andere media werd hierover gecommuniceerd. En daar was de terugkerende kramp weer: het onderwijs kan hier een rol in spelen. Kinderen zitten gemiddeld wel 9 tot 10 uur stil op een dag en de school kan en moet daar blijkbaar wat aan doen. Maar sommige mensen gaan verder: de school moet dat stilzitten niet alleen gaan oplossen, het wordt als reden gegeven om het onderwijs flink te veranderen.

 De gangbare voordelen van stilzitten die docenten noemen, worden in het artikel netjes opgesomd en er wordt ook aandacht besteed aan hoe het zo gekomen is dat kinderen sinds 1806 in het onderwijs meer stilzitten. Maar er waren twee dingen in het artikel die mij opvielen.

Ten eerste wordt via een link verwezen naar een onderzoek dat aantoont dat jongeren gemiddeld bijna 9 uur per dag stil zitten. In dat artikel wordt de vraag gesteld of Nederlandse jongeren Europees kampioen zitten zijn. Bij het doorlezen blijkt dat toch genuanceerder te liggen. De meetmethode om de onderzoeksvraag vast te stellen was onbetrouwbaar en de stelling was dus ongefundeerd. Men noemt bovendien een ander objectief onderzoek dat aangeeft dat Nederlandse kinderen tussen de 10 en 12 jaar minder zitten dan hun leeftijdgenoten uit andere Europese landen, onder andere uit Griekenland, België en Hongarije.

Dit neemt niet weg dat we veel stilzitten en dat bewegen gezond is. De gezondheidsraad heeft niet voor niets richtlijnen voor bewegen opgesteld. Ik twijfel er ook niet aan dat een gezonde geest in een gezond lichaam bijdraagt aan de leerprestaties van kinderen. De vraag is of het hele onderwijs daarom anders georganiseerd moet worden. Scholen hebben nu al de mogelijkheid om zelf deze accenten te leggen.

Veel mensen van buiten het onderwijs hebben ook een mening over meer bewegen, maar laat ik even voorrekenen dat gewoon maar meer gymlessen inplannen meer onderwijstijd kost dan ik wenselijk vind. Veel scholen moeten voor de gymles naar een sporthal lopen die elders in de wijk ligt. In mijn praktijk betekent dat dat mijn klas inclusief omkleedtijd ruim een half uur onderweg is met heen en teruglopen. Bij twee of drie gymlessen in de week betekent dat al gauw een uur tot anderhalf uur onderwijstijd. Nu kan een stadswandeling verrijkend zijn, maar twee of drie keer per week dezelfde route door de wijk lopen vind ik niet van meerwaarde. Bovendien wordt de gymzaal gedeeld met meerdere scholen. Als al die scholen meer gaan gymmen, is er te weinig capaciteit.

Het tweede dat opviel was de volgende zin: ‘een deel van deze zittijd wordt thuis of buiten ingevuld; een groot deel op school’. Dat laatste bestrijd ik. Ook is het woord ‘groot’ suggestief gebruikt in het zinsdeel dat nét over school gaat. Op de basisschool zijn kinderen op een ‘lange schooldag’ 5,5 uur op school. In die tijd wordt er nu al bewogen. Veel kinderen zijn nog steeds op woensdagmiddag vrij, dus er zijn ongeveer 160 ‘lange schooldagen’ in een jaar. Dan blijven er plusminus 205 dagen in een jaar over om helemaal los te gaan met bewegen. Hoe komt dat gemiddelde van 9 uur stilzitten per dag dan tot stand? Toch niet door school…?

Ik wil niet doen voorkomen dat ik tégen bewegen ben, integendeel, en ik bestrijd niet de invloed die een school kan hebben, al was het alleen al door de regelmaat dat kinderen er elke week vijf dagen gedeeltelijk doorbrengen. Veel maatschappelijke trends vinden echter hun oorsprong buiten school en horen daar ook grotendeels opgelost te worden. Als kinderen minder bewegen, te vet eten, te veel snoepen, niet goed meer kunnen fietsen, minder zelfstandig zijn, hun tanden moeten leren poetsen etc. is de invloed van de school, gezien de tijd die aan al die dingen besteed kan worden, toch zeer beperkt. Het verwachtingspatroon dat het onderwijs het oplost, heeft nog een ander gevaar in zich: opvoeders kunnen denken dat het door de school wordt opgelost en komen mogelijk zelf niet in actie. Dan is het voor het onderwijs ook nog eens dweilen met de kraan open.

Dat laatste is het toch al. Zolang de verleidingen in de maatschappij voor een ongezonde levensstijl zo groot zijn en eigenlijk door overheidsbeleid niet ingeperkt worden, stel ik voor om niet al veel onderwijsgeld te besteden aan het bestrijden ervan. Lessen over gezond eten en voldoende bewegen zitten sowieso in het de lessen biologie verwerkt, dus er is al aandacht voor. Opvoeders en leerkrachten kunnen er verder samen op toezien dat de jeugd voldoende beweegt, maar ik ben toch echt van mening dat de opvoeders als eerste aan zet zijn om deze trend te keren.

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

1 Reactie
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Marjolein Zwik

Leerkracht basisonderwijs, Master SEN Specialist leren, Bachelor fysiotherapie

Category

onderwijs, onderzoek, praktijk, primair onderwjs