Hier een gastcolumn die ik schreef voor Van Twaalf tot Achttien waarin ik het verschil probeerde uit te leggen tussen twee van mijn favoriete begrippen/woorden, namelijk mathemagenisch en mathemathantisch.

Je kan – als lerende – dingen doen die leren tot stand brengen en ook dingen doen die het leren in de kiem smoren. Ernst Rothkopf – een van mijn helden – noemde de eerste mathemagenisch (lerenbarend; manthanein = leren + gignesthai = geboren worden) en Dick Clark – weer een held van mij – noemde de tweede mathemathantisch (lerendodend; mathema = leren + thanatos = dood).

Als wij spreken van mathemagenische activiteiten spreken wij meestal van activiteiten die een bepaald soort leren opwekken. Rothkopf, bijvoorbeeld, bestudeerde het effect van het gebruik van toegevoegde vragen; vragen die gesteld werden voor of na het lezen van een stuk tekst (meestal van een alinea of sectie). Ik heb dit ook onderzocht met videomateriaal, maar het kan ook gebruikt worden bij een college of waar dan ook. Rothkopf stelde vragen gericht op specifieke feiten of concepten (‘In welk jaar werd…?’ of ‘Wat is de definitie van…?’) of op het toepassen van kennis of het denken daarover (‘Waar zou je de Wet van … kunnen gebruiken?’ of ‘Waar in jouw ervaring komt de … voor?’). Mathemagenisch hieraan is dat door het consequent stellen van een bepaald soort vraag, het lees- en leergedrag werd beïnvloed. Als je steeds een toepassingsvraag vooraf aan een tekst stelt, gaat de lezer de tekst lezen met steeds in haar/zijn achterhoofd de vraag ’Hoe zou ik dit kunnen toepassen?’, ook wanneer er geen vraag gesteld wordt. Dit verschijnsel komt overeen met wat Gavriel Solomon noemde de effecten van een ingreep – i.t.t. de effecten met een ingreep. Hij stelde dat het doel van een onderwijsingreep niet is om het gedrag alleen op de korte termijn te beïnvloeden (een tekst die op dat moment op een bepaalde manier gelezen wordt) maar ook op de lange termijn (teksten die in de toekomst zo worden gelezen). Vergelijk dit met het uitvoeren van een project op school met een projectplanner. Het effect met de planner is op de korte termijn een beter gepland project. Maar op de lange termijn wil je dat het effect van de planner is, dat iemand beseft dat er soms een kritisch pad is in een project (A moet gebeuren voor dat aan B wordt begonnen) en dat ook in andere situaties toepast, bijvoorbeeld bij het plannen van een diner (eerst de saus maken en dan het vlees opbakken).

En wat is dan mathemathantisch? Clark introduceerde deze term in een artikel over wat nu leerstijlen genoemd zou worden. Toen ging het over Aptitude Treatment Interacties (Cronbach & Snow); aanpassen van de lesaanpak aan de aanleg/voorkeur van de lerende. Hij stelde twee kinderen voor: Marie en Piet. Marie is iemand die heel precies en analytisch is; zij kan het kaf heel goed van het koren scheiden. Dit is haar aanleg en zij voelt zich senang bij het aangeboden krijgen van goed geordend materiaal. Beantwoord je hieraan, dan zal zij leren en zich er goed bij voelen, maar je maakt geen gebruik van haar analytische vermogen. Bied je haar echter een ratjetoe aan, dan moet zij analyseren, de stof dieper verwerken en zal zij de stof ook dieper leren. In het eerste geval, gaat het diepe leren, helaas, dood. Piet daarentegen is een sloddervos en een warhoofd. Dit is zijn aanleg en hij krijgt de kriebels als alles goed geregeld is. Voor hem, dus, dat ratjetoe, maar omdat hij niet analytisch van aard is, verzuipt hij  en leert hij niets.

Als docenten / onderwijsontwerpers hoort ons doel te zijn onderwijs te verzorgen dat zo veel mogelijk mathemagenisch is en zo min mogelijk mathemathantisch.

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

11 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderzoek

Tags

, ,