De lerarenorganisaties die samen de Onderwijscoöperatie vormen, hebben hun steun aan de verdere uitwerking van het advies van het Platform Onderwijs2032 opgeschort. Leraren zouden nog onvoldoende zijn gehoord met het risico dezelfde fouten te maken als voorheen, namelijk het onderwijsvernieuwing, zonder inbreng en regie van leraren.

Met deze afwijzing lijkt het plots gelegitimeerd om het hele advies naar de prullenbak te verwijzen. Onder aanvoering van opiniemakers, die weinig ophebben met vernieuwing, wordt nu plotseling de indruk gewekt, dat Onderwijs2032 een grootschalige onderwijsvernieuwing zou zijn, waarmee alles met één grote beweging van bovenaf zal veranderen. En dan wordt al snel gezwaaid met het rapport-Dijsselbloem, dat concludeerde dat grootschalige vernieuwingen als het Studiehuis en de vmbo-hervorming mislukt zijn door gebrek aan betrokkenheid van leraren.

Toch is er een verschil tussen de vernieuwingen van 15-20 jaar geleden en het Platform Onderwijs2032. Naar mijn mening is het advies van het Platform namelijk geen hypothetisch wensdenken, maar een grondige en zorgvuldige documentering (op basis van een proces van een brede maatschappelijke consultatie van een jaar!) van recente onderwijsontwikkelingen. Die in gang zijn gezet door leraren zelf, in afstemming met leerlingen en ouders.

Zo zijn leraren nu, veel meer dan voorheen, bezig met het integreren van losse vakken, het aanleren van vaardigheden als plannen en samenwerken, en het zoeken naar mogelijkheden om leerlingen meer hun eigen route te laten kiezen. En ja, zelfs met persoonsvorming, hoewel ze dat zelf niet altijd zo zullen noemen.

Vmbo als casus

De ontwikkeling van het vmbo is hierbij exemplarisch: in niets lijken huidige vmbo-scholen nog op de LTS en de huishoudschool uit begin jaren ’90. Vooral in het eerste decennium van deze eeuw, eigenlijk precies in de periode dat het rapport-Dijsselbloem verscheen, hebben daar enorme veranderingen plaatsgevonden. In de onderbouw is daar veel werk gemaakt van vakkenintegratie, meer projectmatig werken en verbetering van de leerlingbegeleiding. In de bovenbouw is het ‘vmbo intersectoraal’ een van de grootste veranderingen sinds de invoering van het vmbo eind jaren ’90: vakkenintegratie pur sang.

Maar ook de bovenbouw van havo en vwo is veel veranderd: daar is sprake van projectonderwijs, doen leerlingen eigen onderzoek, wordt er volop geflexibiliseerd met vroege afsluiting van vakken en nieuwe richtingen als het technasium en het entreprenasium. Te doen alsof hier de vakkenstructuur van 150 jaar geleden nog de gouden standaard is ter voorbereiding op hoger onderwijs, is op z’n best naïef en op z’n slechtst pure demagogie.

Werk te doen

En tegelijkertijd is er nog ongelooflijk veel te doen. De motivatie van leerlingen is nog altijd een groot aandachtspunt; studenten van lerarenopleidingen zijn nog niet onverdeeld tevreden over hoe ze worden begeleid tot leraar; Passend onderwijs zorgt voor de uitdaging om, bij krimpende budgetten, op een nog grotere schaal in te kunnen spelen op verschillen in leerbehoefte van leerlingen; en meer dan een miljoen Nederlanders is functioneel analfabeet.

Om maar niets te zeggen over de vele leerlingen die zich op de een of andere manier niet thuisvoelen in het onderwijs, omdat ze thuis of op straat te maken hebben met heel andere waarden, en het in hun eentje niet voor elkaar krijgen die werelden op elkaar aan te laten sluiten.

Onderwijs2032 als kader

Zo gaat de ontwikkeling van het onderwijs gaat continu door. Alle betrokkenen hebben daarom een gezamenlijk belang en gezamenlijke verantwoordelijkheid, om die ontwikkelingen op een goede manier te begeleiden. Dat kan geen enkele partij alleen bepalen.

Want is onderwijs een afgeleide van de ontwikkelingen in de samenleving of is onderwijs ook een vormgever van de toekomstige samenleving? Wat is de onderliggende visie op leren en menselijke ontwikkeling? Op welke gebieden moeten we zoeken naar overeenstemming en waar mogen we verschillen? Dat zijn heel terechte, en heel belangrijke vragen, waar Onderwijs2032 een aanzet voor heeft gegeven.

En daarbij is het kader van Onderwijs2032 geeft, niet meer dan dat: een kader, dat nog veel ruimte geeft aan de eigen invulling, en de verantwoordelijkheid, van teams van leraren. In afstemming met leerlingen, ouders en de maatschappelijke omgeving.

Fundamenteel gesprek

Wat daarom nodig is, is een gezamenlijk en fundamenteel gesprek, over wat we met onderwijs beogen, waartoe onderwijs dient in onze samenleving. Dat gaat verder dan alleen de vraag of geschiedenis nog wel een apart vak moet blijven, of dat kleuters al Engels moeten krijgen. Het Platform Onderwijs2032 heeft de reikwijdte van zijn opdracht goed ingeschat, en getracht het gesprek op dat fundamentele niveau te brengen.

Met die poging merken we hoe veel verschillende meningen er zijn. Alleen al binnen de beroepsgroep leraren: een leraar die veel met kleuters werkt, heeft een andere opleiding gevolgd, en gebruikt een ander vocabulaire, dan de leraar wiskunde op het gymnasium. Een ouder in Stadskanaal maakt zich zorgen over andere zaken dan een ouder in Amsterdam-Oud Zuid, of op de Kop van Zuid in Rotterdam.

Om die meningsverschillen te overstijgen, is het nodig dat we met elkaar in gesprek blijven, en ons niet terugtrekken op eilandjes van gevestigde belangen. Want dan krijgen we meer van hetzelfde en houden we ieder individueel de problemen in stand, die we samen zouden moeten (en kunnen) oplossen.

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

28 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

Category

onderwijs, praktijk