Het grote Groeimindset-onderzoek
Dick van der Wateren en Dirk van der Wulp
Begin mei schreven wij in Groeimindset: toch maar wel een antwoord op de groeiende kritiek op de mindsettheorie die door Carol Dweck en collega’s werd ontwikkeld en die in het onderwijs veel weerklank heeft gevonden. Wij redeneerden dat het bevorderen van een groeimindset misschien een klein effect heeft indien gemiddeld over een grote groep leerlingen, maar dat het effect heel groot is bij die leerlingen die onderpresteren of door allerlei oorzaken een (sociale) achterstand hebben. Gebruik van de methoden uit de mindset-theorie voor met name die groep jongeren is dus absoluut aan te bevelen. Die redenering wordt nu bevestigd door een grootschalig onderzoek in de VS, The National Study of Learning Mindsets, dat afgelopen week in Nature verscheen (open access).

Zoals veel populaire onderwijsideeën roept Dwecks mindset-theorie weerstand op van mensen die daar niets van moeten hebben en die hen die er in de praktijk succesvol mee werken soms zelfs neerbuigend afdoen als ‘evangelisten’. Daarom, voor we verdergaan een paar opmerkingen over de begrippen ‘theorie’ en ‘bewijs’.
Theorie en bewijs
Over het begrip theorie bestaan allerlei misverstanden. Zo wordt er wel gezegd ‘Het is maar een theorie’, of ‘Een theorie is ook maar een mening.’ En daarmee samenhangend: ‘Wetenschappers zijn het er onderling niet over eens.’ Daarmee wordt ontkend dat we wel degelijk heel duidelijke uitspraken kunnen doen over de werkelijkheid, dat we verschijnselen op een heel plausibele manier kunnen verklaren.
Een theorie is een geheel van denkbeelden, hypothesen en verklaringen die in onderlinge samenhang worden beschreven. In de wetenschap is een theorie een getoetst model ter verklaring van waarnemingen van de werkelijkheid [Wikipedia]1https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Theorie.
Een theorie is dus een poging om verschijnselen, feiten en waarnemingen te verklaren, om orde te scheppen in op het eerste gezicht onsamenhangende feiten. Dit op basis van wetenschappelijke inzichten over wat wel en niet als bewijs gezien mag worden. Het is daarmee het hoogst haalbare dat wij mensen kunnen bereiken om de wereld om ons heen te begrijpen. Iets is dus niet ‘maar een theorie’, het is de best mogelijke en meest waarschijnlijke verklaring op dit moment, met de kennis en de middelen die we nu hebben. Dat betekent niet dat die verklaring eeuwig geldig is.
Driehonderd jaar geleden bedacht Isaac Newton een theorie van de zwaartekracht. Daarmee gaf hij een verklaring van het verschijnsel dat een voorwerp, als je het loslaat, steevast naar beneden valt, in de richting van het aardoppervlak. Je kunt het experiment zo vaak herhalen als je wilt, het valt altijd naar beneden zolang er niets is dat het tegenhoudt. Tweehonderd jaar was deze theorie de beste verklaring van waarnemingen van vallende voorwerpen.
Toen Albert Einstein honderd jaar geleden zijn relativiteitstheorieën ontwikkelde was dat niet het einde van Newtons zwaartekrachttheorie. Einstein gaf voor verschijnselen op kosmische schaal — planeten, sterren, sterrenstelsels — een betere verklaring. In ons dagelijks leven geldt Newton nog steeds: appels vallen nog steeds naar beneden en bruggen storten niet in als de ingenieurs alle krachten netjes hebben uitgerekend. Maar ook Einsteins ideeën over zwaartekracht blijken vatbaar voor verbetering.
Wie een theorie bestrijdt, zal om te beginnen moeten kijken naar de waargenomen feiten waarop die theorie is gebaseerd. Je kunt proberen die feiten te ontkennen (appels vallen niet naar beneden), maar dat wordt lastig wanneer de waarnemingen duidelijk en controleerbaar zijn. Als de feiten vaststaan blijft alleen de mogelijkheid over om een betere verklaring, een betere theorie te bedenken. Met het botweg ontkennen van een op feiten gebaseerde theorie vervang je die theorie — het hoogst haalbare — door een mening die niet op feiten is gebaseerd.
Wanneer kunnen we nu zeggen dat iets is bewezen? Eigenlijk nooit. Soms suggereren mensen wel dat iets ‘wetenschappelijk vast staat’, of dat iets ‘wetenschappelijk bewezen werkt’ (bijvoorbeeld in het onderwijs), maar dat is iets dat een integere wetenschapper nooit kan zeggen. Hoogstens kun je zeggen dat iets ‘heel waarschijnlijk’ is, of dat het ‘gerechtvaardigd’ is om een bepaalde verklaring aan te nemen2Zie Rob Wijnbergs stuk in De Correspondent De wetenschap is geen mening en geen absolute waarheid. Maar wat is het dan wel?, of dat een bepaalde methode kan worden aanbevolen.
Het grote mindset-onderzoek
Terug naar de aanleiding van dit stuk, de publicatie in Nature door de onderzoeksgroep van Carol Dweck, A national experiment reveals where a growth mindset improves achievement. Naar dit onderzoek werd lang uitgezien. Vorig jaar publiceerde deze groep een voorlopige versie die online kon worden becommentarieerd3Yeager e.a. (2018) Where and For Whom Can a Brief, Scalable Mindset Intervention Improve Adolescents’ Educational Trajectories? PsyArXiv Preprints. Het geeft de uitkomsten weer van een grootschalig nationaal onderzoek naar het effect van een korte (een uur) online groeimindset interventie. Die leert de deelnemers dat mensen hun intellectuele mogelijkheden kunnen ontwikkelen:
The brain is like a muscle that grows stronger and smarter when it undergoes rigorous learning experiences.
De onderzoekers hebben het heel grondig aangepakt. Het onderzoek startte in 2015 met een representatieve steekproef leerlingen van 9th grade (onze klas 3 vo) van Amerikaanse highschools.

Het onderzoek maakte gebruik van eenmalige, korte online sessies die voor alle deelnemers hetzelfde waren. De reden daarvoor ligt voor de hand. Mindset-instructie verdeeld over meerdere workshops, die gegeven worden door goed getrainde docenten, is lastig op te schalen naar een nationaal onderzoek. Die workshops geven weliswaar duidelijke verbeteringen te zien, met name in de groep onderpresterende leerlingen4Referenties kun je vinden in het oorspronkelijke artikel., maar om praktische, onderzoektechnische redenen kozen de auteurs voor een korte interventie.
The National Study of Learning Mindsets showed that a low-cost treatment, delivered in less than an hour, attained a substantial proportion of the effects on grades of the most effective rigorously evaluated adolescent interventions of any cost or duration in the literature within the pre-registered group of lower-achieving students. Moreover, the intervention produced gains in the consequential outcome of advanced mathematics course-taking for students overall, which is meaningful because the rigor of mathematics courses taken in high school strongly predicts later educational attainment, and educational attainment is one of the leading predictors of longevity and health .
In hun artikel benadrukken de auteurs dat het ontwikkelen van een groeimindset vooral belangrijk is voor kinderen die dreigen hun school niet (op tijd) af te ronden (In de VS rond 20% van de highschool leerlingen.). Die lopen volgens de auteurs in de huidige globale economie het risico op armoede, een slechte gezondheid en vroeg sterven. Juist bij die groep, die door allerlei sociale en economische oorzaken hun mogelijkheden niet kunnen ontwikkelen, laten mindset-instructies een groot effect zien.
Net als in Nederland is de overgang van primair naar secundair onderwijs in de VS een kritische periode. Om kinderen bij die stap te helpen, suggereren de auteurs:
One way to improve academic success across the transition to secondary school is through social–psychological interventions, which change how adolescents think or feel about themselves and their schoolwork and thereby encourage students to take advantage of learning opportunities in school.
De critici van de mindset-theorie zullen ongetwijfeld hun pijlen richten op de effectgrootte van de onderzochte interventie. Het in hun artikel goed beargumenteerde antwoord van Yeager e.a. is daarop:
In this kind of study, it is important to ask what size of effect would be meaningful. As a leading educational economist concluded, “in real-world settings, a fifth of a standard deviation [0.20 s.d.] is a large effect”.
Groeimindset: toch maar wel
Daarmee blijven de conclusies van ons vorige stuk staan:
Grootschalige meta-onderzoeken suggereren dat toepassing van de mindset-theorie een heel klein effect heeft. In de praktijk van het lesgeven en leerlingbegeleiding blijkt dat het effect heel groot kan zijn, met name voor leerlingen met een lage sociaal-economische status en voor leerlingen die om wat voor reden dan ook onderpresteren.
We moeten dus geen kans voorbij laten gaan – in de les, in een-op-een gesprekken, of in het mentoruur – om hen te stimuleren richting groeimindset. Bijvoorbeeld door ze regelmatig te wijzen op Dwecks metafoor:
Het brein is als een spier, die sterker en slimmer wordt wanneer het intensieve leerervaringen ondergaat.
Referenties
Rob Wijnberg (2019). De wetenschap is geen mening en geen absolute waarheid. Maar wat is het dan wel? De Correspondent. https://decorrespondent.nl/10384/de-wetenschap-is-geen-mening-en-geen-absolute-waarheid-maar-wat-is-het-dan-wel/
Yeager, D. S., Hanselman, P., Walton, G. M., Murray, J. S., Crosnoe, R., Muller, C., … Dweck, C. S. (2019). A national experiment reveals where a growth mindset improves achievement. Nature, 1–6. https://doi.org/10.1038/s41586-019-1466-y (Open access).