Met de onderwijswetenschappen is niets aan de hand. Onderwijswetenschappers hebben net als andere wetenschappers onderzoeksvragen, ontwerpen op grond van hypothesen onderzoeksopzetten, verzamelen en analyseren gegevens en trekken er vervolgens conclusie uit. Science as usual. Niets mee aan de hand. Maar het object van de onderwijswetenschappen, daar is wel wat mee aan de hand.

Het object van de onderwijswetenschappen is een historisch-culturele praktijk. Dat betekent dat die praktijk niet alleen verandert, maar ook waardegeladen is; het is een praktijk die uit interacterende subjecten bestaat die doelen nastreven en via interacties ervaringen opdoen. Natuurlijk kun je zo’n praktijk vanuit een bepaalde theoretische invalshoek onderzoeken. Je kunt op zoek gaan naar ‘werkzame bestanddelen’ of naar mechanismen die ‘achter de rug’ van subjecten ‘werken’. Maar je moet wel beseffen dat dit een invalshoek is, een ‘uitsnede’. Er zijn de afgelopen honderd jaar vele ‘uitsneden’ van de onderwijspraktijk gemaakt. De afgelopen decennia bestaat er in ons land de voorkeur dit vanuit de onderwijspsychologie te doen, niet vanuit één model, maar vanuit vele: behavioristisch, cognitivistisch, sociaal-constructivistisch en neurobiologisch. Maar we kunnen de onderwijspraktijk ook historisch en geesteswetenschappelijk onderzoeken (dat deden we in het verleden) of cultuur-antropologisch, sociologisch of filosofisch (dat doen we veel te weinig). En ook dat kan vanuit meerdere theoretische invalshoeken. De onderwijswetenschappen zijn een prachtige lappendeken; het is patchwork.

Ondertussen gaat de onderwijspraktijk gewoon door. Beleidsmensen, politici en managers proberen op grond van wat wetenschappers zeggen – met veel goede bedoelingen – de onderwijspraktijk naar hun hand te zetten, maar ze vergeten daarbij dat het de leraren en hun leerlingen zijn die de praktijk met hun intenties en ervaringen ‘maken’. Wat er op grond van wetenschappelijk onderzoek (dan weer dit, dan weer dat…) de afgelopen decennia aan beleid is gemaakt, is altijd weer anders uitgepakt dan men hoopte en dacht. Vanzelfsprekend, want beleid wordt uiteindelijk via het handelen van de leraren en hun leerlingen in praktijk gebracht.

Ik begrijp niet dat onderwijswetenschappers niet wat bescheidener zijn. Hoe komt het toch dat ze niet inzien dat ze – net als het onderwijs dat ze onderzoeken – zelf ook deel uitmaken van een historisch-culturele praktijk waarin hun theoretische modellen en thema’s na tien of vijftien jaar weer veranderen? Zou het niet verstandig zijn om wat meer naar leraren en leerlingen te luisteren? Zouden we niet wat meer praktijk-nabij onderzoek moeten doen, cultuur-antropologisch, fenomenologisch-hermeneutisch, uit-leggend, in plaats van erin leggend?

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

3 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Wouter Pols

Dr. Wouter Pols (1946) was trained as an elementary school teacher. He studied educational studies at the University of Leiden (Netherlands). In 2016 he received his PhD from the Free University (VU) of Amsterdam with his dissertation In de wereld komen (Coming into the World), a study of the edacational meaning of upbringing, teaching and teachership. He started his career in education as a teacher in special education. After that he worked as teacher-educator at different schools and institutions of higher education. He is currently working part-time at the Knowledge Center Talent Development of the Hogeschool Rotterdam. With Joop Berding he published Schoolpedagogiek, a textbook on upbringing and education for teachers in the elementary school.

Category

onderzoek