Spelling en dan met name het Vervolg
Het Cito LOVS (leerlingvolgsysteem) voor het basisonderwijs bestaat uit verschillende toetsen. Veel van deze toetsen bestaan ook nog eens uit meerdere delen, die op verschillende dagen worden afgenomen, waardoor de benaming ‘toetsbatterij’ niet geheel ten onrechte wordt gebruikt. In deze blog wil ik mijn ervaringen met de spellingtoets op een rijtje zetten.
Adaptief toetsen: Vervolg 1 en 2
In mijn eerdere blog Meetbaar refereerde ik al aan deze toets en de vraagstelling. Maar daarmee is nog niet alles gezegd. De huidige versie bestaat uit een afname in twee delen. Het Start-gedeelte bestaat uit een klassikaal dictee, waarbij de leraar een zin voorleest. In elke zin staat één woord dik gedrukt. Dit woord wordt door de leraar herhaald en moet door de leerlingen worden opgeschreven. Aan de hand van de score (aantal goed geschreven woorden) van dit eerste gedeelte, krijgt de leerling een tweede deel aangeboden. Leerlingen die (te) weinig woorden goed hebben geschreven, krijgen de makkelijkere module ‘Vervolg 1’ aangeboden. Kinderen die veel woorden goed hebben geschreven, maken module ‘Vervolg 2’. De norm voor deze differentiatie staat in de handleiding van de toets. Vanaf groep 6 bestaan deze beide delen (Vervolg 1 en 2) uit de vraagstelling ‘zoek de valse’. Dit zijn meerkeuzeopgaven.
Meerkeuzeopgaven
Bij deze vraagstelling krijgen leerlingen iedere keer vier zinnen voorgeschoteld waarbij in elke zin één woord dikgedrukt is. De zin waarbij dit dikgedrukte woord fout gespeld is, moeten ze aankruisen. Een vraagstelling die ik in Meetbaar al ter discussie stelde [link]. Volgens Cito blijkt uit marktonderzoek (januari 2012) dat de helft van de scholen het fijn vindt dat er meerkeuzeopgaven in de spellingtoets zitten. Waarom deze helft gehoord wordt en de andere helft niet, is mij niet helemaal duidelijk. Misschien komt hun tijd nog.
Zelf geeft Cito aan dat zwakke spellers in groep 4 en 5 nog geen meerkeuze vragen krijgen, omdat zij in verwarring gebracht kunnen worden door het zien van fout gespelde woorden. Omdat deze vraagstelling wel voorkomt in de Entreetoets en Eindtoets van deze zelfde toets aanbieder en deze manier van vragen dan voor zwakke spellers nog niet bekend zou zijn, zijn de meerkeuze vragen vanaf groep 6 ook voor de zwakkere spellers terug te vinden in de spellingtoetsen van het LOVS. Cito zorgt als het ware zelf voor de ‘training’ en het bekend worden met de vraagstelling in de latere Entreetoets en natuurlijk de Centrale Eindtoets mocht de school voor deze toetsen gekozen hebben en niet voor IEP Eindtoets of ROUTE 8 Eindtoets. Blijkbaar kunnen leerlingen vanaf groep 6 niet meer in verwarring raken door het zien van fout gespelde woorden. Dat is weer een hele geruststelling!
Invloed op de leerling
De differentiatie in Vervolg 1 en 2 lijkt heel adaptief. Toch vroeg ik me af hoe kinderen hierop reageren en wat dat met hen doet. Hiervoor heb ik twee klassen als referentie genomen: een groep 6 (n=30), die voor het eerst met de meerkeuzeopgaven te maken krijgt en een groep 8 (n=29), die inmiddels ruim gewend is aan de hele manier van toetsen, zowel de differentie in Vervolg 1 en 2 als de meerkeuzeopgaven. Ik realiseer me terdege dat dit geen valide onderzoek is dat betrouwbare meetresultaten oplevert. Het is niet meer dan een (hun) mening, maar wel één die ik wilde weten, aangezien ik de leraar ben die mijn leerlingen deze toets laat maken (weliswaar door de situatie ingegeven, aangezien ik niet de keuze heb hiervan af te wijken).
Uit groep 8 zijn 17 leerlingen opgelucht als ze Vervolg 2 mogen maken (59%). Dat betekent namelijk dat ze de Startmodule goed (genoeg) hebben gemaakt. Uit groep 6 zijn dat er maar liefst 25. Dat komt neer op 83% opgeluchte leerlingen! Dit zegt overigens niets over de behaalde score van deze leerlingen. Het was een hypothetisch vraag. Geen enkele onderzochte groep bleek bij de afname dan ook uit 83% opgeluchte kinderen te bestaan. Van alle leerlingen uit groep 6 zijn 10 leerlingen ronduit teleurgesteld in zichzelf als zij Vervolg 1 krijgen (33%). Zij realiseren zich dat ze veel fouten hebben gemaakt in de Startmodule. Een fijn begin van het tweede gedeelte van de Cito spellingtoets…
Normeren: toetsscore, vaardigheidsscore en niveau
Na de afname wordt het dictee (30 dicteewoorden) nagekeken, bepaald welke module de individuele leerling daarna krijgt aangeboden (Vervolg 1 of 2, ook weer 30 opgaven) en tot slot wordt de toetsscore van de leerling uitgerekend. De toetsscore wordt bepaald door het aantal correct geschreven woorden van de startmodule op te tellen bij het aantal goed gemaakte opgaven uit de vervolgmodule. De maximale toetsscore bedraagt dus 60, indien alle opgaven correct worden gedaan. Deze toetsscore wordt vervolgens omgezet in een vaardigheidsscore en een niveau (I –V). Hierbij is I het hoogste niveau en V het laagste. In een ‘formule’ ziet dit er als volgt uit:
Spelling E6 Start (n=30, aantal goed) + Vervolg 1 (n=30, aantal goed) = toetsscore
Spelling E6 Start (n=30, aantal goed) + Vervolg 2 (n=30, aantal goed) = toetsscore
Tijdens het nakijken en verwerken van de scores valt het volgende op. Bij het afname moment van bijvoorbeeld eind groep 6 (E6) wordt de passende vervolgtoets gekozen door leerlingen met een score van 16 goed (of minder, ≤16) de adaptieve module Vervolg 1 te laten maken. Deze leerling gaat, al of niet teleurgesteld, aan de slag met de meerkeuzeopgaven en probeert er het beste van te maken. Maar kan er nog een goede score uitkomen? Uit de normering blijkt dat bij een totaal van 14 fouten, dus een totale toetsscore van E6 + Vervolg 1 = 46, al een niveau IV hoort. Bij een toetsscore van 44 scoort de leerling al een V. De leerling met differentiatie Vervolg 1 had deze 14 fouten al (of meer) na de Startmodule! Anders had hij nooit module Vervolg 1 gekregen.
Conclusie
Met andere woorden: als deze zwakke speller het tweede gedeelte slechts één fout maakt (of foutloos), haalt hij nog een IV, anders volgt het laagste niveau V. Hoe groot is de kans dat een zwakke speller 29 of 30 meerkeuzeopgaven goed maakt? En zelfs als dat wel lukt… Deze kinderen maken dus een moeilijke spellingtoets met meerkeuzeopgaven met daarin fout gespelde woorden om te bepalen of zij nog een IV of toch een V halen. Natuurlijk volgt uit de toetsscore ook nog een vaardigheidsscore waardoor je de leerling de volgende keer met zichzelf kan vergelijken, maar dat zal deze leerling niet veel kunnen schelen.
Hoewel de kritiek vanuit zowel het werkveld als van deskundigen(n), o.a. Anna Bosman, vrij kort na het uitkomen van de toets hoorbaar was, paste Cito de toets niet aan. In plaats daarvan weerlegde men de kritiek door middel van enkele publicaties, te lezen op de site van Cito. In de volgende versie van de spellingtoets (versie 3.0) is de toets wel volledig herzien: de meerkeuzeopgaven zijn verdwenen en ook wordt de toets in één deel afgenomen. Blijkbaar is de tijd van die andere helft uit het marktonderzoek toch aangebroken.
Last but not least: er bestaan ook andere toets aanbieders die dit inzicht al veel langer hadden.
Bibliografie
Bosman, A., & Schraven, J. (2013, februari). Cito-spellingtoets schaadt het spellingonderwijs. Balans Magazine.
Cito. (sd). Spelling: Vragen en antwoorden toetsen Spelling. Opgeroepen op april 15, 2016, van Cito: http://www.cito.nl
De Wijs, A., & Krom, R. (2008). Spelling groep 6, Handleiding. Arnhem: Cito.
Schraven, J., Van Eekhout, T., & Bosman, A. (sd). De nieuwe Cito-spellingtoets ter discussie. Tijdschrift voor orthopedagogiek, 49, 75-86.
Van Berkel, S., Keuning, J., & Tomesen, M. (2013, 1). Het onderzoek van Bosman en Schraven in een ander perspectief. Opgeroepen op april 16, 2016, van Cito: http://www.cito.nl