‘Er voltrekt zich een onderwijsramp en niemand die het ziet’, kopte de NRC in juni. In juli deed de Volkskrant er met dezelfde auteur nog een schepje bovenop. Twee artikelen van gelijke strekking: het onderwijsniveau in Nederland daalt en dat gaat met name ten koste van de kinderen uit de minder bevoorrechte milieus.
Natuurlijk wordt het wél gezien en worden zorgen al veel langer gedeeld in rapporten en door een groot deel van de beroepsgroep, maar het lijkt aan dovemansoren gericht en in Den Haag blijft het over het algemeen te stil. Iedereen kent inmiddels de zorgen rond het lerarentekort en tegelijkertijd ook het gebrek aan goede oplossingen hiervan. Wel wordt met zeer grote regelmaat ‘het anders organiseren’ als oplossing aangedragen, alsof men het venster van Overton hierover probeert te verschuiven: hoe vaker je dit noemt, hoe gewoner men dit vindt of tenminste een minder radicale vorm acceptabel vindt.
Lerarentekort
Onbevoegden voor de klas wordt als experiment uitgerold en mag gewoon vier jaren duren. Je zal maar precies in deze vier jaren de basisschool doorlopen… Natuurlijk is niet iedereen onbekwaam die onbevoegd is, is vaak het argument, maar ik kan even geen andere sector bedenken waar zo’n grootschalig experiment wordt uitgevoerd door mensen in te zetten die daarvoor niet zijn opgeleid. In het onderwijs kan dat wel. Je kunt stellen dat het een noodmaatregel is, maar vergeet niet dat we al dertig jaar weten dat dit tekort bestaat en het zich zelfs al eerder voordeed.
Leerlingen die met de minste voorkennis het onderwijs binnenkomen en opgroeien in minder gunstige omstandigheden hebben goede en mogelijk meer instructies nodig om minimaal dezelfde leerdoelen te halen dan andere kinderen. Het lerarentekort werkt in hun nadeel. Maar dit probleem speelt niet alleen in de grote steden en bij lerarentekorten. Onder de oppervlakte speelt er meer. Sezgin Cihangir verwoordde het in zijn artikel als volgt: ‘Zelfs meer leerkrachten van hetzelfde niveau zou geen soelaas bieden, laat staan de inzet van minder gekwalificeerde.’ Het is de olifant in de kamer.
Goede instructie
Nogmaals, we weten dat in het regulier onderwijs leerlingen zitten met verschillende instructiebehoeften. De vraag is allereerst wie deze intensieve instructie kan geven. Veel gebeurt al in de klas door middel van verlengde instructie, maar voor sommige leerlingen is dit nog niet genoeg. Zeker als er achterstanden dreigen te ontstaan en nog meer extra hulp nodig is om dit te voorkomen. Ooit kenden vele scholen hiervoor ‘de remedial teacher’. De remedial teacher was toen een leraar basisonderwijs die zich verder had bekwaamd. Uiteindelijk was daar zelfs de Master SEN, specialist remedial teaching: een hbo-master. Let wel, deze opleiding doe je dus ná een hbo-bachelor, meestal pabo en na de nodige jaren ervaring in het onderwijs.
Passend onderwijs
Tegenwoordig gaan we anders om met deze leerlingen. De remedial teachers zijn op veel scholen wegbezuinigd en de extra aandacht wordt nu volledig door de leerkracht gegeven, in de klas. We noemen dat passend onderwijs. De hbo-bachelor is duizendpoot geworden, de hbo-master of academische leraar overigens ook, want zij staan meestal ook gewoon volledig voor de klas.
Dankzij de nodige reuring zijn er in 2018 werkdrukgelden vrijgekomen. Deze kunnen ingezet worden waar het team dat het nodig vindt. Extra aandacht en instructie voor leerlingen die dat nodig hebben in de vaak overvolle klassen staat bij menig school op het prioriteitenlijstje. Fijn dat dat weer geregeld kan worden, maar daar is toch iets mee aan de hand. Het zijn namelijk niet de remedial teachers die hun herintrede doen in het onderwijs, maar deze formatieruimte wordt veelal opgevuld door onderwijsassistenten. Deze extra handen in de school verlichten het werk in de school en dat is fijn, maar zij zijn geen bevoegde leraren of remedial teachers en hebben niet de expertise over allerlei leerproblemen. De geregistreerde remedial teachers zijn er nog wel, maar bevinden zich meestal in particuliere praktijken buiten de school. En daar zit een prijskaartje aan dat niet door alle ouders betaald kan worden.
Meer handen, maar hoe te organiseren?
Het inzetten van een onderwijsassistent is een manier om meer handen in en buiten de klas te organiseren. Daar zitten zeker voordelen aan. Zo kunnen zij onderwijskundige taken uitvoeren om bepaalde onderdelen verder begeleid in te oefenen of de klas monitoren als de leraar verlengde instructie geeft. Maar het geven van remedial teaching of het uitvoeren van een onderwijsinterventie is van andere orde. Toch gebeurt dit wel: de onderwijsassistent als remedial teacher. Leerlingen die het het hardst nodig hebben krijgen dan extra instructie (soms zelfs buiten de klas, waardoor ze iets anders missen) van mbo-opgeleide onderwijsassistenten, terwijl ze de instructie in de klas van de leraar nog niet voldoende oppakken.
Laten we eens inzoomen wat een dergelijke manier van organiseren in de praktijk kan betekenen bij technisch lezen. Dit is actueel, gezien het leesniveau van de Nederlandse jeugd. Bij leerlingen die niet voldoende vordering maken bij het leren lezen en spellen kan het vermoeden van dyslexie ontstaan. Bij dyslexie moet de school onder andere didactische resistentie aantonen. Dat betekent dat de hardnekkigheid van de achterstand bij lezen en spellen moet worden aangetoond, terwijl de school alles heeft gedaan wat in haar vermogen ligt. Maar heeft de school alles gedaan als de zorg op bovenstaande manier georganiseerd is? Horen leerlingen die het het hardst nodig hebben geen extra instructie te krijgen van leraren met méér expertise dan de extra hulp die een onderwijsassistent geeft, hoe waardevol hun werk en inzet ook is? Ooit was dat ook zo, maar blijkbaar is dat te duur geworden. Overigens is dit geen pleidooi om leerlingen buiten de klas door een rt’er verder te helpen, maar eerder om leraren zo goed op te leiden en verder te professionaliseren, dat zij de instructie in de klas verder kunnen verfijnen.
Ondertussen is dyslexie een lucratief verdienmodel geworden. Voor dyslectische kinderen is er nog deze uitweg via de zorgverzekering die zorg buiten school vergoedt. Maar voor andere vakken, die in het verleden ook bij een remedial teacher of gespecialiseerde leraar in beeld kwamen, is deze uitweg er niet. Deze kinderen zijn aangewezen op de hulp die de school kan organiseren met de mensen die er werken.
Minder handen, maar hoe te organiseren?
Dat laatste, die minder handen, wordt langzamerhand dagelijks voelbaar. Er werken steeds minder mensen in het onderwijs, in ieder geval minder dan er nodig zijn. Scholen zijn bijna gedwongen om concessies te doen aan hun eigen onderwijs. Vóór corona werden klassen al verdeeld bij afwezigheid van een leerkracht. Dat geeft meer belasting voor de andere leerkrachten én minder aandacht voor de leerlingen, zeker voor degenen die verdeeld zijn. Het moment komt dichterbij dat onderwijsassistenten structureel worden ingezet, schuifdeuren tussen lokalen aangebracht worden, zodat één leerkracht, eventueel met een onderwijsassistent, onderwijs kan geven aan twee volledige klassen. Er zijn scholen die hier bewust voor kiezen en het gebouw zo hebben aangepast dat het deze onderwijsvisie uitstraalt (bijvoorbeeld door leerpleinen in plaats van lokalen), maar zodra de visie op onderwijs ondergeschikt wordt aan het lerarentekort, gaat er toch echt iets structureel mis.
Integrale kindcentra
Tegenwoordig is er een duidelijke tendens gaande om van basisscholen, brede scholen of integrale kindcentra (IKC) te maken. Ook verschillende nieuwe partijprogramma’s proberen daar de kiezer van te overtuigen. En daar zitten zeker voordelen aan, maar de scheiding tussen onderwijs en kinderopvang is wel iets om in de gaten te houden. Jaren geleden las ik al een visiestuk (2013) over de ontwikkeling van een integraal kindcentrum, waarin de volgende passage stond: “het personeel dat aan het IKC is verbonden, functioneert als één geheel, waarbij wordt gestreefd naar multi-inzetbaarheid. Hierbij wordt onder meer gedacht aan uitwisselingsfuncties tussen pedagogisch medewerkers en onderwijsassistenten, maar ook pedagogisch medewerkers en leerkrachten.”
Op de vraag wat dit betekende stelde het antwoord mij niet gerust. De muren tussen de lokalen zouden verdwijnen, dus bij een zieke leerkracht kon het onderwijs profiteren van de werknemers van de kinderopvang. Met het lerarentekort in het achterhoofd vond men dit een enorm pluspunt: er hoeft dan geen klas naar huis gestuurd of verdeeld te worden… de pedagogisch medewerkers worden dan ingezet om die dag de klas op te vangen. De leraar van de naburige klas kan, bij gebrek aan tussenmuren, wel een oogje in het zeil houden. Ik vraag me overigens af of dat dan wel als onderwijstijd mag worden meegeteld, maar ondertussen maskeren tal van dit soort oplossingen het werkelijke probleem.
Ik wil een structurele oplossing voor het lerarentekort. Ondertussen heb ik genoeg studiedagen meegemaakt waar ik en mijn collega’s ‘out of the box’ mee mochten denken om het onderwijs anders te organiseren, zodat we het hoofd kunnen bieden aan het lerarentekort. Bij veel oplossingen doe je concessies aan het onderwijs. Dat motiveert niet, ondertussen word je mede-eigenaar van die oplossing en bovendien weten we dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken.
Verschillende opleidingen, verschillende inhoud
Bij het anders organiseren draait het er meestal op uit dat leerkrachten worden vervangen door anders (mbo) opgeleiden of andere professionals, zoals in de pilot van de G5. Nog niet lang geleden (2015) was het de wens om juist meer master opgeleide leraren te krijgen, ook in het po. Door de functiemix kon dat ook beloond worden met een hogere schaal en een extra functie naast je lesgevende baan, bijvoorbeeld rekenspecialist of taalspecialist. Inmiddels is er een enorm aanbod ontstaan in de opleidingen tot specialist of coördinator. Daarin zijn echter ook enorme verschillen te ontdekken. Zo kun je een masteropleiding volgen met een studiebelasting van 20 uur per week of 60 ECTS in totaal. Dat komt neer op een totale studiebelasting van 1680 uur. 1 ECTS staat namelijk voor 28 uur. Wil je echter taalcoördinator worden dan volstaat ook een opleiding van 5 of 8 dagen, een opleiding van 300 studiebelastingsuren of zelfs een opleiding van in totaal 28 uren. Vergeleken met een master is dat dus 1 ECTS.
Door deze wirwar aan scholingsaanbod is het niet ondenkbaar dat het aantal master opgeleide leraren in het po eerder afneemt dan toeneemt. Een studie doen naast je baan is intensief en als je dat traject wat minder intensief kan maken, is dat erg verleidelijk. De academische eerstegraders in het vo zijn inmiddels nog met een zoeklichtje te vinden, het risico ligt op de loer dat de masters in het po eenzelfde lot kent.
Nu is het natuurlijk allerminst zeker dat een master opgeleide docent beter lesgeeft dan een bachelor opgeleide docent, maar als ik bovenstaand cursusaanbod zie, weet ik wel aan wie ik meer expertise toedicht en wie ik eerder als expert zal raadplegen.
Herziening onderwijsbevoegdheden
Als we kansenongelijkheid, extra begeleiding aan moeilijker lerende kinderen, het leesonderwijs en het voorkomen van leerachterstanden echt serieus nemen, moeten we bovenstaande aspecten maar eens meenemen. Er wordt nu gekeken naar mogelijke nieuwe bevoegdheden. Het is de vraag of we er überhaupt op zitten te wachten en welk probleem het oplost. Maar één ding wil ik er alvast uitlichten: doe geen concessies aan de bevoegdheidseisen! Iedere leerling heeft recht op een goed opgeleide, bevoegde leraar.