Site pictogram Blogcollectief Onderzoek Onderwijs

Een evolutionaire kijk op leren

Deze blog is een uitbreiding op de blog die in februari is verschenen in Didactief. Die is niet mijn product alleen, maar het product van een samenwerking tussen Luce Claessens, Steven Raaijmakers en mij en vormt die eigenlijk een hoofdstuk in ons boek “Op de Schouders van Reuzen

Regelmatig kom je mensen tegen die vinden dat het onderwijs radicaal anders moet: minder ‘schools’ en op leren gericht en meer ‘speels’ en op ontdekken gericht. Hun redenering is dat kleine kinderen speels hun eerste taal leren, zij spelen samen, zijn voortdurend bezig problemen op te lossen en hun wereld te onderzoeken waardoor zij van alles (uit)vinden, enzovoorts. De consequentie is, in hun ogen, dat wij dus het leren lezen, schrijven, rekenen enzovoorts ook zo zouden moeten (laten) gebeuren. Dat kan logisch klinken, maar…

…er is een fundamenteel verschil tussen hoe kinderen enerzijds hun eerste taal leren, leren communiceren en met elkaar leren spelen en anderzijds hoe taal, rekenen, en zo verder geleerd wordt. Het probleem ligt in het verschil tussen wat David Geary biologisch primair leren en biologisch secondair leren noemt, ook wel evolutionair primair en secondair genoemd.

Dit is de reden waarom de meeste baby’s en peuters schijnbaar moeiteloos leren praten, maar een aantal jaar later diezelfde taal met veel pijn en moeite leren lezen en schrijven? Dit ligt ook aan de basis van waarom kinderen in een klas meer aandacht hebben voor elkaar dan voor het schoolwerk? In zijn artikel beantwoordt David Geary deze en andere vragen door naar het leren van kinderen te kijken met een evolutionaire bril. Leren bekijken vanuit zo’n evolutionair oogpunt leidt tot verfrissende inzichten. Het kan ons o.a. een verklaring bieden voor waarom kinderen voor sommige thema’s eindeloos gemotiveerd zijn (en voor andere veel minder…) en waarom bepaalde manieren van leren zo populair zijn.

(Bijna) vanzelf leren

Veel dingen leren we ‘vanzelf’, zonder dat we er (merkbaar) veel moeite voor hoeven te doen. Het zit als het ware in ons lijf ingebakken. Zo leren we gezichten herkennen door kijken en vergelijken, leren we praten door te luisteren en leren we lopen door vallen en opstaan. Het zijn allemaal vormen van leren die, evolutionair gezien, noodzakelijk zijn om te overleven. We noemen het ook wel biologisch of evolutionair primair leren. Biologisch primaire kennis kunnen we direct, zonder bewuste verwerking in het werkgeheugen, opslaan in het langetermijngeheugen. Naast primaire kennis, is voor mensen echter ook secundaire kennis van belang. Deze kennis betreft bijvoorbeeld lezen en schrijven en is noodzakelijk om adequaat te kunnen functioneren in onze huidige maatschappij.

Geary onderscheidt drie domeinen van primair leren. Zo richten we onze aandacht onbewust het liefst op de volgende zaken:

We hebben een natuurlijke focus op deze zaken omdat ze, evolutionair gezien, de beschikbaarheid van sociale en natuurlijke hulpbronnen beïnvloedden en daarmee de kans op overleving. Kunnen samenwerken, weten welke planten giftig zijn en waarvoor je een stok kunt gebruiken was informatie die letterlijk van levensbelang was. En een kind dat geen sociale band opbouwde met zijn of haar verzorgers, was ten dode opgeschreven.

Echter, ook in de oertijd raakten mensen wel eens verzeild in nieuwe situaties. De automatische processen die horen bij het primair leren schoten dan tekort. Om toch te overleven in snel veranderende sociale en ecologische omstandigheden hebben mensen ook een systematisch probleemoplossend vermogen ontwikkeld. Hiermee kunnen we aangeboren neigingen onderdrukken en systematischer leren en problemen oplossen. Dit vermogen tot systematisch problemen oplossen vormt samen met de automatisch cognitieve processen de kern van het menselijk brein. Ze maken primair en secundair leren mogelijk. Alleen is onze aanleg tot secundair leren evolutionair gezien veel jonger en nog minder goed ontwikkeld dan onze aanleg tot primair leren. En dat heeft, aldus Geary, gevolgen voor het leren in school en hoe dat vorm zou moeten krijgen.

Wat je niet vanzelf leert
Naarmate samenlevingen ingewikkelder werden, was er meer nodig dan louter primaire kennis. Behalve fysiek overeind blijven moeten mensen kennis verwerven om mee te kunnen draaien in een samenleving. Het gaat daarbij om culturele kennis – in de brede zin van het woord en als tegenpool van primaire kennis – die we overdragen aan de volgende generatie. Lezen en schrijven bijvoorbeeld. We zijn daarbij niet meer alleen afhankelijk van informatie die onmiddellijk in het hier en nu voorhanden is, maar kunnen via informatiedragers als boeken abstractere kennis toegankelijk maken en bewaren voor veel mensen. Wat we op scholen onderwijzen is vaak culturele of secundaire kennis.

Hoe je op school leert
Evolutie speelt niet alleen een rol bij wat we willen leren, maar ook bij hoe we dat bij voorkeur willen leren. In alledaagse situaties kunnen we leunen op heuristieken, handige vuistregels en ezelsbruggetjes in ons brein (zie ook kader). Zo kunnen we snel en volautomatisch betekenis verlenen aan de wereld om ons heen. Als je iemand tegenkomt, weet je brein meestal meteen of het een man of een vrouw is en lees je aan de stand van de mond af of iemand vrolijk, boos of bedroefd is. Deze inmiddels automatische cognitieve processen helpen ons om interacties met anderen succesvol te laten verlopen.
We hebben ons deze processen eigen gemaakt door te observeren, ontdekken en spelen. Een soort van onbewust leren. Het zou mooi zijn als we met hetzelfde gemak secundaire kennis konden verwerven, maar dat is niet zo. Wij leren spreken en luisteren op de automatische piloot, maar hebben expliciete instructie nodig om te leren spellen en schrijven (zie ook hoofdstuk 16 over Beter onthouden doe je zo en hoofdstuk 20 over Niet gelijk het diepe in). Het verwerven van kennis op school gaat dus niet vanzelf. Het kost moeite, is bewust en vindt plaats in het werkgeheugen.

De ezelsbruggetjes van ons brein
In 1957 schreef de psycholoog – en later Nobelprijswinnaar economie – Herbert Simon dat mensen over het algemeen geen rationele beslissingen nemen, maar hun beslissingen vooral baseren op heuristieken: vuistregels of ezelsbruggetjes in ons brein op basis waarvan je een beslissing neemt zonder dat alle benodigde informatie bekend is. Je hersens vullen als het ware zelf de ontbrekende informatie in om toch de beslissing te kunnen nemen. Voorbeelden zijn representativiteit (als mensen één kenmerk hebben van een bepaalde groep zullen ze ook alle andere eigenschappen van die groep wel hebben) en ankers (bijvoorbeeld denken dat 8x7x6x5x4x3x2x1 meer is dan 1x2x3x4x5x6x7x8). Heuristieken helpen je snel navigeren in de wereld om je heen, maar kunnen ook leiden tot misvattingen en stereotyperingen. Goede denkers zijn zich bewust van de kracht én de beperkingen van heuristieken. 

Implicaties voor onderwijs

Evolutionaire psychologie helpt ons begrijpen waarom leerlingen bepaalde zaken makkelijk en met veel motivatie leren (primair leren) en waarom andere opdrachten hen meer moeite kosten (secundair leren). Het leren op school is qua wat en hoe niet overeenkomstig de natuurlijke, automatische manier van kennisverwerving. Je moet leerlingen dus aan de hand nemen en motiveren om ook op een andere manier te leren.     

Om motivatie voor secundair leren in scholen te stimuleren stelt Geary dat leerkrachten het beste het grijze gebied tussen primair en secundair leren kunnen opzoeken. Als voorbeeld geeft hij een ouder die een prentenboek voorleest aan een kind. Het kind is geïnteresseerd, want richt zich graag op de ouder en wil graag taal leren (aangeboren, primaire focus). Tegelijkertijd zijn de plaatjes in het boek abstracte versies van de dingen in de wereld om hen heen en gaat het niet om directe communicatie in spreektaal, maar om een geschreven verhaal (secundaire kennis dus). Als leerlingen dergelijke leersituaties vaak genoeg meemaken en merken dat ze er iets van leren, zullen ze ook gemotiveerd raken om ander, steeds abstracter schoolwerk te leren.

Jouw eigen klas

Leren op school kost moeite. Dat is niet alleen goed om zelf te beseffen, maar draag dat ook uit naar leerlingen. Maak hen ervan bewust dat je sommige dingen vanzelf leert en dat je andere dingen alleen leert als je er moeite voor doet. Directe instructie door iemand die de stof al beheerst – jij dus – is een goede manier om leerlingen te begeleiden bij secundair leren, blijkt uit Geary’s artikel.
Zoals hierboven al is uitgelegd kun je leerlingen motiveren door schools secundair leren te verbinden aan natuurlijk, primair leren. Dat kan door lesstof te verbinden aan zaken waar leerlingen van nature al op gefocust zijn, zoals de directe leefomgeving of sociale processen. Tegenwoordig hebben scholen hier al veel aandacht voor, bijvoorbeeld bij authentiek of betekenisvol leren. Ook hier wordt de verbinding tussen de te leren stof en de leefwereld van de leerlingen gezocht.

Om in te lijsten

Referenties

Geary, D. (2002). Principles of evolutionary educational psychology. Learning and Individual Differences, 12, 317-345. https://doi.org/10.1016/S1041-6080(02)00046-8

Geary, D. C. (2008). An evolutionarily informed education science. Educational Psychologist, 43(4), 179–195. http://doi.org/10.1080/00461520802392133

Sweller, J. (2016). Working Memory, Long-term Memory, and Instructional Design. Journal of Applied Research in Memory and Cognition5(4), 360–367. http://doi.org/10.1016/j.jarmac.2015.12.002

0 0 votes
Article Rating
Mobiele versie afsluiten