Site pictogram Blogcollectief Onderzoek Onderwijs

Neurokwatsch

Deze blog schreef ik oorspronkelijk voorhet januarinummer van het blad Didactief waar ik tweemaandelijks iets schrijf over m.i. spraakmakend wetenschappelijk onderzoek en wat de betekenis daarvan is in/voor het onderwijs.

‘Al een aantal decennia lang volharden mythes over de hersenen – neuromythes – in scholen en hoger-onderwijsinstellingen, vaak om ineffectieve doceeraanpakken te rechtvaardigen.’ Mooier dan Howard-Jones in zijn onlangs verschenen artikel in Nature Reviews Neuroscience kan ik het niet zeggen. Hij gaat verder: ‘Stel je voor dat hersenen maar voor 10% actief zijn, krimpen als je geen 6-8 glazen water per dag drinkt en dat de communicatie tussen de twee breinhelften gestimuleerd kan worden door twee onzichtbare knopen op je borst te masseren.’ Zulke klinkklare onzin kunnen neurowetenschappers zich volgens hem maar moeilijk voorstellen, maar docenten over de hele wereld blijken het normaal te vinden en dit leidt dus tot het inzetten van ineffectieve en ongetoetste onderwijsaanpakken die het leren eerder verhinderen dan stimuleren.

En wat zijn die mythes? Volgens Howard-Jones is misschien wel de meest voorkomende mythe dat mensen het beste leren als zij onderwijs krijgen volgens hun geprefereerde leerstijl. Maar leerstijlen zijn neurowetenschappelijk gezien onzin (omdat de verschillende delen van het brein met elkaar in verbinding staan) en er ook bergen bewijs tegen zijn. Howard-Jones presenteert een tabel uit eerder onderzoek van hem samen met Dekker, Lee en Jolles (Frontiers in Psychology, 2012) naar vijftien door de OESO aangewezen neuromythes. Die tabel toont de meest voorkomende neuromythes onder werkende docenten in vijf landen (Verenigde Koninkrijk, Nederland, Turkije, Griekenland, China). De Nederlands top‑3 bestaat uit de net genoemde mythe van leerstijlen (96% van alle Nederlandse docenten gelooft hierin), de mythe dat korte spurts van coördinatie-oefeningen de integratie van de linker- en rechter breinhelften verbeteren (82%) en dat verschillen in dominantie van breinhelften het verschil verklaren tussen het leren van leerlingen (86%). Zeven van de vijftien mythes beschouwden ruim de helft van de docenten als waar!

In zijn artikel gaat Howard-Jones niet alleen in op wat er mis is met zulke meningen, maar ook op de vraag waarom deze mythes voortleven. Zijn conclusie: de feiten zijn complex en worden vaak niet begrepen, het bewijs is vaak verstopt in technische tijdschriften met eigen taal óf de mythe is niet toetsbaar (zoals ook niet te toetsen is hoeveel engeltjes op de kop van een speld kunnen staan). Dit vormt een uitstekende voedingsbodem voor emoties, geloven en culturen, met alle nare gevolgen van dien.

Tot slot legt hij uitstekend uit waarom een aantal prille en soms verkeerd begrepen onderzoeksresultaten in de neurowetenschap in de toekomst toch relevant zouden kunnen zijn voor het leren. Het gaat hier bijvoorbeeld om de bevinding dat beloning tot dopamineproductie leidt wat weer pleziergevoelens opwekt. Dit wordt al snel versimpeld tot de oneliner dat het belonen van leerlingen motiverend werkt. Voor neurowetenschappers betekent het woord motivatie echter een zeer kortdurige, bijna lichamelijke behoefte aan iets. Het is dus niet zo dat als je  leren maar ‘leuk’ maakt, dit leidt tot dopamineproductie en dus motivatie.. Of neem de bevinding dat adolescenten de risico’s van hun gedrag niet beseffen. Op basis daarvan wordt niet alleen problematisch gedrag vergoeilijkt door te verwijzen naar de  hersenontwikkeling, maar worden ook maatregelen getroffen die uitgaan van het ontbreken van vrije wil bij adolescenten. Maar daarvoor is geen enkel bewijs. Op dit moment worden op basis van fundamenteel onderzoek verstrekkende, maar slecht gefundeerde praktische conclusies getrokken voor en in het onderwijs. De bevindingen kloppen, de getrokken onderwijsconclusies zijn  mythen.

Howard-Jones c.s. concludeerden al dat ‘docenten die enthousiast zijn over de mogelijke toepassing van neurowetenschap in de klas moeite hebben om pseudowetenschap van wetenschap te onderscheiden…[en dat]…algemene kennis over het brein de docent niet beschermt tegen neuromythes’. Ofwel zoals Albert Einstein al zei: ‘A little knowledge is a dangerous thing.’

Dekker, S., Lee, N. C., Howard-Jones, P. A., & Jolles, J. (2012). Neuromyths in education: Prevalence and predictors of misconceptions among teachers. Frontiers in Psychology, 3, 429. doi: 10.3389/fpsyg.2012.00429

Howard-Jones, P. A. (2015). Neuroscience and education: myths and messages. Nature Reviews Neuroscience, 15, 817–824 (2014). doii:10.1038/nrn3817

Volg mij ook op Twitter: @P_A_Kirschner

0 0 votes
Article Rating
Mobiele versie afsluiten