Site pictogram Blogcollectief Onderzoek Onderwijs

Twijfels over les aan hoogbegaafden. Twijfels over onderzoek

In De Volkskrant van 13 december stond een bijdrage van Marjan van den Berg over het onderzoek naar de effectiviteit van speciale interventies voor hoogbegaafde kinderen en jongeren, zoals plusklassen en extra lessen. De resultaten van dit onderzoek, in opdracht van NWO, leiden tot twijfel over het nut van al die extra inspanningen, die ook nog eens veel geld kosten. Uit het stuk: “Vanaf 2013 is jaarlijks 30 miljoen beschikbaar. Dit geld is bedoeld voor de 20 procent best presterende leerlingen.”

Die laatste zin geeft precies aan wat het probleem is bij dit soort onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs. Dat geldt ook voor de toptienlijstjes van scholen, zoals dat van Dronkers c.s., op 8 december in De Volkskrant gepubliceerd. Hoe bepaal je wie de ‘best presterende leerlingen’ zijn? Het ligt voor de hand – en dat gebeurt dan ook op grote schaal – om te kijken naar de prestaties op het gebied van rekenen (of wiskunde) en taal. Dat ligt voor de hand, vooral omdat dat het makkelijkst te meten is. Maar is dat ook het beste meetinstrument om de kwaliteit van het onderwijs te meten (Dronkers en PISA bijvoorbeeld), of de prestaties van begaafde leerlingen?

Het is een groot misverstand dat hoogbegaafde leerlingen degenen zijn die de hoogste cijfers halen. Soms wel, soms niet. Hardwerkende leerlingen met een gemiddelde intelligentie kunnen hoge cijfers halen. Hoogbegaafde leerlingen die het druk hebben met andere dingen kunnen gemiddeld scoren. Onderpresterende hoogbegaafden kunnen dramatisch slechte cijfers halen.

Op onze school, het ECL in Haarlem, hebben we voor de selectie van deelnemers aan het Talentproject dan ook gekozen voor de intelligentiestructuur- en motivatietesten van het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) in Nijmegen. Die testen geven een veel betrouwbaarder beeld van wat een leerling kan dan de rapportcijfers of de CITO-score. Die laatste kijken achteruit – wat de leerling tot nu toe gepresteerd heeft – terwijl testen als die van het CBO vooruit kijken – wat de leerling aan mogelijkheden in huis heeft.

Hoe kun je zien of iemand begaafd is? De meest talentvolle of briljante mensen zijn niet persé degenen die het beste rekenen of spellen. De Einsteins onder ons zijn soms dyslectisch of dyscalculisch, of ze hebben het zo druk met andere talenten (muziek, dans, games ontwerpen, sport, dichten, acteren, sleutelen aan motoren) dat ze niet meer dan gemiddeld scoren voor vakken waarbij ze zich vervelen. Een kenmerk van de echt talentvolle en briljante leerlingen is dat ze heel creatief zijn. Creatief dan niet in de zin van leuk kunnen kleiën en tekenen, maar creatief in het bedenken van oplossingen en het leggen van onverwachte verbanden.

Creativiteit wordt niet gemeten

Onder creativiteit verstaan wij het vermogen om meerdere oplossingen voor een probleem te bedenken, of meerdere antwoorden op een vraag. Daarin onderscheiden de beste wetenschappers, artsen, technici, ontwerpers, automonteurs zich van gewone stervelingen. Cijfers voor rekenen en spelling zijn misschien wel het slechtste instrument om creativiteit – en daarmee begaafdheid – te meten. Wanneer je die eigenschap niet meeneemt in je onderzoek naar het nut van plusklassen en dergelijke verliest dat onderzoek veel aan zeggingskracht.

Het stuk van Marjan van den Berg citeert Nora Steenbergen, projectleider Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling bij SLO: “… verrijkingslessen leiden tot meer uitdaging, meer onderling begrip en een realistischer zelfbeeld bij de leerlingen. Hierdoor krijgen zij weer zin om naar school te gaan.” Inderdaad. Dat is ook onze ervaring met de projecten waar de talenten op het ECL aan werken. Ze voelen zich gezien en erkend, ze worden uitgedaagd op een terrein waar hun passie naar uit gaat, ze zijn gelukkiger. We moeten niet onderschatten hoe slecht een kind zich kan voelen dat op haar vragen in de klas naar de diepere achtergronden van de lesstof geen of een onnozel antwoord krijgt. Wij zien geregeld jongeren die daar opstandig, somber of zelfs depressief van worden. Wanneer ondermaatse onderzoeken als dit tot gevolg hebben dat er op faciliteiten voor (hoog)begaafden wordt bezuinigd zou dat een ramp zijn voor een niet onaanzienlijke groep jongeren en uiteindelijk voor het hele onderwijs.

Ook op andere scholen, verenigd onder de vlag van Begaafdheidsprofielscholen, met een grote variatie aan oplossingen voor begaafden, horen we soortgelijke geluiden. Nee, we weten nog niet wat het beste werkt. We zijn nog volop aan het experimenteren. Maar een ding weten we zeker: hoogbegaafde en talentvolle leerlingen voelen zich beter en functioneren beter wanneer we hen uitdagen en aansporen om hard aan hun talenten te werken. Dat zal soms zichtbaar worden in hun cijfers, maar in ieder geval zal hun creativiteit erdoor worden vergroot.

Als we serieus het effect van bepaalde maatregelen in het onderwijs willen onderzoeken, moeten we kijken naar meer dan alleen de cijfers en testscores. Creativiteit (zoals we die hierboven definiëren) is heel goed te meten. Het is bovendien een eigenschap die de wereld in deze eeuw heel hard nodig heeft en die juist in het onderwijs moet worden bevorderd.

Els de Jong en Dick van der Wateren
Eerste Christelijk Lyceum, Haarlem

0 0 votes
Article Rating
Mobiele versie afsluiten