Site pictogram Blogcollectief Onderzoek Onderwijs

Te volle klassen? Deel 2

Ik heb een nieuwe rubriek in het blad Van Twaalf tot Achttien met de naam paul. Elke maand krijg ik een door een docent(e) gestelde vraag of probleem die door haar/hem ervaren wordt. Vanuit mijn wetenschappelijke rol als hoogleraar onderwijspsychologie c.q. onderwijsontwerper en gebaseerd op onderzoekservaring probeer ik de docent(e) en de andere lezers van het blad te voorzien van nuttige antwoorden, inzichten en bruikbare informatie. Vorige maand kreeg ik een vraag van Sven, een docent Maatschappijleer. Hij schreef:

 

Beste Paul,

Ik ben leraar Maatschappijleer op een middelbare school in het midden van het land. Het is een school voor vmbo, havo en vwo, van gemiddelde grootte. Ik volg een beetje het onderwijsnieuws, uiteraard. Er is de laatste tijd veel gesproken over te volle klassen en het veronderstelde negatieve effect op de leerprestaties van de leerlingen. In mijn ervaring klopt dat zeker. Ik heb een klas met 31 leerlingen. Maar wat zegt onderzoek hierover?

Ik ben benieuwd naar je antwoord, dank je en vriendelijke groet,

Sven

 

Hier volgt mijn antwoord:

Beste Sven,

Jouw vraag beantwoorden is aan de ene kant heel simpel maar aan de andere kant zeer moeilijk. Inderdaad is de laatste tijd veel gesproken over ‘te volle’ klassen en dat dat het leren van de leerlingen negatief beïnvloedt. Eerst geef ik het makkelijke antwoord. Wij weten sinds de 2-sigma studie van Benjamin Bloom in 1984 dat 1:1 lesgeven de meest effectieve aanpak is voor het leren. Je schrijft ‘te vol’, en daarmee bedoel je naar ik aanneem dat de klas uitpuilt. Natuurlijk zitten er grenzen aan wat ik zou willen noemen de ‘bandbreedte’ van de leerkracht. Net als bij een internetverbinding, als de hoeveelheid data te groot wordt voor de beschikbare bandbreedte, gaan de prestaties achteruit.

Maar dit is een te eenvoudig weergave van de situatie. Of de leerprestaties achteruit gaan bij een vergroting van de klassengrootte is afhankelijk van veel dingen. Ten eerste, en ook het meest belangrijk, is er de expertise van de leerkracht. John Hattie onderzocht in 2003 het verschil tussen ‘expert’ en ‘ervaren’ leerkrachten. Hij ging als volgt te werk. Eerst identificeerde hij 16 kernexpertises van in het repertoire van de docent. Vervolgens maakte hij in een groep docenten verschil tussen ‘expert’ en (alleen) ‘ervaren’. De grootste verschillen tussen expert en ervaren leerkrachten lagen bij:

En nu terug naar Bloom. Hij onderzocht wat hij noemde 20 “alterable” (wijzigbare) variabelen die het leren beïnvloeden. Terwijl het grootste effect werd bereikt door 1:1 te doceren, hadden 4 van de top 5 wijzigbare variabelen die van invloed waren op het leren met de leerkracht te maken. Dus boven op 1:1 doceren waren de effectiefste het geven van terugkoppeling, het geven van uitleg en het bevorderen van de deelname van leerlingen aan het klassengebeuren.

Naast de docent, is een tweede factor natuurlijk de gebruikte didactiek. Enkel het reduceren van de klassengrootte zal weinig effect hebben op het leren als de leerkracht niet de juiste aanpak hanteert. Finn vond in 2002 dat docenten in kleinere klassen dezelfde lesaanpak toepasten als in grotere klassen. Wat denk je? Zal jij jouw lesaanpak veranderen als je in plaats van 28 leerlingen er 25 in de klas hebt? En wat gaat het uitmaken als er nu 29 of 30 zijn? Door louter de klassengrootte te veranderen – binnen grenzen – zal je geen verandering in leerlingprestaties zien, positief of negatief.

Betere aanpakken zijn bijvoorbeeld het werken met peer-teaching (reciprocal teaching) waar tweetallen elkaar leren en ondersteunen (volgens Barak Rosenshine zeer effectief) of het werken met de leerlingen in kleine groepen. In een klas met 25 leerlingen zijn dat 5 groepen van 5, in een klas met 30 leerlingen zijn dat 6 groepen. We weten dat het werken met kleine groepen een veel groter effect op de leerprestaties heeft dan het reduceren van klassengrootte.

Tot slot, deze hele discussie heeft meestal te maken met geld. Wat je vaak hoort is dat men probeert klassengrootte niet te laten groeien door ergens anders in te snijden zoals het ontslaan van conciërges. Het klinkt misschien gek, maar als de conciërge weg is, heeft de leerkracht veel minder tijd voor het goed voorbereiden en uitvoeren van de les, omdat zij/hij allerlei andere werkjes moet uitvoeren die niet direct tot beter onderwijs of leren leiden.

Met andere woorden, terwijl klassengrootte wel soms van belang kan zijn, er zijn veel belangrijkere dingen dan klassengrootte als het om de kwaliteit van het leren gaat.

 

Volg mij op Twitter: @P_A_Kirschner

0 0 votes
Article Rating
Mobiele versie afsluiten