Vanochtend (12 juni) las ik in de Volkskrant een opiniestuk van dhr. Nico Keuning (neerlandicus en gastdocent aan de Hogeschool van Amsterdam) met de titel “Universiteiten, verlos studenten van die onmogelijke scriptie”. Ik kon eerlijk gezegd mijn ogen niet geloven. Hij stelt: “Op de eerste plaats maakt het ­leren schrijven van een scriptie – een leesbaar, in correct Nederlands of Engels geschreven, gestructureerd en onderbouwd rapport met bronvermelding op ­basis van onderzoek – in het algemeen geen deel uit van het curriculum, zodat de gemiddelde student voor een onmogelijke taak gesteld wordt.” Pardon? Een universitaire opleiding is een academische opleiding en je schriftelijk kunnen uitdrukken in fatsoenlijk Nederlands of Engels (afhankelijk van de studie) lijkt mij zonder meer een deel van de kwalificatie van een mastertitel. Dit geldt ook voor voormalige hogescholen die tegenwoordig ‘universities of applied science’ heten. Een scriptie (ik spreek zelf liever van een masterthesis) is een proeve van bekwaamheid voor het afstuderen en moet ook zo gezien worden. Als, zoals de heer Keuning stelt, een scriptie “de gemiddelde student voor een onmogelijke taak” stelt, dan is mijn repliek simpel. Blijkbaar is het niveau van de gemiddelde student niet academisch, c.q. universiteitswaardig, en hoort zij/hij niet op het ho te zitten. Ik ga er ook van uit dat het onderwijs dat toegang biedt naar het ho (dus havo, mbo en vwo) hun afgestudeerden hebben leren schrijven. Als dit niet het geval is dan zie ik zijn uitspraak enerzijds als een aanklacht tegen het vwo en mbo dat ze daar hun leerlingen (havo, vwo) en studenten (mbo) niet voldoende hebben leren schrijven of anderzijds als een stevig argument voor het invoeren van een toelatingstoets voor het ho. Tot slot is het ook een aanklacht tegen de opleidingen zelf. Als studenten niet opgewassen zijn tegen de taak om eens scriptie te schrijven, heeft de opleiding ook gefaald. Dat is geen reden om de scriptie af te schaffen, maar een teken dat de opleiding zijn werk beter moet doen.

Een tweede argument van de heer Keuning is “dat een deel van de scriptiedocenten niet in staat is een omvangrijke scriptie van vijftig pagina’s in het Engels of Nederlands op taal, inhoud en structuur te begeleiden en te beoordelen.” Hier heb ik twee antwoorden. Ten eerste, als dit het geval is horen die docenten niet in het ho te werken. Ten tweede, men moet studenten dan niet zulke ellenlange scripties laten schrijven. Ik eis van mijn scriptiestudenten dat zij een scriptie schrijven in de vorm van een artikel en dat zij zich houden aan de vorm en eisen van het tijdschrift dat zij voor ogen hebben. Als het tijdschrift artikelen van 3000 woorden accepteert, dan is de scriptie niet meer dan 3000 woorden. Als het tijdschrift 8000 woorden toelaat, dan is 8000 woorden het maximum. Het is makkelijker om 50 pagina’s te schrijven dan 10! Goethe begreep het toen hij zei: “In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister” (“In de beperking toont zich pas (voor de eerste keer) de meester”). De echte meester (en het gaat hier over een masterthesis en een mastertitel) is in staat om het kort en krachtig te zeggen.

Hij stelt voor om in plaats van een scriptie een debat van een half uur te organiseren waar de studenten hun kennis van een half jaar studie over een specifiek onderwerp kan etaleren. Ik vind een debat organiseren zeer interessant en ook zeer de moeite waard, maar ik denk niet dat in een debat een student goed kan laten zien welke theoretische kennis zij/hij heeft of haar/zijn onderzoeksvaardigheden kan etaleren. En hoe beoordeel je dat op een manier die betrouwbaar en valide is?. Tot slot, ik denk dat als de gemiddelde student niet geleerd heeft om fatsoenlijk te schrijven, dat zij/hij ook niet geleerd heeft om fatsoenlijk te debatteren. Ik vrees dat zoals de heer Keuning stelt over schrijven van een scriptie dat debatteren “in het algemeen geen deel uit[maakt] van het curriculum”.

Een fatsoenlijke scriptie a.u.b. en geen genadedebatjes.

Noot: Bedankt Jeroen Janssen voor het lezen, verbeteren, en geven van nuttige toevoegingen op mijn concepttekst!

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

17 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderwijs

Tags

,