Naar aanleiding van de Staat van het Onderwijs las ik een interview met Marc Drenth over de kwestie van de havo. Mijn aandacht werd getrokken door de volgende passage:

“Door de impact van de technologie zul je straks snel en efficiënt moeten kunnen reageren en proactief daarop anticiperen. Je zal goed moeten kunnen samenwerken om complexe en vakoverstijgende informatie te analyseren en verwerken. Nieuwsgierigheid, creativiteit, kritisch denken, willen bijdragen aan het collectief en assertief kunnen reageren zijn belangrijke competenties en vaardigheden die straks hard nodig zullen zijn.”

Inhoudelijk blijkt uit het interview dat de geïnterviewde een voorstander is van gepersonaliseerd onderwijs en dat het onderwijs leerlingen loopbaanvaardiger moet maken. De huidige leerlingen (op de havo) gaan gebukt onder een juk van slavernij van het leerplan, het rooster en de bel. Het roer moet om, de havo heeft zijn beste tijd gehad.

Nu kan en mag iedere lezer daar van alles van vinden en daarover wordt ook al veel geschreven. Er zijn voor- en tegenstanders voor het omgooien van het onderwijsroer, maar mijn gedachte ging niet zozeer uit naar het wel of niet omgooien van welk roer dan ook. Ik dacht aan de leerlingen en dan niet zozeer aan het stereotype leerling dat volgens hedendaagse onderwijsvernieuwers de klassen van de 21eeeuw bevolken. Ik dacht aan de leerlingen die ikzelf voor me zie.

Veel onderwijsvernieuwers en onderwijsfilosofen pleiten voor meer aandacht voor de pedagogiek in het onderwijs en minder nadruk op kwalificatie, zodat een nieuw evenwicht ontstaat in de huidige cultuur van meten, weten en het daarop afrekenen. Vakoverstijgende vaardigheden zouden daar een oplossing in zijn. Maar schuilt hierin niet het gevaar dat vakoverstijgende vaardigheden als samenwerken, nieuwsgierigheid, creativiteit, kritisch denken en assertiviteit de nieuwe kwalificaties worden waarop afgerekend wordt?

Als ik bovenstaande passage lees, vraag ik me af wat dit doet met leerlingen die van nature wat afwachtender zijn, ietwat verlegen, bescheiden of autistisch. Een leraar kent ook deze leerlingen en ziet elk jaar weer dat ze een meerwaarde in een groep kunnen vervullen. Het kunnen de stille krachten in een groep zijn die weliswaar minder assertief, maar weloverwogen zinvolle opmerkingen maken en een heel eigen rol vervullen in een groeps(leer)proces. Deze leerlingen worden door hun leeftijdgenoten net zo goed gewaardeerd. Een klas vol assertieve pubers, die in alles willen samenwerken en op alles snel reageren, associeer ik ook niet direct met verdiepend leren en effectief onderwijs.

Natuurlijk overdrijf ik hier en ligt de nuance ergens in het midden, maar realiseert men zich wel dat de boodschap die zo overgebracht wordt aan onze jeugd een andere kan zijn dan wat men beoogt? Ik maak me oprecht zorgen over het mogelijke effect van de nadruk die op deze competenties wordt gelegd. Als dit inderdaad de nieuwe kwalificaties worden waaraan de leerlingen móeten voldoen om het idee te hebben succesvol te zijn, lopen we ook het gevaar dat er leerlingen zijn die zich gedískwalificeerd voelen. Bovendien vraag ik me serieus af of enkele competenties niet verward worden met karaktereigenschappen. Natuurlijk zijn een aantal van deze vaardigheden gedeeltelijk te stimuleren en te trainen. Ik ben ook zeker niet tegen nieuwsgierigheid, kritisch denken, creativiteit en assertiviteit. Maar aan de andere kant: kan en mag je nog afwachtend, verlegen, bescheiden en minder assertief zijn dan je leeftijdgenoten?

4 1 vote
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

4 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Marjolein Zwik

Leerkracht basisonderwijs, Master SEN Specialist leren, Bachelor fysiotherapie

Category

onderwijs