Het artikel ‘Mag je experimenteren met kinderen’ in Van twaalf tot achttien heeft mij aan het denken gezet.

Ik ben van beroep onderwijsonderzoeker. Een van de onderdelen van mijn vak – zo niet het meest bepalende onderdeel – is het uitvoeren van (onderwijs)experimenten. Deze experimenten kunnen plaatsvinden in een lab onder kunstmatige condities via zogeheten gerandomiseerd onderzoek met controlegroep maar kunnen ook ecologisch valide studies[1] zijn, dus ‘in het wild’ in de klas / in scholen. De experimenten die ik doe kunnen zeer gecontroleerde experimentele interventiestudies zijn waar ik probeer alle toeval uit te bannen, maar ze kunnen ook quasi-experimenteel of zelfs design-based zijn waar van alles (onverwacht) kan opspelen. Echter, wat voor onderzoek ik ook doe, met uitzondering van literatuuronderzoek of deskresearch, moet ik uit ethische overwegingen (die ook vastliggen in mijn vakgebied) alles laten toetsen door een instantie die de ethische toetsingscommissie[2] (ETC) heet. Het doet er niet toe of ik alleen een vragenlijst afneem over hoe een kind zegt te leren, een andere onderwijsvorm probeer (en deze al dan niet vergelijk met een vergelijkbare groep zonder deze interventie) of visolie toedien om te zien of dit leidt tot beter leren. In het laatste geval moet ik zelfs naar een medisch ethisch toetsingscommissie (METC). Ongeacht wat ik doe, moet ik deze commissie laten zien dat ik ethisch handel, dat ik via de gekozen instrumenten of ingrepen geen schade zal toebrengen bij de leerling (of de ouder/verzorger), dat ik ‘nazorg’ verzorg na de ingreep , zoals het voeren van een nagesprek of het rapporteren aan de participanten over wat de gevonden resultaten en ga zo maar door. Als mijn onderzoek – het experimenteren – wordt gedaan met jonge kinderen, moet ik eerst toestemming krijgen van hun ouders of verzorgers. Gaat het om kinderen tussen 12 en 18, dan moet ik zowel van de ouders/verzorgers als van de kinderen zelf toestemming krijgen en voor leerlingen/studenten van 18 of ouder alleen van de jongeren zelf. Ik moet ook leerlingen de mogelijkheid geven om niet aan het experiment mee te doen zonder enige nadelige gevolgen voor hen en ik moet hen ook de ruimte geven om op welk moment dan ook uit het onderzoek te stappen (idem zonder gevolgen).

Met deze ‘klaagzang’ wil ik niet betogen dat dit allemaal teveel is en dat het allemaal minder kan of moet. Integendeel. Ik vind het uitstekend dat ik en mijn collega’s gedwongen worden om ons enerzijds ethisch te moeten verantwoorden voor wat wij doen in onze onderwijsexperimenten en anderzijds (nog belangrijker) vooraf goed na te moeten denken over wat onze ‘onschuldige’ experimenten voor mogelijke nadelige effecten / gevolgen kunnen hebben voor de deelnemers, dus onze kinderen.

Wat ik daarom des te vreemder vind, is dat scholen en zelfs de overheid van alles mogen doen zonder rekening te moeten houden met dergelijke ethische overwegingen. Denk hier aan wat de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwing oftewel de Commissie Dijsselbloem vond (waarvoor ik samen met Frans Prins een van de deelstudies uitvoerde). Drie van de conclusies van het parlementaire onderzoek waren: Er zijn grote risico’s genomen met kwetsbare leerlingenDe wetenschappelijke onderbouwing van ‘het nieuwe lerenontbreekt grotendeels; De wijze van invoering van ‘het nieuwe leren’ was risicovol). Scholen en overheden kunnen, bijvoorbeeld, een niet weloverwogen ingreep gebaseerd op vage vermoedens of hypes van onderwijsgoeroes en eduquacks en geleid door niet getrainde mensen zomaar uitvoeren (ik zal hier geen namen of onderwijsingrepen noemen maar jullie kennen ze wel). Ook kunnen zij veranderingen / vernieuwingen waar slechts een ietsiepietsie over is nagedacht is, invoeren. Deze veranderingen / vernieuwingen zijn dan gebaseerd op vermoedens of aannames (denk hier aan de Tweede Fase). Nogmaals, in beide gevallen zonder enige ethische toetsing vooraf!

Ik vind dit absurd. Laten wij eisen dat scholen en de overheid zich aan dezelfde normen, regels en standaarden moeten houden als professionele onderwijsonderzoekers. Het gaat om onze kinderen en de schade die wij hen kunnen toebrengen. Daar mogen wij niet lichtzinnig over doen!

[1] Ecologische validiteit (ecological validity) is de mate waarin de onderzoeksresultaten uit een onderzoek overeenkomen met de alledaagse praktijk

[2].ETCs hebben tot doel de waarden, rechten en belangen van deelnemers aan een onderzoek te waarborgen. Bij elk aangevraagd onderzoek gaat deze commissie na of de onderzoekers rekening houden met algemeen geldende wettelijke en/of ethische standaarden met betrekking tot het type onderzoek dat zal worden uitgevoerd. De ETC beoordeelt de ethische aspecten van een onderzoek en zijn methoden, promoot volledig geïnformeerde en vrijwillige deelname door potentiële deelnemers die in staat zijn om dergelijke keuzes te maken (of, indien dat niet mogelijk is, geïnformeerde toestemming gegeven door een geschikte proxy zoals de ouders of verzorgers van een kind), om de alle aspecten van de veiligheid van de deelnemers te garanderen. Zie bijvoorbeeld:

5 1 vote
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

9 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

evidence-based, onderwijs, onderzoek

Tags

,