Recentelijk ben ik contact gekomen met Prof. Dr. Ferdinand Mertens, emeritus hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft en voorheen o.a. Inspecteur-Generaal van het Onderwijs van 1996–2000. Deze ‘gastblog’ is geschreven door hem en ik plaats die hier op zijn verzoek.

 

Professor Mertens schrijft: Om wat inspiratie op te doen voor een artikel over het jubilerende Cito bezocht ik hun website. Ik deed daarmee een ontdekking: We hebben in Nederland een instituut tegen de ongelijkheid in kansen in het onderwijs. Ik geef het ‘verhaal van het Cito’ hier weer en vervolgens plaats ik er enkele in context geplaatste kanttekeningen bij.

Het verhaal van Cito begint vijftig jaar geleden. In een tijd dat het onderwijs een stuk minder toegankelijk was dan nu. Afkomst, status, woonplaats, geld: ze bepaalden de kansen van een kind op vervolgonderwijs.

In die tijd werd de zoon van de bakker automatisch bakker.
In die tijd werd de dochter van een veehouder zeker geen huisarts. Of consultant. Of werktuigbouwkundige.

En dus begon het verhaal van Cito met een bevlogen pionier: Adriaan de Groot. Tijdens een studiereis in Amerika ontdekte hij dat het ook anders kon. Dat willekeur in het onderwijs te voorkomen was door kinderen onafhankelijk en objectief te toetsen. Met meerkeuzevragen. Van een centraal toetsinstituut. Terug in Nederland legde De Groot de basis voor de Cito-toets en dat van Cito als organisatie. Goed en eerlijk toetsen, dat werd onze missie.

Inmiddels zijn we vijftig jaar verder. Bouwden we vijftig jaar aan ervaring en expertise op. We verbreedden onze activiteiten, tot in het hoger onderwijs, het buitenland en het bedrijfsleven. Het maakte van Cito de kennisorganisatie die we nu zijn. Waar we de instrumenten ontwikkelen die kinderen en (jong)volwassenen inzicht geven in hun kennis, vaardigheden en mogelijkheden. Op allerlei belangrijke punten in hun (school)loopbaan. Wij geloven in onze bijdrage aan gelijke kansen voor kinderen. Want kansongelijkheid in het onderwijs blijft een thema, ook vandaag de dag.

Gelijke kansen voor ieder kind

Dat is onze basis. Want als je goed en eerlijk inzicht in je talenten en mogelijkheden hebt, kun je zelf je geluk vorm geven. Dat is waar we blij van worden. Een hele nieuwe generatie die met onafhankelijke meetgegevens in de hand kan zeggen: “Ik weet wat ik kan, en dit is wat ik ga worden.”

Een jubileum met een ambitie: Een sprong voorwaarts?

Het Cito (Centraal Instituut voor de Toetsontwikkeling) in Arnhem bestaat dit jaar 50 jaar. Het is een instituut waar sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw elke burger-in-wording mee te maken heeft en heeft gehad. Het Instituut is opgericht om toetsen en examineren in het Nederlandse onderwijs beter te maken. Daardoor zou het Nederlandse onderwijs beter worden. Van alle instituten die er in de jaren dat het Cito ontstond was het, het meest ‘technische’: het Cito ontwierp en produceerde toetsen, niet voor zichzelf maar in opdracht van het onderwijs. De rechtsvorm die het Cito had was die van een Stichting die geheel door de overheid gesubsidieerd werd. De medewerkers van het Cito waren dus voor hun pensioen ‘lid’ van het ABP! Tijdens het bewind van het eerste paarse kabinet, Kok I, werd de permanente subsidiëring van de ondersteunende instituten in het onderwijs grotendeels afgeschaft. Niet als een bezuiniging maar als een systeemwijziging. Scholen werden versterkt in hun eigen verantwoordelijkheid en werden dus ook in staat geacht zelf in te kopen waar behoefte aan was. Een groot deel van het geld dat eerder naar een beperkt aantal instituten ging werd toegevoegd aan de inmiddels ontstane lumpsum financiering van het onderwijs. De gedwongen winkelnering werd afgeschaft en er ontstond een markt voor hulpdiensten in het onderwijs. Zo werd ook het Cito geprivatiseerd en kon het Cito zich ontwikkelen tot een onderneming die op de markt van de toetsontwikkeling en –productie werkzaam is. Maar op de markt van de toetsontwikkeling en de examinering was het Cito een partij die ook voor de overheid van direct groot belang was. Vandaar dat de overheid ‘klant’ bleef en regelde dat via een ‘klassieke’ subsidierelatie op basis van een nieuwe wet de zg. SLOA-wet. Hiermee ontstond voor het Cito de op zichzelf voordelige relatie van direct gefinancierd te worden op basis van een wettelijk regeling én op de vrije markt geld te verdienen. Het Cito vermeldt op haar website dat die twee geldstromen zorgvuldig gescheiden én verantwoord worden. Op het tot stand komen van een markt voor de toetsproductie had deze bijzondere positie van het Cito een minder goede uitwerking. Cito was eerst een monopolist omdat het zo geregeld was, maar ook na de privatisering bleef het dat de-facto. ‘Toetsen’ is op dit moment ‘booming business’ – je levenskansen hangen er van af. Toetsen is een instrument geworden in een samenleving waarin competitie en prestatie belangrijker is dan ooit. In die markt moet het goed ‘handelen’ zijn.

In 2006 besteedde het maandblad Didaktief in een verhelderend artikel aandacht aan de ‘gezichten’ van het Cito als een ‘soort overheidsorganisatie’ en een ‘onderneming’. Hoe gaat Cito met die rollen om? Hoe verhoudt de ene zich tot de andere? Uiteraard zijn de beide rollen voor het Cito geen probleem en was er sprake van wederzijdse bevruchting. Maar in het artikel klonk door dat de overheidsrelatie ook wel werkt als een dekmantel voor de commercialisering die in het Cito heeft plaatsgevonden. Die commercialisering wordt overigens scherp tot uitdrukking gebracht in de leiding van het Cito. Was de eerste directeur van het overheidsgesubsidieerde Cito nog een oud-schoolleider, nu wordt het Cito geleid door twee onderwijsvreemde commerciële managers. Tegen deze achtergrond is het bijzonder om over het Cito te lezen op hun eigen website!

Op de website van het Cito is te lezen dat de onderneming/instelling Cito geëvolueerd is tot een ‘gelijke kansen in het onderwijs’ organisatie voor wie het een eerste zorg is om kinderen de kansen te doen toekomen waar ze recht op hebben. Te edel om iets tegen te kunnen inbrengen en dat moet de ‘copywriter’ van deze website ook gedacht hebben. Het Cito immuniseert zich zo voor kritiek en presenteert zich als het ‘braafste jongetje van de klas’. Daarbij neemt het niet zo nauw met de feiten want alvorens het Cito bestond, zo is te lezen, kwam geen enkel kind van een timmerman op de universiteit, hetgeen al door mijn eigen biografie gelogenstraft wordt. En met mij de hele babyboomgeneratie en het zijn de kinderen van de babyboomers die voor het eerst met het Cito te maken kregen. Eerst nog in een heel milde vorm: scholen waren volstrekt vrij om al dan niet het advies voor vervolgonderwijs (in het basisonderwijs) al dan niet te baseren op zoiets als een externe toets. Maar wat een pretentie spreekt hier uit? Allereerst dat gelijke kansen in het onderwijs een kwestie van ‘toetsen’ is. Dat is onzin: gelijke kansen worden bevorderd door goed onderwijs in een goed onderwijsstelsel en dat is veel meer dan toetsen. Toetsen maakt de uitkomst van het proces zichtbaar maar zegt niks over het proces. Ten tweede: is het de Cito organisatie die hier de normen bepaalt van wie al dan niet geschikt is voor welk soort vervolgonderwijs? Normen moeten bepaald worden en dat is een kwestie van besluitvorming en is geen automatisch of objectief gegeven. Normen worden bepaald en met die normen wordt gehandeld. In die volgorde. Wie in Nederland bepaalt eigenlijk die normen? Weet het Cito wat gelijke kansen zijn?

Maar misschien dat het Cito ook wel begrijpt dat ‘gelijke kansen’ niet alleen door toetsen dichter bij gebracht wordt en dat extra onderwijs nodig is: oefenen, trainen? Dat levert het Cito dan ook, ‘powered by Cito’, via de marktorganisatie. En zo kun je wel doorgaan! ‘Gelijke kansen’ is een geweldig product!

Ik ben opgegroeid in een streek waar veel hoogstammige fruitbomen stonden. Voor het plukken van dat fruit waren ladders nodig, hoge ladders! In ons dorp was een fruitladderfabriek en die floreerde. Maar de hoogstammen verdwenen en werden vervangen door laagstammen. De fruitladderfabriek verkruimelde. In de leer van het strategisch management luidt de diagnose: te laat zich de vraag gesteld ‘wat maken wij eigenlijk?’ en als tijdig het antwoord geweest was ‘voorzieningen voor verticaal transpost’ had er ook na de hoogstam een grote markt voor de onderneming open gelegen. Die fout maakt het Cito met haar keuze voor ‘gelijke kansen’ in elk geval niet!

Maar er is nog iets met de Cito-site! Er wordt een verwijzing gemaakt naar  Prof. Adriaan de Groot, de man die het initiatief nam om tot een instituut als het Cito te komen. Terecht. De Groot vond op basis van ervaringen in Amerika én van psychologisch empirisch onderzoek dat er beter beoordeeld moest en kon worden. Aan hem is het bestaan van het Cito te danken. We zouden het nog eens goed moeten nakijken, maar ik geloof niet dat De Groot zich ooit uit gelaten heeft in termen van ‘gelijke kansen’.[1] Dat was zijn onderwerp niet! Hij was in zijn tijd van oordeel dat er teveel in termen van gelijkheid gedacht werd en dat mensen vooral ongelijk waren en dat we dat onder ogen moesten zien. Daarbij was hij – als slimme man – meer in de slimme geïnteresseerd ‘want die heeft onze maatschappij hard nodig’. Maar het is zeker zo dat hij daarbij geen kind, waar ook vandaan, uitsloot. Verder was De Groot in het algemeen van oordeel dat het wetenschappelijk gefundeerd oordeel altijd te prefereren was boven het oordeel van een mens, hoe professioneel ook. Dat was voor de kinderen misschien een weldadig oordeel, maar voor de overigen, bijvoorbeeld de leraren, weinig vleiend. Gelukkig was de tijd waarin wij toen opgroeiden en onze weg in het onderwijs vonden vooral mild. Velen vonden hun weg, linksom of rechtsom, in het onderwijs en het werk. Een maatschappij met meer mildheid heeft minder behoefte aan het ‘objectieve oordeel’ in de kwesties waar we het hier over hebben en ik ben me er van bewust dat de tijden veranderd zijn! Maar ik vind dat het Cito het op haar website wel erg bont maakt.

 

Ferdinand Mertens

18-1-2018

Reacties kunnen gestuurd worden naar Ferdinand@mertensmail.nl

[1] Ferdinand JH Mertens – ‘Vijven en Zessen’ van Prof. Adriaan de Groot / een boekje dat geschiedenis maakte. Wolf Legal Publishers, Oisterwijk, 2016.

 

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

2 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderwijs

Tags

, ,