Recentelijk was er een stuk in de Volkskrant van Felix Huygen getiteld ‘Opinie: Engels als voertaal vernielt het hoger onderwijs’. Het artikel werd in de dagen daarna van repliek gediend door een aantal anderen. Meest recentelijk (3 juli jl.) was een stuk van Olga Lizzini, Marije Martijn, Reinier Munk en Henk De Regt met als titel “Academisch onderwijs kan niet zonder het Engels”. Met de titel ben ik het eens, maar dit is een open deur. Natuurlijk moet je de literatuur in jouw gebied kunnen lezen als je een academische opleiding volgt en in veel gebieden zoals de natuur- en sociale wetenschappen is dat Engels. Maar het pleidooi van Huygen ging daar niet over. Hij had het over het verzorgen van onderwijs door Nederlandse docenten en het volgen van onderwijs (inclusief alle handelingen die door studenten verricht moeten worden) door vooral Nederlandse studenten in Nederland.

In hun stuk poneren Lizzini c.s. een aantal stellingen waar ik problemen mee heb. Ik citeer:

De gemiddelde jongere van 18 jaar beheerst het Engels goed, en veel aankomende studenten willen graag onderwijs in het Engels volgen om voorbereid te zijn op de arbeidsmarkt.

Ten eerste, als wij kijken naar de gemiddelde student(e) van 18 jaar zien wij in de onderwijsrapporten van 2016 van OCW en AoB dat het gemiddelde eindexamencijfer VWO Engels – dus van eerstejaars WO-studenten – 7,03 is waarvan 66% een cijfer ≤7,00 heeft en nog eens 23% met een cijfer tussen 7,0 en 7,9. Ja, die studenten kunnen heel goed een eenvoudige conversatie voeren in het Engels, maar Engels beheersen om genuanceerd te kunnen debatteren in de filosofie, het vakgebied van de vier schrijvers, is dit ruimschoots onvoldoende.

Ten tweede, dat studenten graag les in het Engels willen is voor mij in ieder geval niet echt een reden om een dergelijke ingrijpende maatregel te nemen. Voorkeuren, of het nu om leerstijlen, een dieet (de meeste mensen willen zout, vet, en/of zoet eten), of medische behandelingen (zie o.a. de anti-vaxers) gaat, zijn ondergeschikt aan wat werkt en wat goed voor iemand is.

Ten slotte, als het gaat om het voorbereiden van studenten op de arbeidsmarkt heb ik twee kanttekeningen. Ja, als studenten hun universitaire opleiding af hebben gemaakt, gaan ze inderdaad de arbeidsmarkt op, maar zorgen dat afgestudeerden arbeidsgeschikt zijn is de taak van het HBO en niet van het WO. Volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is WO “gericht op de voorbereiding tot de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis en dat het inzicht in de samenhang van de wetenschappen bevordert”. HBO daarentegen is “gericht op de overdracht van theoretische kennis en op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk”. Daarnaast, de meeste WO-afgestudeerden (zullen) wonen en werken in Nederland, in Nederlandse bedrijven en instellingen waar bijna alles wat zij doen zich in het Nederlands zal afspelen.

En dan de docenten, volgens de auteurs:

Universitair docenten en hoogleraren zijn tegenwoordig internationaal georiënteerd: ze publiceren in het Engels, bezoeken internationale congressen waar Engels veelal de voertaal is en communiceren met collega’s over de gehele wereld in het Engels.

Dat klopt, maar dit heeft niets te maken met het geven van onderwijs in het Engels. Verder:

Voor goed academisch onderwijs zijn niet zozeer docenten nodig die in hun moedertaal lesgeven als wel docenten die toegewijd zijn aan hun vak en hun studenten, en op hoog niveau kennis en begrip kunnen overbrengen.

Dit klopt niet! Ik heb in het verleden, toen ik in de VS woonde (ik ben daar geboren en getogen), aan de State University of New York at Stony Brook wiskundeles gekregen van een Chinese Nobelprijswinnaar. Hij was zonder twijfel expert op zijn gebied, maar hij was de Engelse taal niet dusdanig machtig om ‘op hoog niveau kennis en begrip’ over te brengen en alle studenten hadden daar problemen mee. Het gaat hier niet om studenten die studeerden in een tweede taal, maar studenten die zeer goed het Engelse taal beheersten aan een ‘betere’ universiteit. Ik weet heel goed dat dit een anekdote is, en dus ook niet generaliseerbaar, maar het is exemplarisch voor het probleem! De student heeft een docent(e) nodig die zowel haar/zijn vakgebied beheerst als de taal om deze over te kunnen brengen. Allebei zijn noodzakelijk maar geen van beide is voldoende.

Om er maar meteen een tweede anekdote (maar geen N=1 studie) aan te plakken: Ik heb 40 Nederlandse studenten geholpen bij hun PhD, meer dan 300 Engelstalige artikelen en boeken (of bijdragen daaraan) geschreven, veelal met Nederlandse academische co-auteurs en menig voordracht (e.g., college, congrespresentatie) van Nederlandse collega’s aan meerdere universiteiten in het Engels gehoord. Zelden heb ik een collega gevonden die zich mondeling of schriftelijk in het Engels kon uitdrukken (zowel qua inhoud als overdracht) op hetzelfde niveau als in het Nederlands. De overgrote meerderheid scoort waarschijnlijk ergens tussen een 6 en een 7, met veel uitschieters naar beneden en een enkele naar boven. Misschien hebben Lizzini c.s. jaren in Engeland of de VS gewoond en beheersen zij het Engels als native speaker, maar als dat zo is dan zijn zij dusde positieve uitschieters.

Ik zou verder door kunnen gaan maar kies om deze blog te sluiten met hun hoofdstelling:

Een filosofisch debat is vruchtbaarder als er ook buitenlandse studenten aan deelnemen.

Ik zou eerder stellen dat:

Een filosofisch debat is vruchtbaarder als studenten zich genuanceerd kunnen uitdrukken over de inhouden.

en hiervoor hebben zij onderwijs nodig in een taal die zowel zij als de docenten goed beheersen!

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

3 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

English, onderwijs