Hier een ingezonden brief van mijn collega prof. dr. Jos Claessen (Hoogleraar Onderwijskunde aan de Open Universiteit) aan de Limburger over een soort Hydra van Lerna (veelkoppig, slangachtig monster) waarvan het blijkbaar niets toedoet hoeveel en hoe vaak je de kop afsnijdt, die komt terug. Weer lezen wij dat jongens het slechter doen op school en dat zogenoemde deskundigen dan speculeren over deze non-nieuws, roepend: feminisering van het onderwijs, te weinig beweging, geen rekening met hersenontwikkeling, enzovoorts.
Met enige regelmaat duiken verhalen op over de onderwijsachterstand van jongens in het onderwijs. Ook nu weer was het raak. Bron was een rapport van de Universiteit Twente en Oberon over de Evaluatie Wet Eindtoetsing PO met in de marge de mededeling dat dat de scores op de CITO-eindtoets in groep acht van het basisonderwijs al jaren afnemen, dat deze daling voor rekening komt van jongens en dat de laatste twee jaren meisjes hoger scoren dan jongens. Zo’n passage trekt de aandacht en leidt tot een reeks artikelen in de pers (o.a. het Limburgs Dagblad van 20 maart 2017 met “Jongens? Meer fysiek onderwijs”).
Deze constatering van achterstand is bevreemdend. Immers we weten al jarenlang en deze kennis is gebaseerd op solide onderzoek dat in het basisonderwijs jongens en meisjes elkaar in balans houden.
Kijken we naar de Eindtoets Basisonderwijs, die sinds 2015 omgedoopt is in Centrale Eindtoets, dan liggen de scores van jongens en meisjes vlak bij elkaar. De totaalscores van de jongens zijn meestal iets hoger; meisjes zijn beter bij lezen/taal en jongens bij rekenen/wiskunde. Dit patroon vinden we ook terug bij de grote cohortonderzoeken waarbij tienduizenden leerlingen van ruim 500 basisscholen gevolg worden (Primacohort dat in 94/95 van start is gegaan, en Cool 5-18 cohort uit 07/08).
Na de basisschool neemt het verhaal over jongens en meisjes een andere wending en raken jongens op achterstand.
We hebben daarom zelf de scores op de Eindtoets van jongens en meisjes sinds 2008 t/m 2016 geïnventariseerd aan de hand van de rapportages van het CITO zelf. Dat is dus 9 maal een eindtoets.
De eerste 7 jaar scoren de jongens iets hoger dan de meisjes en de laatste twee jaren staan de meisjes op voorsprong!
Bij nadere analyse verdampt evenwel de voorsprong van de meisjes:
- bij de twee laatste afnames -en dat zijn de bouwstenen voor de verhalen in de pers- hebben basisscholen de mogelijkheid om i.p.v. de CITO-Eindtoets ook te opteren voor andere toetsen. Anders gezegd de deelnemers van de eerste zeven zijn niet vergelijkbaar met die van de twee laatste toetsen. Sinds 2015 moeten ook alle leerlingen een eindtoets maken
- ook de scores van de meisjeszijn dalende
- de scores van de jongens en meisjes laten flinke uitschieters omhoog en omlaag zien
-bij de overgang naar de Centrale Eindtoets is ook gesleuteld aan de inhoudelijke samenstelling van de toets. De vroegere Eindtoets Basisonderwijs en de nieuwe Centrale Eindtoets kunnen niet met elkaar vergeleken worden en dat geldt dus ook voor de scores van jongens en meisjes.
Wat ook opvalt bij zo’n verhaal over achterstand van jongens is dat de doos van Pandora met speculatieve verklaringen wordt opengetrokken: het is de feminisering van het basisonderwijs met een dominante vrouwelijke cultuur waarop jongens afhaken; er zijn geen mannelijke rolmodellen; vrouwelijke leerkrachten hebben lagere verwachtingen van jongens; het onderwijs is te talig geworden etc.
Vreemd is dat verklaringen voor de latere achterstand van jongens die wel gebaseerd zijn op onderzoek, niet of nauwelijks vermeld worden (met dank aan collega Paul Kirschner): meisjes maken meer huiswerk; meisjes lezen meer; meisjes besteden minder uren aan gamen, etc.
Jos Claessen, hoogleraar Onderwijskunde Open Universiteit