Persoonsvorming is een begrip dat de laatste tijd vaak voorbij komt in discussies over onderwijsvernieuwing. Ook in het advies Onderwijs2032 speelt het een rol. Er bestaan veel misverstanden over en iedereen lijkt er iets anders onder te verstaan. Hier een poging tot verheldering.

Op 8 september was mijn tweede Lerarenlab van het Lerarenontwikkelfonds. De dag stond in het teken van netwerken. In de ochtend sprak Jelmer Evers de verzamelde LOF-leraren toe. Een van de belangrijke dingen die hij zei, is dat er veel meer verandert als leraren met elkaar praten en plannen maken, dan wanneer schoolleiders en bestuurders dat – vaak zonder leraren – doen.
De aanwezige leraren voegden direct de daad bij het woord en begonnen met elkaar van gedachten te wisselen over hun ideeën om het onderwijs te verbeteren. Ook ik greep de gelegenheid aan om leraren die ik nog niet eerder had gesproken, te vertellen waar mijn project over gaat.

Ik begon met te vertellen dat het allemaal is begonnen met het werk van Gert Biesta, dat mij in het bijzonder aanspreekt. Daarbij viel op dat er – ook onder LOF-leraren en hun schoolleiders – nog veel mensen zijn die nog nooit van Biesta hebben gehoord. “Hoe schrijf je dat?” Dat op zich was voor mij een leermoment.

De drie doeldomeinen van Biesta

Vervolgens vertelde ik, dat het onderwijs volgens deze Biesta drie functies en drie doeldomeinen kent, te weten kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Verder dat het met name dat laatste begrip is waarvan ik nader wil onderzoeken wat dat voor de praktijk van het onderwijs betekent.

Wat opviel, is dat in feite iedere leraar en iedere schoolleider die ik sprak, ervan uitging dat hij of zij wist wat ik bedoel met dat woord: persoonsvorming. “Oh ja, …”, en dan volgde er een reactie waaruit bleek dat de ander er iets onder verstond als talentontwikkeling, identiteitsbegeleiding, burgerschapsvorming, ontdekken waar je goed in bent en wat bij je past, sociaal-emotionele ontwikkeling…

Constante in de reacties leek, dat men veronderstelt hieraan in de klas te kunnen werken vanuit de positie van iemand die het weet, of minstens van iemand voor wie vooraf vaststaat hoe het moet, iemand die de juiste richting aangeeft aan de nog onwetende leerling. Sommigen wezen me op het bestaan van methodes waarmee hieraan gewerkt kan worden (De Vreedzame School, Leefstijl, Bildung).

En ik dacht: Nee. Dat bedoel ik niet. Het gaat over iets anders. Hoe leg ik het beter uit?

Voor de een lijkt het erom te gaan een of andere wezenskern van het kind naar boven te halen en aan het licht te brengen. Voor de ander lijkt het erom begonnen te zijn, de kinderen op te voeden tot fatsoenlijke mensen, waarbij vooraf vast lijkt te staan aan welke criteria zo’n fatsoenlijk mens moet voldoen. Steeds gaat daarbij een voorstelling van “het gelukte kind” vooraf aan wenselijk geachte interventies.

En weer dacht ik: Nee. Dat bedoel ik niet. Het gaat over iets anders. Hoe leg ik het beter uit? Waar komen deze misverstanden vandaan?

Misverstanden

Na een gesprek met mijn schoolleider (Miriam Heijster) realiseerde ik me, dat het komt door het begrip persoonsvorming. Ik had me al eerder vragen gesteld bij hoe het nou zit met persoonsvorming en subjectivering – twee begrippen die Biesta gebruikt. Mijn schoolleider vroeg: Waarom gebruik je nu toch weer het woord persoonsvorming? Is dat niet waar de verwarring begint?

Ja, waarom? Ik denk, omdat het normaler klinkt, minder raar, minder afschrikwekkend dan het nogal obscure woord subjectwording. Want wat wil dat in vredesnaam zeggen? Mijn ervaring is dat mensen vaak terugdeinzen als je al te opzichtig filosofisch wordt. Maar misschien moet ik dat niet schuwen.
Inmiddels denk ik: de ongewoonheid van dat woord is juist goed. Het is juist goed dat mensen niet meteen denken te weten wat je bedoelt. Dat zal het gesprek alleen maar ten goede komen. Soms moet je niet te snel begrepen willen worden, wil je niet voortdurend worden misverstaan.

Worden en zijn

Goed. Dus voortaan gebruik ik het woord subjectwording. Biesta gebruikt ook de woorden subjectivering en subjectificatie. Dat komt waarschijnlijk door het Engels, subjectification. Ik zou niet weten hoe je subjectwording zou moeten vertalen in het Engels, anders dan als ‘becoming a subject’.

Ik geef de voorkeur aan subjectwording, omdat subjectificatie klinkt als een ‘maken’, en volgens mij gaat het niet om een maken maar om een ‘worden’. Een gebeuren. Een ‘évènement’. Er is niet iemand die een ander tot subject maakt, de leraar is niet de auteur van een subjectiveringsproces. Subject word je. Dat is niet iets wat iemand doet, nee, dat gebeurt, het gebeurt in de ruimte tussen mensen die met elkaar contact maken, en het is nooit gedaan, het is nooit ‘af’.

Als we op zoek gaan naar wat subjectwording inhoudt, en waar we het gebeuren van subjectwording op het spoor kunnen komen, dan lijkt dat met name te zijn op die momenten, waar het niet gaat zoals je had gepland; op de momenten waar het schuurt.

Spoorzoeken

Alles wat ik doe in de klas, alles wat ik de kinderen vertel, wat ik ze laat zien, wat ik ze uitleg, wat ik ze voordoe, en wat ik hun vraag om te vertellen en te doen en te laten zien en toe te lichten en uit te voeren en te verwerken – dat is er allemaal om begonnen voorwaarden te scheppen, ruimte te scheppen waarin die kinderen, ieder op een eigen manier, subject kunnen worden.

Wat is dat, subject worden? Ik versta het begrip subjectwording op de manier zoals onderwijspedagogen als Gert Biesta, Wouter Pols en Philippe Meirieu dat uitleggen aan de hand van filosofen als Arendt, Lacan en Levinas.

Contact maken

Je wordt subject – zo lees ik dat – op het moment dat je een relatie aangaat met de mensen en de dingen om je heen, door te handelen, door iets te doen; door je op een heel eigen manier te verhouden tot de mensen en de dingen om je heen. Door contact te maken. Het is niet wie je bent, niet je identiteit, maar hoe je bent, hoe je je verhoudt tot de ander en het andere. Het is niet iets wat je eenmaal bent en blijft, niet de een of andere wezenskern, en het is ook niet je persoonlijkheid, je buitenkant, het masker (persona) dat je de buitenwereld toont. Subject word je enkel maar op die momenten dat je daadwerkelijk die relatie aangaat en je eigen stem laat horen en met aandacht bij de mensen en de dingen bent die je in het hier en nu op je pad vindt. Het is geen gelijkblijvende essentie of harde kern in afzonderlijke individuen, maar iets dat gebeurt tussen mensen. Áls het gebeurt – want het gebeurt niet altijd. Niet op elk moment dat mensen elkaar tegenkomen, is er in deze zin sprake van contact.

Uniciteit

In dat contact verschijn je bovendien in je uniciteit. Zolang tijdens de les alles volgens plan gaat – de leraar geeft instructie, de kinderen nemen in ontvangst wat hij aandraagt en verwerken de stof op de manier die de leraar voor ogen stond toen hij de les bedacht – zolang het zo gaat, is de leraar inwisselbaar, en ook de leerlingen zijn inwisselbaar. Als dit lesgeven was, dan maakte het niet uit wie er les gaf, en het maakte niet uit wie er in de klas zat. De leraar is in deze voorstelling van zaken slechts een willekeurig vervoermiddel dat brokken kennis, onafhankelijk van tijd en plaats, overhevelt naar de hoofden van de leerlingen. Niemand verschijnt hier als subject. Iedere speler is hier een inwisselbare pion in een sfeer van algemeenheid.

Verzet

Het kan ook zijn dat de leraar zich inbeeldt dat de les uitstekend verloopt, terwijl zijn les allerminst bij de leerlingen aankomt. Het kan zijn dat dit het geval is, zonder dat dat ook maar ergens duidelijk wordt, omdat de leerlingen het niet de moeite waard vinden te laten weten dat ze de leraar niet volgen, en omdat de leraar de leerlingen niet werkelijk ziet, en niet ziet dat hij hen niet bereikt. Ook hier verschijnt niemand als subject. Niemand steekt zijn nek uit en gaat de relatie aan door te zeggen: hier gaat iets mis. Je hoort me niet, je ziet me niet. Hoor mij, zie mij.
Maar stel nu, dat een kind zich verschuilt achter zijn capuchon, of het gaat met een ander kind fluisteren, of op de tafel krassen, of uit het raam staren – kortom, non-verbaal protesteren. Wat gebeurt er dan? Dat kind zegt, zonder zoveel woorden: Hoor mij. Zie mij.

En dát is een moment waarop zowel leraar als leerling als subject kunnen verschijnen.

Het kan, maar er is geen garantie. Het is op dat moment nog steeds mogelijk dat de leraar de leerling eruit stuurt, waarbij beiden in hun inwisselbare rol van ‘leraar’ en ‘leerling’ blijven. Om het even welke leraar kan om het even welke leerling eruit sturen, zoiets is altijd mogelijk. Je gaat dan de relatie uit de weg en niemand hoeft als subject te verschijnen. Jij bent in control en je kent je pappenheimers, je weet precies wat het er voor één is en je zal hem wel even duidelijk maken hoe het er in jouw klas aan toegaat.

Ontvankelijkheid

Wat ook kan gebeuren – en dat vraagt een bepaalde ontvankelijkheid – is dat jij op dat moment het appel van die leerling hoort en ziet, en erop ingaat. Dat begint ermee, dat je elkaar aankijkt. Vanaf dat moment ben jij niet meer de inwisselbare leraar, en is de leerling niet meer de inwisselbare leerling. Op dat moment komt het op jou aan, hoe jij handelt, vanuit jouw uniciteit. Of jij hoort en ziet dat die leerling op zijn beurt een ander is, uniek, en dat jij niet weet hoe hij is, wie hij is en wat het betekent wat hij doet. Op dat moment kun jij als leraar gestalte aannemen als subject. En door het kind uit te nodigen te vertellen wat het wil zeggen met wat het doet, bied je ook het kind de ruimte om als subject te verschijnen.

De jongen met die capuchon weigert te voorschijn te komen, maar als het je lukt (met humor bijvoorbeeld) een appel op hem te doen en hij zijn masker afwerpt, kan hij verschijnen op een niet alleen voor jou, maar ook voor hemzelf nieuwe manier.

Frictie

Dat maakt dat ik denk, dat het precies de momenten zijn waarop het begint te schuren, waar het om draait bij subjectwording. Want dát is volgens mij waar je op uit bent – of zou moeten zijn – als leraar en opvoeder: dat ieder kind op zijn eigen manier de relatie aangaat met de wereld om hem heen. Met jou, met zijn klasgenoten, met de kennis, gereedschappen en codes die je hem aanreikt, en met de wereld buiten de school.

Dat schuren vindt niet alleen plaats als kinderen protesteren. Je kunt die frictie ook ensceneren met hoe je je les organiseert en met de lesstof. Daarover een andere keer meer.

Ook is dit niet het hele verhaal van waar het in het onderwijs om draait. Naast ruimte voor frictie is het ook van belang je te kunnen voegen. Dat onderwijsdoel ligt, zoals ik het begrijp, in het domein van de socialisering. Socialisering is als het ware de andere schaal van de balans. Ook daarover een andere keer meer.
 

3 2 votes
Article Rating

Hester IJsseling is leraar in het primair onderwijs en doctor in de wijsbegeerte. In het schooljaar 2016-2017 doet zij onderzoek naar de betekenis van het begrip 'subjectwording' voor de praktijk van het onderwijs, met subsidie van het Lerarenontwikkelfonds.

Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

9 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About hesterijsseling

Hester IJsseling is leraar in het primair onderwijs en doctor in de wijsbegeerte. In het schooljaar 2016-2017 doet zij onderzoek naar de betekenis van het begrip 'subjectwording' voor de praktijk van het onderwijs, met subsidie van het Lerarenontwikkelfonds.

Category

onderwijs, onderzoek, praktijk

Tags

, , ,