Deze blog schreef ik oorspronkelijk voor het juninummer van het blad Didactief waar ik iedere maand iets schrijf over m.i. spraakmakend wetenschappelijk onderzoek en wat de betekenis daarvan is in/voor het onderwijs. Dit keer gaat het over deliberate practice, ofwel bewust oefenen en hoe mensen het begrip niet goed begrijpen en ook niet goed toepassen.

Misschien de twee meest gehoorde toverwoorden in het onderwijs (buiten learning analytics) zijn ‘Deliberate Practice’ ofwel doelbewust oefenen, en ‘Grit’ ( doorzettingsvermogen). Maar zoals bij heel veel termen (denk aan nieuw leren en flipping the classroom) worden ze verkeerd begrepen, uitgelegd en/of toegepast.

Deliberate practice is een manier van oefenen die zeer doelbewust is en waarbij de nadruk ligt op wat je nog net niet beheerst. Het is veel meer en ook heel iets anders dan simpelweg herhalen van iets wat je beter wil beheersen (in het onderwijs doorgaans een cognitieve of (psycho)motorische vaardigheid). En hier zit het probleem. Veel onderwijsmensen en -trainers hebben duidelijk de klok horen luiden zonder precies te weten waar de klepel hangt. Volgens Anders Ericsson, bedenker van het begrip en iemand die al meer dan dertig jaar onderzoek hiernaar doet, eist doelbewust oefenen dat er, bijvoorbeeld, een leerkracht of coach bij is die weet hoe je lerenden naar hogere (vaardigheids)niveaus kunt brengen. Met andere woorden een ‘wetende andere’ die al uitgevogeld heeft hoe die vaardigheid goed te bereiken is en die ook weet welke oefentechnieken daarvoor effectief zijn. Doelbewust oefenen eist bovendien dat de lerende uit de comfortzone komt en voortdurend strijd levert en er dingen voor laat of opgeeft. Dus zweet is niet voldoende. Er moeten ook bloed en tranen vloeien.

Volgens Ericsson houdt doelbewust oefenen ook in dat als je een fout maakt, je zelf of met behulp van een ander manieren vindt om die fout eruit te halen. Anders ben je niet bezig met doelbewust oefenen, maar met gewoon oefenen. Volgens hem kan ‘domweg oefenen soms zeer belangrijk zijn, bijvoorbeeld om een bepaalde procedure te leren en onder de knie te krijgen, maar hierdoor bereik je geen (volgend niveau van) expertise of excellentie’.

Over het begrip is er, zoals ik dagelijks ervaar, duidelijk een misverstand. Mensen vertalen het woord ‘deliberate’ in ‘met opzet’ of ‘bedoelde’. Zij poneren dat zij ‘deliberate practice’ organiseren voor hun lerenden, maar dat is onmogelijk, omdat doelbewust oefenen alleen uit iemand zelf kan komen. Of ze zeggen dat zij zelf doelbewust oefenen omdat ze zelf kiezen om te oefenen (blijkbaar kan je ook per ongeluk oefenen!).

Hoe is dit misverstand ontstaan? Ericsson en ook anderen wijzen naar Malcolm Gladwell die in zijn boek Outliers een interessant en magisch getal noemde, namelijk dat de sleutel voor expertise 10.000 uur oefenen vraagt (vaak met de bijzin ‘over een periode van tien jaar’). Gladwell suggereerde met deze 10.000-uur regel dat alleen veel oefenen de sleutel tot expertise is. Ja, het klopt dat er veel tijd en oefening nodig is, maar volgens Ericsson is ‘er niets magisch in het getal 10.000. Alleen oefenen heeft beperkt succes als het om het verbeteren van performance gaat’. Het gaat tenslotte ook – misschien vooral – om hoe je oefent en hoe je in jouw oefening ondersteund en geholpen wordt.

Voor doelbewust oefenen moet ten eerste zeer duidelijk zijn wat jij zelf wil beheersen. Ten tweede moet het leertraject steeds aansluiten op jouw niveau en het eerstvolgende niveau (de zone van naaste ontwikkeling dus). De leertaken en opdrachten gaan steeds iets verder dan het beheerste niveau (denk aan de opzet van het 4-Componenten Instructie Ontwerpmodel en Tien Stappen naar Complex Leren). Ten derde vraagt doelbewust oefenen om grote motivatie, anders kunnen de nodige inzet en offers niet opgebracht worden. En tot slot moet er een ervaren leraar of coach aanwezig zijn die effectief feedback geeft. Op een van mijn favoriete podcasts, Freakonomics, kun je ‘How to Become Great at Just About Anything’ beluisteren. Hierin legt onder andere Anders Ericsson zelf uit wat doelbewust oefenen inhoudt.

In mijn volgende bijdrage ga ik in op het tweede modekreet: Grit. Angela Lee Duckworth beschrijft dit door haar geïntroduceerde begrip als de ‘passie en doorzetting’ die nodig zijn om een bepaald langetermijndoel of -eindpunt te bereiken. Grit is duidelijk zeer belangrijk, maar evenals doelbewust oefenen, (te) vaak verkeerd begrepen en toegepast.

Zoals Nina Simone en daarna onder meer de Animals zongen: ‘I’m just a soul whose intentions are good / Oh Lord, please don’t let me be misunderstood.’

 

Herblog naar hartenlust en

Volg mij ook op Twitter @P_A_Kirschner

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

2 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

evidence-based, onderwijs, onderzoek

Tags

,