De inkt van ‘De staat van het onderwijs’ is nog maar nauwelijks droog of er is al weer ophef over. Zo ook over het schooladvies dat door leraren in groep 8 wordt gegeven. De ongelijkheid in het onderwijs neemt toe en dat zou te maken kunnen hebben met de (te) subjectieve schooladviezen nu het schooladvies leidend is.

Op de site van de rijksoverheid is het volgende te lezen:

“In groep 8 geeft de basisschool advies over de middelbare school die past bij het niveau van uw kind. De school kijkt daarvoor onder andere naar leerprestaties en aanleg en ontwikkeling op de basisschool. Sinds 2015 is het schooladvies leidend bij de plaatsing van leerlingen in het voortgezet onderwijs.”

Afgewogen schooladvies

Het schooladvies bevat dus meer dan alleen toetsresultaten en leerprestaties. De leraar, meestal in overleg met collega’s van groep 7, intern begeleider en directie neemt dus ook andere factoren mee: intelligentie, werkhouding, motivatie, huiswerk-attitude, onderwijs- en instructiebehoeften, benodigde onderwijstijd etc. Dit worden de zogenaamde ‘zachte’, niet-toetsbare factoren genoemd. En dat was nu precies de bedoeling van het voorstel van de Staatssecretaris. De leraar ziet de hele film, een toets is slechts een foto. Mag ik het dan raar vinden dat men verbaasd is dat een schooladvies niet altijd volledig overeenkomt met het advies dat alleen op de Eindtoets is gebaseerd? Dat was toch de bedoeling…? Niet om kinderen expres een ander advies te geven, maar wel een meer afgewogen advies.

Handelingsgericht werken

In het kader van Passend onderwijs werken veel scholen volgens het concept van Handelingsgericht werken. Dit heeft als uitgangspunt dat ieder kind eigen specifieke onderwijs behoefte heeft: de ene leerling heeft meer of minder leertijd en intensievere instructie of begeleiding nodig dan het andere. Een kind ontwikkelt zich in verschillende systemen: op school en buiten school. Er is sprake van een wisselwerking tussen de verschillende systemen en in overleg met ouders en soms met derden wordt de aanpak voortdurend gereflecteerd om zo de onderwijsbehoefte actueel te houden. Basisscholen stemmen hun onderwijs dus minimaal acht jaar continu af op de individuele leerling binnen de kaders die mogelijk zijn. Verwacht men vanuit de politiek nu dat men bij het geven van een schooladvies deze werkwijze deletet en de leerling reduceert tot een toetsscore?

Advies weer leidend?

De minister reageerde als volgt: “Er spelen dus eigen opvattingen van leraren mee en dat is zeer zeer ongewenst.”, Deze reactie lijkt op het eerste gezicht een logisch, maar ze heeft het wel over het afgewogen advies van een hoogopgeleide professional. Laat de minister zich zelf nooit leiden door haar eigen opvatting? Als oplossing moet de toets volgens de bewindslieden weer een grotere rol gaan spelen bij de schooladviezen. Na één jaar wordt de klok die zij zelf hebben opgewonden, weer teruggezet. Dat is een ondermijning van de beroepsgroep.

Het lijkt eerder een afleidingsmanoeuvre van een ander probleem wat diezelfde week het nieuws haalde, namelijk de problemen als gevolg van het leenstelsel. De politiek correcte, maar gespeelde verontwaardiging over de ongelijkheid in het onderwijs mag misschien goed overkomen bij de achterban en het grote publiek, het is het gevolg van jarenlang onderwijsbeleid. Wat mij betreft mag de hand in eigen boezem gestoken worden in plaats van de vinger te wijzen naar de leraren.

Mogelijke Oplossing

Een leraar gebruikt voor het schooladvies al zijn ervaring, deskundigheid en last, but not least zijn integriteit. Soms speelt twijfel een rol, natuurlijk. Een leraar die nooit twijfelt over een advies, zou niet menselijk zijn. Daarom is het belangrijk dat dubbele adviezen gegeven worden en dat kinderen in brede brugklassen kunnen doorgroeien. Kinderen die nog later ‘rijpen’ zouden makkelijker moeten kunnen stapelen. Dit zijn kansen die vroeger ‘gewoon’ tot de mogelijkheden behoorden, maar door neoliberaal onderwijsbeleid zijn verdampt. Dit weer mogelijk maken, is een mogelijke kortetermijnoplossing waar niet eens direct een stelselwijziging voor nodig is.

Daarnaast zou de maatschappij een andere mindset kunnen ontwikkelen over het VMBO en het MBO. ‘Men’ (en dus ook sommige ouders) zijn nogal eens van mening dat het VMBO een prima opleiding is, …behalve voor hún kind. En dat is jammer. Niet alleen voor veel kinderen, maar ook voor de maatschappij die goede vakmensen nodig heeft. Hoogopgeleide ouders vergeten soms dat zij zelf het product van het ‘stapelen’ zijn. Beïnvloed door dit enigszins selectieve geheugen zijn zij van mening dat hun kroost toch minstens een havoadvies zou moeten krijgen. Ouders die de weg zonder ‘stapelen’ hebben doorlopen en dus rechtstreeks van de basisschool het VWO in stroomden, spelen weleens met de gedachte dat de intelligentie van hun kind de optelsom is van hun beider genetische pakketjes.

The Bell Curve

Nu is er een zekere correlatie tussen de intelligentie en erfelijkheid en tussen sociaaleconomische status en schooladviezen. Maar ook hier wordt weer, als zo vaak, de fout gemaakt dat correlatie niet hetzelfde is als causaliteit. Er bij voorbaat van uitgaan dat leerlingen van hoogopgeleide ouders dus minimaal havoleerlingen zijn, is nergens op gebaseerd. En het omgekeerde dus ook niet: kinderen van laagopgeleide ouders behoren niet per definitie een laag schooladvies te krijgen. Wanneer we deze fout zouden maken, verzanden we in een discussie die enigszins lijkt op het debat dat in de VS ontstond naar aanleiding van het uitkomen van The Bell Curve (1994). Ook daar werd correlatie verward met causaliteit. De auteurs Herrnstein en Murray stelden dat intelligentie een goede voorspeller is voor allerlei maatschappelijke variabelen zoals inkomen, ongewenste zwangerschap, misdaad. Deze maatschappelijke problemen kwamen immers vaker voor bij het lager opgeleide gedeelte van de bevolking. Door de voorstanders van The Bell Curve werd geheel voorbijgegaan aan het feit dat de mensen uit de sociaal lagere milieus mogelijk wel intelligent waren, maar nooit de kans hadden gekregen om deze te ontwikkelen. Deze laatste situatie moeten we in Nederland te allen tijde voorkomen: het onderwijs is bij uitstek de plaats waar kansen voor kinderen liggen en leraren zijn bij uitstek de professionals die deze kansen mogelijk proberen te maken. Een discussie over de adviezen zoals die nu plaatsvindt, helpt daar niet bij.

Symboolpolitiek

De oplossing die de minister nu voorstelt is té makkelijk en populistisch voor een probleem dat veel complexer is. De minister wekt de suggestie dat de school er naast zit met hun advies als de Eindtoets hoger uitvalt. Een advies is de slotsom van een proces waarin meerdere factoren zijn meegewogen. Nu kan het dus zijn dat er een correlatie is tussen een lager schooladvies en lager opgeleide ouders, maar de motivatie voor dat lagere schooladvies kan een heel andere zijn: extra instructiebehoefte, gebrek aan motivatie, extra onderwijstijd. Eén factor eruit lichten en daar sociaalwenselijk je zorg over uitspreken getuigt niet van veel nuance. Uit onderzoek blijkt dat kinderen uit gezinnen met een minder financiële middelen meer kans hebben om vroegtijdig de school te verlaten zelfs als de jongere op school goed kan meekomen. De armoede bestrijden heeft misschien wel veel meer effect op gelijke kansen dan het naar voren halen van de Eindtoets.

De subjectieve, vooringenomen redenering bij het geven van adviezen (laag advies bij kinderen van laagopgeleide ouders) ben ik in al mijn jaren dat ik in het onderwijs werkzaam nooit tegengekomen. Ik heb al honderden voorlopige en definitieve adviezen gegeven en dat altijd zonder Cito Eindtoets. De scholen waar ik gewerkt heb, behoorden namelijk tot het kleine percentage scholen dat geen eindtoets deed. Bij het geven van een schooladvies is een goede communicatie van belang. Voor ouders is de wens soms de vader van de gedachte. Uitleggen hoe het advies tot stand is gekomen, welke overwegingen hebben meegespeeld, kan veel duidelijk maken. Dan hoeft een advies geen strijd te zijn en is een advies gebaseerd op een Eindtoets niet nodig en bovendien te één-dimensionaal. Adviseren is afgewogen mensenwerk en is bovendien driedimensionaal!

Commerciële onderwijsbureaus zullen wel opgelucht ademhalen als de Eindtoets in in ere wordt hersteld. Zij kunnen kinderen weer volop trainen in het maken van een goede Eindtoets en spinnen daar garen bij. Of de Eindtoets dus zo emanciperend werkt, is nog maar de vraag. Ouders uit een sociaal armere omgeving hebben daar namelijk niet de financiële middelen voor. Je hoeft niet drie keer te raden wie hier zijn voordeel mee doet. Hoewel voordeel? Ik benijd de leerling niet die een kunstmatig hoog advies heeft gekregen en dat vervolgens in het VO moet waarmaken.

Conclusie

Het insinueren dat de leraren van groep 8 leerlingen subjectieve adviezen geven die de ongelijke kansen vergroten, dat zij zich ook nog eens laten ‘intimideren’ door mondige hoogopgeleide ouders als het advies te laag uitvalt, is niet alleen ondermijnend, maar getuigt niet van veel vertrouwen in de beroepsgroep. De integriteit van de leraar wordt hier in twijfel getrokken. Daarnaast is het ook nog eens beschamend, omdat het zwaarder wegen van het schooladvies het beleid is dat zelf door de bewindsmensen is ingezet. Als het schooladvies verplicht moet worden aangepast bij een hoger resultaat op een Eindtoets, verwordt de Eindtoets tot een toetsinstrument om de leraar te toetsen die het advies gegeven heeft. En hoe bewijst men dat de leraar er überhaupt naast zat?

Om de procedure te evalueren zou het schooladvies niet vergeleken moeten worden met het advies dat uit de Eindtoets rolt. Dat dit af en toe verschilt, is minder vreemd dan op het eerste gezicht lijkt. De politiek moet een iets langere adem hebben en minder paniekvoetbal spelen. Als er iets te evalueren valt, stel ik het volgende voor: vergelijk op welk niveau de leerlingen na het afronden van het VO uitstromen met het schooladvies wat in groep 8 gegeven is. Alleen op die manier worden leraren en leerlingen enigszins recht gedaan.

Daarnaast moeten we accepteren dat onderwijs geen exacte wetenschap is en dat leraren geen glazen bol hebben. Zij proberen met al hun objectiviteit op basis van vele parameters een afgewogen schooladvies te geven aan kinderen die nog volop in ontwikkeling zijn. Behalve intelligentie, doorzettingsvermogen, instructiebehoefte, leertijd, motivatie etc. fietst er ook nog zoiets als puberteit door heen. Alleen daarom al moeten we in dit land met vroege selectie brede, dakpanbrugklassen hebben met mogelijkheden tot op- en afstromen zonder dat scholen daarop afgerekend worden.

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

16 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Marjolein Zwik

Leerkracht basisonderwijs, Master SEN Specialist leren, Bachelor fysiotherapie

Category

onderzoek