Dit bericht verscheen eerder op de blog over onze nieuwe Amsterdamse school De Akademia.

In de week voor de herfstvakantie gaf ik met een aantal collega’s van het ECL lessen onderzoekend leren in 4vwo. Donderdag deed ik een natuurkundeles over meteoorkraters en vrijdag een les nl&t over het zonnestelsel, steeds drie uur. Die lessen kan ik bijschrijven in de top 100 van mooiste lessen die ik heb gegeven. De leerlingen vonden dat blijkbaar ook, want na afloop werd ik door iedereen bedankt en een paar vonden het jammer dat de les niet langer duurde. 

Leerlingen laten knikkers vallen in een bak met meel en bootsen zo inslagkraters na.

Ik begin met vertellen dat ik het liefst onderwijs zou willen geven vanuit Grote Vragen en dat ik plannen maak voor een school die zo werkt. Het is heel opmerkelijk dat de leerlingen, zonder dat ik er veel over uitleg, meteen begrijpen wat Grote Vragen zijn. Ze noemen: Hoe is het heelal ontstaan? Hoe is de Aarde ontstaan? Wat is de zin van het leven? Precies de vragen waar ik zelf ook op ben uitgekomen: de ‘eeuwige vragen’ van de mensheid. (Zie ook het schoolplan van De Akademia en post over curriculum van Grote Vragen.)

Vervolgens leg ik uit waarom volgens mij vragen vaak interessanter zijn dan antwoorden en dat je eigen vragen zeker interessanter zijn dan de vragen en antwoorden die in je schoolboeken staan. Die nodigen zelden uit tot zelfstandig nadenken, laat staan kritisch en creatief denken. Ook daarvan kunnen ze meteen voorbeelden noemen en sommigen vertellen hoe frustrerend het kan zijn wanneer je niet je eigen vragen kan stellen en de antwoorden uit het boek maar het halve verhaal vertellen.

Scepsis

“De leraar zegt het, dus ik zal het maar leren, want anders heb ik een onvoldoende voor mijn proefwerk.” Zo denken heel veel leerlingen en dat belemmert hen om zelf te denken. Met deze lessen wil ik juist bereiken dat ze autonoom leren denken. Niet zonder meer aannemen dat wat een autoriteit zegt wel waar zal zijn. Kritisch en zelfs sceptisch staan tegenover wat iemand beweert, ook wanneer dat een leraar of een schoolboekenschrijver is. Dat maakt je voor de rest van je leven onafhankelijk van mensen die wat van je willen, die een product willen verkopen, die beweren dat ze je helpen, van politici die met allerlei beloften je stem proberen te winnen.

Dat betekent dat wij leraren ervoor open moeten staan dat onze leerlingen onze autoriteit op de proef stellen: “U beweert dat nu wel, maar wat zijn uw argumenten daarvoor?” Zo’n instelling biedt verscheidene voordelen. Het helpt leerlingen goed na te denken over de dingen die we uitleggen, waardoor ze die beter en dieper te begrijpen. Het helpt hen zelfstandiger te worden en verantwoordelijkheid te nemen voor wat ze leren.

Bovendien kunnen wijzelf daar heel veel van leren. Het dwingt ons beter na te denken over de lesstof en we ontdekken daarmee nieuwe aspecten waar we nog niet aan hadden gedacht. Als we alleen vanuit de lesmethoden werken doen we onszelf schromelijk tekort. Die methoden zijn om praktische redenen heel beperkt in de kennis en vaardigheden die ze aanbieden. Het gaat in hoofdzaak om de eindtermen po en vo – dat wat op het examen wordt gevraagd. Dat is maar een miniscuul deel van de oneindige rijkdom aan kennis die in verschillende vakgebieden is verzameld en helaas niet altijd het meest interessante. Daarbij komt dat de kennis die op de Cito of het examen wordt gevraagd vaak verregaand versimpeld is, waardoor het meteen ook een stuk minder interessant wordt. 

Eigen vragen

Al dit soort overwegingen komen voorbij wanneer we leerlingen stimuleren hun eigen vragen te stellen over een onderwerp. Dan blijken leerlingen ineens wel geïnteresseerd in de lesstof, nemen ze initiatieven om dingen uit te zoeken, komen ze op nieuwe ideeën en leggen onverwachte verbanden. Ineens gaan we veel dieper op een onderwerp in dan onze schoolboekjes toelaten en als we het slim aanpakken kunnen we de verplichte lesstof (en nog veel meer!) in deze activiteiten een plek geven.

Ik gebruik daarbij een methode die ik heb afgekeken van ‘The Right Question Institute‘. In het kort komt het hier op neer. Iemand – ik, of de klas, of wij samen – bedenkt een onderwerp dat we willen onderzoeken. In dit geval is dat mijn wat provocerende bewering: “De zon draait om de Aarde, net als de maan en de planeten. Je kunt dat zelf elke dag weer zien. Dus waarom moeten we geloven wat in de boekjes staat, dat de Aarde, samen met de planeten om de zon draait?” 

Mijn opdracht aan de leerlingen is: “Overtuig mij ervan dat mijn bewering dat de zon en de planeten om de Aarde draaien onjuist is, of op zijn minst heel onwaarschijnlijk.” Wat hebben jullie nodig om mij daarvan te overtuigen?

Leerlingen werken in groepjes van vier en bedenken zo veel mogelijk (minstens 20) vragen over het onderwerp: mijn bewering. Uit die lijst met vragen kiezen ze drie vragen die ze het beste vinden. Ik bemoei me niet met hun vragen en geef ook geen commentaar over de kwaliteit van de vragen, maar stimuleer hen zo nodig nog meer vragen te bedenken.

Grote Vragen over het zonnestelsel

Een kwartier later schrijven de groepjes hun beste vragen op het bord.  

 Ook bij de vragen die niet op het bord verschijnen zitten hele mooie:

  • Wat is een zwart gat?
  • Wat gebeurt er als je in een zwart gat valt?
  • Waardoor ontstaan sterren?
  • Stopt de Aarde ooit met draaien om zijn eigen as?
  • Is er een einde aan het heelal?
  • Wat is tijd?
  • Waardoor ontstaat zwaartekracht?
  • Waarom zijn we op Aarde en niet op een andere planeet?
  • Waarom zijn we wie we zijn?
  • Van wie is de Melkweg?
  • enz.

Vaak prachtige filosofische vragen, waar we ons makkelijk een paar maanden mee zouden kunnen bezighouden. Elk van die vragen kan aanleiding zijn voor weer nieuwe vragen die we samen met andere vakken kunnen bestuderen. En daardoor kan het nog interessanter worden.

Voor deze projectweek moet ik een beetje sjoemelen met de spelregels. De vragen die ze zelf het mooist vinden, helpen niet om mijn bewering (de zon draait om de Aarde) te ontkrachten. Ik heb maar drie uur en wil graag afsluiten met een duidelijk resultaat. Normaal zouden we voor zo’n project een paar weken uittrekken, zodat we de tijd hebben om alle paden en kronkelwegen te volgen waar de vragen van de leerlingen ons langs voeren. Die vragen zijn beslist relevant, ook als we die niet vantevoren bij onze lesplanning hebben voorzien. Met wat meer tijd, waarin we samen over die vragen kunnen reflecteren (en wanneer wij weten wat we willen) komt alles aan de orde – en nog veel meer – dat we in onze lessen willen behandelen.

 Om de leerlingen op weg te helpen zet ik een lamp op tafel en geef hen een balletje dat de planeet Venus voorstelt. Ik laat ook een reeks foto’s van Venus zien die op een sterrenwacht in de loop van vier maanden zijn genomen. Dezelfde beelden had Galileo Galilei 300 jaar eerder door zijn sterrenkijker gezien, waardoor hij ervan overtuigd raakte dat de zon niet om de Aarde draait, zoals de officiële kerkleer luidde, maar andersom. Het einde van het geocentrische wereldbeeld.Veel meer hoef ik niet te doen. Er ontstaan heel levendige discussies waarbij de leerlingen bekijken hoe het licht op het balletje valt terwijl het om de lamp draait en hoe dat er van een denkbeeldige Aarde uit ziet. Het duurt niet lang voor ze allemaal begrijpen dat Venus wel om de zon moet draaien. De waargenomen fasen van Venus kunnen op geen enkele manier verklaard worden wanneer we aannemen dat die planeet om de Aarde draait. Ze hebben het zelf aangetoond en niet gewoon maar voor waar aangenomen omdat een leraar het beweert, of omdat het in het boek staat.

Maar wat hebben ze nu geleerd?

Dat was niet gering, zelfs in de paar uurtjes die ik voor deze les had. In de eerste plaats hebben ze nagedacht over manieren om beweringen kritisch te toetsen. Ze hebben een groot aantal heel interessante vragen bedacht, waarmee we nog vele lessen zouden kunnen vullen. (Helaas gaan de ‘gewone’ lessen hierna weer door, met vragen en antwoorden uit het boek.)

Terwijl we discussiëren over de manier waarop planeten om de zon draaien, laat ik een gewichtje aan een touwtje om mijn hand draaien. Het touwtje stelt de aantrekkingskracht voor, vertel ik. “Wat zie je als ik het touwtje twee keer zo lang maak?” Het valt meteen op dat de omwentelingstijd dan langer wordt. Zo zijn we binnen een paar minuten aan het denken over de gravitatiewetten van Newton, middelpuntzoekende kracht en de wetten van Kepler. Geef me iets meer tijd en we hebben een groot deel van de hemelmechanica onder de knie.

Met wat simpele experimenten, een lamp en een balletje, een touwtje en een gewichtje en vooral goed nadenken kun je heel veel begrijpen. Als iemand iets beweert kun je het meteen proefondervindelijk onderzoeken.

Er is een al jaren durend en soms hoog oplopend, debat over de voors en tegens van ontdekkend/onderzoekend/ervarings- leren, of welke naam die onderwijsvorm ook heeft. Ik wil dat debat hier niet overdoen, maar volstaan met de opmerking dat goede leraren niet werken vanuit één pedagogisch/didactisch concept, maar meerdere manieren van lesgeven in hun gereedschapskist hebben. Dus niet alleen geleide instructie óf onderzoekend leren, frontaal klassikaal óf groepswerk, individueel of peer learning, maar op het ene moment kiezen voor de ene methode en op het andere moment de andere. (Zie verder enkele bijdragen op deze groepsblog van mijzelf met links en commentaren.)

Dat is het principe waarop we het onderwijs in onze nieuwe school willen vormgeven. Leerlingen veel zelf laten ontdekken, maar op de juiste momenten ingrijpen om ervoor te zorgen dat hun kennis en vaardigheden een volgende stap mogelijk maken.

Zulke middagen als die van afgelopen week sterken mij in mijn overtuiging dat zelfstandig denken en ontdekken het plezier in leren kan vergroten.

0 0 votes
Article Rating

Als blogger en onderwijsauteur denk ik na over onderwijs en pedagogiek. In 2016 verscheen bij Uitgeverij Ten Brink mijn boek 'Verwondering' waarin ik een lans breek voor onderwijs op basis van vragen die leerlingen zelf bedenken. In 2020 verscheen mijn boek De Denkende Klas bij LannooCampus met praktische aanwijzingen om met leerlingen dieper te denken. Als vo-docent heb ik talentvolle en begaafde leerlingen begeleid die meer uitdaging nodig hebben, en leerlingen gecoacht met diverse problemen - onderpresteren, perfectionisme, levensvragen. Na een lang leven in het onderwijs en de wetenschap ben ik in 2017 een filosofische praktijk begonnen, De Verwondering, in Amsterdam. Daar heb ik gesprekken met volwassenen zowel als jongeren over levensvragen, zingeving, werk, studie, relaties.

Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

6 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Dick van der Wateren

Als blogger en onderwijsauteur denk ik na over onderwijs en pedagogiek. In 2016 verscheen bij Uitgeverij Ten Brink mijn boek 'Verwondering' waarin ik een lans breek voor onderwijs op basis van vragen die leerlingen zelf bedenken. In 2020 verscheen mijn boek De Denkende Klas bij LannooCampus met praktische aanwijzingen om met leerlingen dieper te denken. Als vo-docent heb ik talentvolle en begaafde leerlingen begeleid die meer uitdaging nodig hebben, en leerlingen gecoacht met diverse problemen - onderpresteren, perfectionisme, levensvragen. Na een lang leven in het onderwijs en de wetenschap ben ik in 2017 een filosofische praktijk begonnen, De Verwondering, in Amsterdam. Daar heb ik gesprekken met volwassenen zowel als jongeren over levensvragen, zingeving, werk, studie, relaties.

Category

onderwijs, praktijk, progressief onderwijs, vernieuwing, vernieuwingsscholen

Tags

, ,