Er is een hoopvolle ontwikkeling aan de gang waarbij leraren steeds meer de regie krijgen over het onderwijs. De titel van de internationale uitgave van ‘Het Alternatief’, ‘Flip the System. Changing education from the ground up’, geeft precies aan welke kant het op gaat. Inmiddels blijkt dat ook de Onderwijsinspectie mee wil denken over nieuwe manieren om het onderwijs te evalueren en bij te dragen aan de ontwikkeling.

 

De internationale uitgave van ‘Het Alternatief’

 In onze bijdrage aan ‘Flip the System’, die ik samen met de Amerikaanse hoogleraar Audrey Amrein-Beardsley schreef, schetsten we een alternatief voor toegevoegde waardemodellen (value added models, VAMs) om de kwaliteit van het onderwijs te meten. Die ideeën verwerkte ik in twee blogs (hier en hier) voor de Onderwijscoöperatie, waarin ik commentaar gaf op een studie over toegevoegde waarde, waarvoor de Onderwijsinspectie opdracht had gegeven. Ik vreesde dat we hier de zelfde toestanden zouden krijgen als in de VS, waar docenten worden ontslagen en hele scholen gesloten wanneer hun toegevoegde waarde te laag uitvalt.

Toen ik vervolgens werd uitgenodigd voor een gesprek bij de Onderwijsinspectie, bleek dat die al niet meer erg geïnteresseerd was in toegevoegde waarde meten, maar des te meer in ons alternatief. Ter plekke bedachten we een vorm van evaluatie, waarbij de verantwoordelijkheid zou liggen bij leraren en scholen en waarbij de Inspectie vooral een adviserende rol zou spelen. We spraken af dat ik scholen in het po en vo zou benaderen, die deze alternatieve vorm van evaluatie willen ontwikkelen en uitproberen.

Flip de Inspectie

De Onderwijsinspectie experimenteert al een tijdje met andere vormen van toetsing, onder andere door docenten mee te nemen bij inspectiebezoeken. Mijn voorstel gaat een stuk verder. In plaats van mee te lopen met een inspecteur, nodigt een groep leraren die verantwoordelijk is voor de evaluatie een inspecteur uit om mee te denken over de ontwikkeling van het onderwijs op hun school. Dat zou er dan zo uit kunnen zien.

Op een school kiezen de leraren uit hun midden een groep collega’s, die gezag en vertrouwen hebben en die de doorlopende evaluatie van het onderwijs begeleiden. Bij die groep wordt een onderwijsinspecteur als extern lid uitgenodigd, die als een kritische vriend meedenkt en adviseert. De deelnemende inspecteur brengt een grote ervaring en kennis over heel diverse scholen in, die de kwaliteit van de evaluatie kunnen waarborgen. Bovendien kan voor de buitenwereld worden verantwoord dat hier niet de slager zijn eigen vlees aan het keuren is.

Elke leraar krijgt feedback van collega’s (collegiale intervisie), van leerlingen en ouders en van zijn of haar leidinggevende (supervisie). Daarnaast maakt iedere leraar een kort verslag over de aan het begin van een schooljaar gestelde uitgangspunten en doelen en wat daarvan in de loop van het een jaar terecht gekomen is. Die reflectie is een belangrijke aanvulling op de terugkoppeling die de leraar van anderen heeft ontvangen.

De evaluatiegroep verzamelt alle informatie en bespreekt die samen met de betrokkenen. Het hele proces is transparant, behalve wanneer het om gevoelige, persoonlijke zaken gaat. De evaluatiegroep bezoekt ook andere scholen, zodat we van elkaars ervaringen kunnen leren. Dit alles staat in dienst van de ontwikkeling, zowel de persoonlijke als die van de school als geheel.

Het is van groot belang dat scholen die aan deze vorm van evaluatie en reflectie meedoen een goed ontwikkelde onderwijsvisie hebben, die in de praktijk aanwijsbaar een rol speelt – geen ‘papieren tijger’ dus. Aan die onderwijsvisie kan elke leraar zichzelf en collega’s toetsen.

Flip de onderwijsontwikkeling

Dat was versie 1.0 van het evaluatiemodel. Versie 1.1 gaat nog wat verder, maar heeft het voordeel dat hij de werkdruk niet verhoogt, omdat hij niet bovenop andere ontwikkelactiviteiten komt, maar er juist mee is geïntegreerd.

Veel scholen zijn al bezig met de vormgeving van hun onderwijs, of staan op het punt daarmee te beginnen. Daar zijn ontwikkelteams actief, die lessenseries en methoden bedenken, of zelfs hun eigen curriculum ontwerpen. Het ligt dan erg voor de hand dat die ontwikkelteams zich ook bezig houden met de evaluatie van hun eigen werk. Dat moeten ze toch regelmatig doen en dan zouden bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de ontwikkelteams worden afgevaardigd in de evaluatie- en reflectiegroep.

Op die manier slaan we drie vliegen ineen klap. Ontwikkeling, evaluatie en verantwoording zijn de verantwoordelijkheid van leraren en scholen. De Inspectie krijgt een meer adviserende rol, maar kan wanneer er echt iets dreigt mis te gaan op een school altijd ingrijpen.

Dit alles is nog in hoge mate vaag en onduidelijk, zei iemand, toen ik dit plan vandaag, op uitnodiging van Edith van Montfort, in Oss aan een groep basisschooldocenten, -directeuren en -bestuurders presenteerde. Dat is juist. Het is zeker niet de bedoeling dat er een soort mal wordt ontwikkeld voor een nieuw beoordelingskader, die voor alle scholen het zelfde is. Juist omdat iedere school zijn eigen visie kan ontwikkelen is er veel ruimte voor verschillende onderwijsvormen en dat vraagt ook om verschillende manieren van evalueren en reflecteren. De uitdaging is dan om de niet meetbare resultaten van het onderwijs op een inzichtelijke manier te verantwoorden, zowel naar ons zelf als naar de leerlingen en hun ouders als naar de maatschappij.

Het komende jaar gaan we met tien tot twaalf scholen uit het basis- en voortgezet onderwijs methoden uitproberen waarmee we onszelf en elkaar kunnen helpen bij onze ontwikkeling.

Ik eindigde mijn tweede stuk voor de Onderwijscoöperatie zo:

Wij hopen dat beleidsmakers de moed hebben om te vertrouwen op de toewijding, verantwoordelijkheid en professionaliteit van degenen die zich wijden aan de vorming van de generatie die in 2032 van school komt.

Die moed blijkt bij verschillende verantwoordelijke personen in het onderwijs aanwezig te zijn. Dat geeft hoop.

_______________

Dit stuk verscheen eerder als lerarenblog bij de Onderwijscoöperatie.

Literatuur

Gert Biesta (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Culemborg: Uitgeverij Phronese.

Biesta, G. J. J., and M. Priestley (2013). A curriculum for the twenty-first century? In: Reinventing the curriculum. New trends in curriculum policy and practice, edited by M. Priestley, and G. J. J. Biesta. London: Bloomsbury.

Jelmer Evers en René Kneyber 2014). Flip the System. Changing education from the ground up. New York: Routledge.

René Kneyber en Jelmer Evers (2013). Het Alternatief: Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!, Uitgeverij Boom, Amsterdam.

Dick van der Wateren (2013). Zin en onzin van testen, vergelijken en afrekenen. In: René Kneyber en Jelmer Evers, red. Het Alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! Amsterdam: Uitg. Boom.

Dick van der Wateren & Audrey Amrein-Beardsley (2015, in druk). Sense and Nonsense of Testing and Accountability. In: René Kneyber & Jelmer Evers (red.) Flip the System. Changing education from the ground up. New York: Routledge.

0 0 votes
Article Rating

Als blogger en onderwijsauteur denk ik na over onderwijs en pedagogiek. In 2016 verscheen bij Uitgeverij Ten Brink mijn boek 'Verwondering' waarin ik een lans breek voor onderwijs op basis van vragen die leerlingen zelf bedenken. In 2020 verscheen mijn boek De Denkende Klas bij LannooCampus met praktische aanwijzingen om met leerlingen dieper te denken. Als vo-docent heb ik talentvolle en begaafde leerlingen begeleid die meer uitdaging nodig hebben, en leerlingen gecoacht met diverse problemen - onderpresteren, perfectionisme, levensvragen. Na een lang leven in het onderwijs en de wetenschap ben ik in 2017 een filosofische praktijk begonnen, De Verwondering, in Amsterdam. Daar heb ik gesprekken met volwassenen zowel als jongeren over levensvragen, zingeving, werk, studie, relaties.

Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

5 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Dick van der Wateren

Als blogger en onderwijsauteur denk ik na over onderwijs en pedagogiek. In 2016 verscheen bij Uitgeverij Ten Brink mijn boek 'Verwondering' waarin ik een lans breek voor onderwijs op basis van vragen die leerlingen zelf bedenken. In 2020 verscheen mijn boek De Denkende Klas bij LannooCampus met praktische aanwijzingen om met leerlingen dieper te denken. Als vo-docent heb ik talentvolle en begaafde leerlingen begeleid die meer uitdaging nodig hebben, en leerlingen gecoacht met diverse problemen - onderpresteren, perfectionisme, levensvragen. Na een lang leven in het onderwijs en de wetenschap ben ik in 2017 een filosofische praktijk begonnen, De Verwondering, in Amsterdam. Daar heb ik gesprekken met volwassenen zowel als jongeren over levensvragen, zingeving, werk, studie, relaties.

Category

onderwijs, praktijk

Tags

, , , ,