Deze blog schreef ik oorspronkelijk voor het aprilnummer van het blad Didactief waar ik tweemaandelijks iets schrijf over m.i. spraakmakend wetenschappelijk onderzoek en wat de betekenis daarvan is in/voor het onderwijs. Deze is iets uitgebreider dan wat in Didactief verscheen.

Het nieuws werd begin 2015 groot gebracht in de pers! Onderzoekers in Groningen concludeerden, op basis van onderzoek onder ruim zevenhonderd middelbare scholieren, dat de schooldag later moet beginnen en tentamens later op de dag ingeroosterd moeten worden (Van der Vinne et al., 2015). Dit om ‘benadelen van avondtype leerlingen tegen te gaan’. Dit vind ik meer dan een beetje raar. Ze onderzochten ten eerste NIET de effecten van schooltijden op het leren, maar het effect van de tijd van toetsafname op de ochtend- en avondleerlingen. Bovendien vonden ze een correlatie en geen oorzakelijk verband. Als het onderzoek iets ondersteunt, is het hooguit dat we nader onderzoek moeten doen naar de helft van het advies, namelijk het mogelijk later plannen van tentamens.

Het is al lang bekend dat slaap essentieel is voor het goed functioneren van onze brein en dat een slaaptekort nadelig is voor concentratie en reactievermogen. Helaas, terwijl adolescenten circa negen uur slaap per nacht nodig hebben, krijgt ruim de helft minder dan zeven uur slaap per nacht. Dit slaaptekort, gepaard gaand met slaperigheid en slechte slaapkwaliteit (ondiepe en rusteloos slaap waarbij je ook vaak wakker wordt), hebben een duidelijk negatief effect op schoolprestaties[1]. In een experimentele studie[2] zorgden onderzoekers dat een groep adolescenten een week lang circa tien uur per nacht sliep. Ze vergeleken hen met diezelfde groep die in een andere week maar 6,5 uur per nacht sliep. Na de week keken deelnemers naar een onderwijsvideo van 30 minuten en kregen daarover een toets. De groep die ‘slaap gedepriveerd’ was presteerden zij significant slechter op toetsen, waren minder aandachtig gedurende het bekijken van de video en waren hun hersenen – gemeten met een hersenfilm (EEG) – minder alert.

Wat moeten wij hieraan doen? Een vaak gehoorde oplossing (bijvoorbeeld van de National Sleep Foundation) is later beginnen met school. Maar in welke klas begin je daarmee? De meeste eersteklassers hebben de hormonale veranderingen die de ‘slaapproblemen’ lijken te veroorzaken, nog niet ervaren, dus kunnen zij gewoon vroeg beginnen? De meeste derdeklassers daarentegen ondervinden wel de last van razende hormonen en dus moeten wij hen twee uur later laten beginnen? En wat te doen met de tweede klas? Voeg hieraan toe de grote verschillen in biologische rijping tussen leerlingen? En tot slot, ook onder scholieren heb je ochtendmensen en avondmensen. Als de schooldag later begint, benadelen wij dan de ochtendleerlingen niet?

Joke Meijer, hoogleraar neurofysiologie, schreef in NRC dat het veranderen van de schooltijden zinloos is, omdat het effect gering is en van zeer korte duur. Zij vergelijkt het met de overgang van zomertijd naar wintertijd. Even is het ‘later’ opstaan een verademing voor avondmensen, maar na enkele dagen verdwijnt dit voordeel, omdat zij aan de wintertijd gewend raken. Je zou eigenlijk bij deze gewenning opnieuw de tijden moeten verzetten!

Wat is dan een oplossing? Terug naar het Groningse onderzoek. Wat de onderzoekers onderzochten en ook vonden, betrof de toets-/tentamenresultaten van ochtend- en avondleerlingen op verschillende momenten. Zij kwamen erachter dat ochtendtypes geen nadeel hadden als de proefwerken in de vroege middag (tussen 12:45 en 15 uur) afgenomen werden, terwijl avondtypes veel lager scoorden op een proefwerk in de ochtend. Zij speculeren dat dit het gevolg zou kunnen zijn van de ‘algemene aandacht- en leernadelen’ die avondtypes ondervinden bij onderwijs dat vroeg begint. Hoewel zoiets mogelijk het geval kan zijn, hebben zij helaas dit niet bestudeerd en dus is hun advies zoals gezegd voorbarig.

Een tweede oplossing is zorgen dat een leerling slaap van hoge kwaliteit krijgt. Helaas is dit niet vanzelfsprekend. Veel jongeren nemen hun mobiele apparaten (smartphone, tablet,…) mee naar de slaapkamer. Deze apparaten geven ‘blauw licht’ (korte golflengte verrijkt licht) af. Dit soort licht onderdrukt de productie van melatonine wat een invloed heeft op het slaap-waakritme. Onderzoekers van Harvard University bestudeerden de effecten van het lezen van een boek op een elektronisch apparaat met het lezen van dezelfde tekst uit een boek vier uur voor het slapen gaan. Het kostte de iPadlezers meer tijd om in slaap te vallen, ze waren veel alerter en hadden een mindere slaapkwaliteit (minder REM-slaap). Verder, werd hun circadiaanse ritme met meer dan een uur uitgesteld met als gevolg dat zij ’s ochtends slaperiger en minder alert waren, ook na acht uur slaap, dan de boeklezers.

Dus, om collega Meijer te parafraseren: Slaaptekort onder jongeren is echt een probleem, maar het veranderen van de schooltijden is niet de oplossing.

Referenties

Van der Vinne, V., Zerbini, G.,…Kanterman, T. (2015). Timing of examinations affects school performance differently in early and late chronotypes. Journal of Biological Rhythms, 30, 53-60. doi: 10.1177/0748730414564786

Volg mij ook op Twitter: @P_A_Kirschner

[1] Dewald, J. F., Meijer, A. M., Oort, F. J., Kerkhof, G. A., & Bögels, S. M. (2010). The influence of sleep quality, sleep duration and sleepiness on school performance in children and adolescents: A meta-analytic review. Sleep Medicine Reviews, 14(3), 179–89. doi:10.1016/j.smrv.2009.10.004

[2] Beebe, D. W., Rose, D., & Amin, R. (2010). Adolescent health brief: Attention, learning, and arousal of experimentally sleep-restricted adolescents in a simulated classroom. The Journal of Adolescent Health : Official Publication of the Society for Adolescent Medicine, 47, 523–525. doi:10.1016/j.jadohealth.2010.03.005

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

4 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderwijs, onderzoek

Tags

, ,