Zoals jullie weten, geef ik 1 keer per 2-maanden in het blad Van twaalf tot achttien in het rubriek paul antwoord op een vraag van een docent(e) over de wetenschappelijke aspecten van iets in/voor het onderwijs of het lesgeven. Hieronder volgt een vraag van een toetscoördinator over de effecten van toetsing op het leren. Lees verder.

Beste Paul,

Ik werk op een middelbare school als docent Nederlands en toetscoördinator. Ik heb natuurlijk de discussies gevolgd over wel of niet vaak toetsen en de effecten ervan op leerlingen en op het onderwijs. Persoonlijk denk ik dat je niet zonder veel toetsen kunt, als je wilt weten hoe het ervoor staat met leerlingen. Nu las ik laatst iets over het ‘testing-effect’. Is dat inderdaad een vastgesteld effect en wat betekent dat voor het onderwijs?

Jan van Erp, docent Engels

Beste Jan,

Wat een leuke vraag. En uit een onverwachte hoek omdat jij jezelf beschrijft als toetscoördinator. Op de meeste scholen is de toetscoördinator verantwoordelijk voor de toetsen die gebruikt worden om na te gaan of leerlingen hebben geleerd wat zij hadden moeten leren; met andere woorden voor beoordeling. Sinds 1971, met de publicatie van het standaardwerk Handbook of formative and summative evaluation of student learning[1], noemen wij zulke soorten toetsen summatieve toetsen. Een summatieve toets is een toets die helpt om o.a. zak-/slaagbeslissingen te nemen. Een tentamen waarvan de resultaat meetelt voor een eindcijfer of een toets waarmee iemand wordt toegelaten tot een bepaald soort vervolgonderwijs (de toets als selectiemiddel) is een summatieve toets.

Het testing effect gaat over heel iets anders (vandaar de onverwachte hoek). Dit effect gaat over het gebruik van een toets als leer- of instructiemiddel; dus voor formatieve doeleinden. Uitgangspunt, zeer kort door de bocht, is dat toetsen de gebruikt worden gedurende het leren en die ook bedoeld zijn om het leren te beïnvloeden zorgen voor een sterker spoor in het geheugen, en dus voor beter leren, omdat de lerende actief met het geleerde moet omgaan. Het testing effect kan het gevolg zijn van het versterken van het geheugenspoor bij het opslaan van de stof (storage effect) of het versterken van het geheugenspoor door het moeten terughalen van de stof (retrieval effect).

Hoewel de meeste mensen denken dat het testing effect iets nieuws is, kunnen wij wat betreft de gedachte die er achter ligt eigenlijk al teruggaan naar Sir Francis Bacon die in 1620 het volgende beweerde: ‘Als je iets 20 keer leest, zal je het minder goed leren dan als je iets 10 keer leest en tussen de leessessies door je probeert te herinneren wat je gelezen hebt [je toetst dus jezelf] en je opnieuw in het boek kijkt als je iets bent vergeten.’ (Bacon, 1620/2000, p. 143[2]). Bijna 300 jaar later – in 1917 – onderzocht Gates[3] dit voor het eerst. Hij gaf leerlingen teksten om te leren. Één groep leerlingen bestudeerde de tekst drie keer (lezen, herlezen, weer herlezen). Een tweede groep leerlingen las de tekst, maakte er een toets over en kreeg de kans om de tekst een tweede keer door te nemen. Weer een derde groep leerlingen las de tekst, werd getoetst, maar kreeg geen kans om de tekst te herlezen. Gates vond dat leerlingen het beste leerden als zij na lezing getoetst werden en daarna de kans kregen om het materiaal weer te lezen (en dus op te halen wat zij zich niet meer herinnerden).

Hoewel in de 70er jaren van de vorige eeuw ook onderzoek naar het effect van toetsen op het leren van woordenlijsten werd uitgevoerd, is de huidige interesse rond het testing effect terug te voeren op twee onderzoekers, Roediger en Karpicke, die samen en apart in de laatste 10 jaar dit verschijnsel uitvoerig hebben onderzocht. Wat zij vonden – globaal gezegd – is dat toetsen tussen leermomenten vooral een effect heeft op het onthouden van de stof op de lange termijn. Dat effect is het sterkst als lerenden niet alleen opnieuw doornemen wat zij niet wisten, maar vooral als zij alles opnieuw bestuderen.

Het meest recente onderzoek over dit effect heeft zich uitgebreid naar verschillende vormen van toetsen zoals: wat je gelezen hebt aan een andere te vertellen (dit heet reciteren) en het aan jezelf vertellen (door een samenvatting te schrijven). Duidelijke resultaten hierover zijn er niet omdat, bijvoorbeeld, een samenvatting alleen kan werken als toets, als je ook goed kunt samenvatten en de meeste leerlingen kunnen dat niet (Dirkx, 2014).

Dus, als jij in jouw rol als toetscoördinator de toetsing en de docenten die de toetsen maken een beetje deze kant op kan bewegen, zou het onderwijs een stuk effectiever kunnen worden.

Heb je een vraag voor mij? Stel die dan door op het woord “vraag” te klikken of ga naar http://www.van12tot18.nl/archief/verschenen-nummers/2-ongecategoriseerd/279-vragen-aan-paul

Volg mij ook op Twitter: @P_A_Kirschner

[1] Bloom, B. S., Hastings, J. T. & Madaus, G. F. (1971). Handbook of formative and summative evaluation of student learning. New York: McGraw-Hill.

[2] Bacon, F. (2000). Novum organum (L. Jardine & M. Silverthorne, Trans.). Cambridge, UK: Cambridge University Press. (Original work published in 1620).

[3] Gates, A. I. (1917). Recitation as a factor in memorizing. Archives of Psychology, 6,(40).

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

7 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderwijs, onderzoek, psychologie, test

Tags

, ,