Denkend over mijn tweemaandelijkse bijdrage aan Didactief viel mij – letterlijk – iets in. Door de brievenbus viel het jubileumnummer van Pedagogische Studiën (op de omslag staat 90e jaargang 1919-2013; intrigerend). Dit jubileumnummer staat in het teken van een aantal toonaangevende artikelen uit hun archief. Dus in plaats van de nieuwste onderzoekspublicaties tegen het licht te houden heb ik ervoor gekozen om wat oudjes te bespreken.

Het eerste is een verkorte versie van een artikel van Révész en Hazewinkel uit 1923 en betreft een onderzoek dat in een hedendaags tijdschrift niet zou misstaan. Het artikel Over de didactische waarde van de projectlantaarn en de bioskoop zou net zo goed en heel eigentijds ‘Over de didactische waarde van statische en dynamische beelden’ kunnen heten. De auteurs laten zien dat informatie aangeboden door statische (stilstaande) beelden na een week beter werd onthouden dan informatie in een film. Dit sluit, bijvoorbeeld, aan bij onderzoek van Salomon uit de jaren tachtig van de vorige eeuw waaruit bleek dat leerlingen van ‘moeilijke media’ (ofwel media als teksten of stilstaande beelden waar ze zelf de relaties moest leggen) beter leren en meer onthouden dan van ‘makkelijke media’ als video en film, waar ze weinig voor moeten doen. Dit onderzoek werd ook in Nederland door Johannes Beentjes gerepliceerd. Verder heeft Pieter Wouters onderzoek gedaan naar doorlopende animaties versus animaties die de lerende stop kon zetten (de laatste leverde beter leren op). Révész en Hazewinkel besluiten hun artikel met acht conclusies, onder meer over de relatie tussen leerlingkenmerken en leren van media. Zij eindigen met de waarschuwing dat de ‘propaganda van de zoogenaamde groote didactische waarde van de film niet te rechtvaardigen [is]’.

Wat dat ons vandaag nog kan leren? Ten eerste: hoewel bewegende beelden vaak sexyer zijn dan stilstaande, hebben ze alleen een positief effect als ze een functie hebben. Anders leiden de seductive details (verleidelijke details) alleen maar af, waardoor het leren belemmerd wordt. Ten tweede: door het leren zogenaamd ‘makkelijker’ te maken, werken wij het diepe leren tegen. Inspanning mag en moet, wil je leren.

Radicalisme
En wat te denken van een artikel uit 1925 van J.H. Gunning Wz: Welke houding moet een vooruitstrevend onderwijzer aannemen tegenover nieuwe theorieën en praktijken?, een bewerking van een oorspronkelijk Engelstalig artikel van S.G. Noble. Gunning spreekt van ‘een altijd wassenden stroom van paedagogische en didaktische nieuwigheden’ afkomstig van de ‘paedagogische afdeelingen van onze groote universiteiten’ en stelt, anno 2013 nog steeds herkenbaar: ‘Nieuwe leuzen, nieuwe methoden en nieuwe reorganisatieplannen worden uitgegeven en verspreid, sneller dan de onderwijzers ze kunnen lezen.’

Gevolg hiervan, schrijft hij, is dat ‘onderwerpen van groot belang en verre strekking dikwijls weinig de aandacht trekken, terwijl dingen van weinig belang meer aandacht krijgen dan zij verdienen. Zulk een toestand baart òf scepticisme òf radicalisme.’ Gunning komt tot de conclusie dat zowel conservatief vasthouden aan het oude als meegaand met alle nieuwe hypes de juiste houding is. Naar zijn mening (in 1925!) moet de docent kritisch en open staan tegenover innovaties, maar die alleen toepassen na zorgvuldige bestudering. En liefst door de oude aanpak niet overboord te gooien, maar de nieuwe in te passen in het bestaande repertoire.

Als politici, schoolbesturen en schoolleiders zich hier iets van hadden aangetrokken, hadden wij een aantal onderwijsmislukkingen als het studiehuis en het nieuwe leren misschien kunnen voorkomen. En waren de leraren een stuk minder sceptisch en innovatiemoe dan nu het geval is. Gunning sluit zijn artikel af met een citaat van Evenius: ‘Stulta haec invidia est, cui cuncta recentia sordent, invida stultitia est, cui nova sola placent.’ Oftewel: ‘Dat is een dwaze afgunst, die al wat jong en nieuw is, minderwaardig acht; en dat is een afgunstige dwaasheid, die alleen in het nieuwe behagen schept.’

Wijze – en actuele – woorden. Hopelijk leren wij daar alsnog van.

Referenties

Beentjes, J. W. J. (1989). Learning from television and books: A Dutch replication study based on Salomon’s model. Educational Technology Research and Development, 37(2), 47-58.

Gunning Wz., J. H. (1925). Welke houding moet een vooruitstrevend onderwijzer aannemen tegenover nieuwe theorieën en praktijken? Pedagogische Studiën, 6, 53-60.

Révész, G., & Hazewinkel, J. F. (1923). Over de didactische waarde van de projectielantaarn en de bioskoop. Pedagogische Studiën, 4, 33-67.

Salomon, G. (1984). Television is “easy” and print is “tough”: The differential investment of mental effort in learning as a function of perceptions and attributions. Journal of Educational Psychology, 76, 647-658.

Wouters, P. J. M. (2007). How to optimize cognitive load for learning from animated model. Unpublished PhD Thesis, Open Universiteit Nederland.

Vog mij op Twitter @P_A_Kirschner

Deze blog verscheen in verkorte vorm op de website van Didactief: http://www.didactiefonline.nl/component/content/article/47-uncategorised/11782-houdbaar-als-verse-vis

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

2 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderzoek

Tags

, ,