Door Paul Kirschner

Recensie van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes en andere mythes over leren en onderwijs, Pedro de Bruyckere en Casper Huslhof, LanooCampus / Van Duren Psychologie, 2013. ISBN 978 90 815 1637 2

Vol verwachtingen klopte mijn hart toen ik in december las dat Pedro de Bruyckere en Casper Hulshof het boek “Jongens zijn slimmer dan meisjes en andere mythes over leren en onderwijs” hadden geschreven maar helaas moest ik nog een paar maanden wachten voordat het op de markt kwam. Nu ik uiteindelijk het boek in handen heb en heb kunnen lezen constateer ik dat het boek het wachten meer dan waard was. Pedro en Casper bespreken 36 gangbare c.q. hardnekkige onderwijsmythes (ik zou de meeste broodje-aap verhalen noemen) verdeeld over vier categorieën, te weten: Mythes over leren, Neuromythes, Mythes over technologie in het onderwijs, en Mythes in onderwijsbeleid. In die verschillende categorieën bespreken zij zeer uiteenlopende mythes zoal de mythe van leerstijlen als basis voor passend onderwijs, Brain Gym als algemene manier om je hersenen te oefenen, dat digitale autochtonen bestaan en over bijzondere gaven beschikken, de effecten van kleinere klassen op het leren en het onderwijs enzovoorts. Zij bespreken alle 36 op een zeer nuchter en evenwichtige wijze, ondersteund door wetenschappelijke bewijsmaterialen (zoals het hoort).

Om dit ook allemaal begrijpelijker en bruikbaarder te maken, maken zij gebruik van een legenda van drie tekens. Het eerste teken is “: – \” wat betekent dat de bewering helemaal niet klopt en dat er hier sprake is van een echte mythe. De tweede is “; – |” wat betekent dat de bewering nog ter discussie staat; dat de wetenschap geen uitspraak mag doen omdat er geen voldoende bewijs is of de onderzoekingen elkaar misschien tegenspreken. De derde is “: – ?” wat betekent dat de bewering onbewezen is; er is geen wetenschappelijk bewijs gevonden voor de bewering (in mijn woorden: prietpraat / borrelpraatjes). Aan het einde van ieder deel vatten zij de zaak samen met wat wij wel of niet weten over het onderwerp van het deel, bijvoorbeeld “Helpt correcte kennis over de hersenen?”. Met andere woorden een heldere uiteenzetting in begrijpelijke taal, genuanceerd waar nodig maar ook resoluut waar nodig en dus een geweldig handvat voor docenten, onderwijsbeleidsmakers en politici.

Maar iedereen die mij kent weet dat ik ook zeer kritisch ben en zelfs ten aanzien van dit voortreffelijke boek heb ik drie kritische opmerkingen. De eerste twee kunnen wellicht handig zijn voor een tweede druk c.q. voor een vervolgboek; de derde is een veel moeilijker probleem waar de auteurs geen schuld aan hebben!

Mijn eerste opmerking gaat over de indeling. Hoewel de indeling in vier inhoudelijke delen begrijpelijk is, denk ik dat een andere indeling een betere leidraad voor docenten, beleidsmakers en politici had kunnen zijn, namelijk: (1) Welke beweringen zijn pertinente onzin?, (2) Welke beweringen staan nog ter discussie? en (3) Welke beweringen zijn op dit moment losse beweringen / borrelpraatjes? Zo weten wij wat afgevoerd moet worden, wat nog ter discussie staat en wat alleen losse prietpraat is.

Mijn tweede opmerking heeft te maken met het generalisatieniveau van de besprekingen. Het kan het geval zijn dat een bewering een mythe is bij jonge kinderen maar geldigheidswaarde heeft bij adolescenten, dat iets onzin is bij novieten maar interessant kan zijn voor experts. Pedro en Casper: Misschien de basis voor een vervolgboek? Ik hoop het wel!

Tot slot, mijn moeilijk op te lossen probleem. De auteurs geven aan het einde van het boek een aantal aanbevelingen voor de lezer onder de noemer “Hoe kan ik vermijden dat ik mythes geloof en doorgeef”. Zij beginnen met een setje vuistregels dat meestal kan worden toegepast. Het gaat hier om vuistregels als “Geeft de auteur aan wat haar/zijn standpunt is?” of “Citeert de auteur onderzoek?”. Het probleem is dat om dit te doen je ook het tweede setje vuistregels moet kunnen uitvoeren zoals bepalen of de gebruikte analyse methodes de juiste waren, bepalen of de steekproef groot genoeg was, enzovoorts. Dit vraagt kennis die – om het voorzichtig uit te drukken – de meeste docenten, beleidmakers en politici helaas niet hebben. Gevolg: de invoering van onzin in het onderwijs.

En dat kan nu een uitstekende uitdaging / taak zijn van dit blogcollectief. De ‘gewone’ leerkracht helpen in contact te komen met onderwijsonderzoekers (die hopelijk van onderzoeksmethodologie de nodige kaas hebben gegeten). Dit kan een win-win situatie worden waarbij enerzijds de docent informeel wordt bijgeschoold, terwijl anderzijds de onderzoeker kan leren van de ervaringen van de docent.

Wat denken jullie?

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

10 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderzoek

Tags

,