Door Pedro De Bruyckere

Dick vroeg me om de lezing die ik onlangs gaf rond een mogelijke structuur voor de lerarenopleiding op papier te zetten. Wat ik bij deze graag doe.

Zowel in Vlaanderen als in Nederland lopen er discussies over de optimale lerarenopleiding. Ideeën als allemaal masters of selectie aan de deur, vaak ingegeven door FInland, passeren hierbij de revue. Zelf heb ik in mei vorig jaar, op basis van een lezing van professor Roger Standaert ook nagedacht over een mogelijk alternatief.

Graag zet ik eerst enkele uitgangspunten op een rij om dan mijn (droom)oplossing naar voor te schuiven. Hierbij geldt er wel een belangrijke disclaimer: dit is geen groot overlegde oplossing met vele partijen, wel een idee van een enkeling die bij verschillende andere leentjebuur speelde om tot een eigen mix te komen.

Uitgangspunten:

  • zomaar vermasteren is niet noodzakelijk een garantie op succes. Ja, goedpresterende landen als Finland en Zuid-Korea hebben enkel Masters, maar zoals Roger Standaert al aangeeft in zijn lezing kan master in verschillende landen iets verschillends betekenen en is dit niet noodzakelijk een garantie op succes. Vaak gaat vermastering ook gepaard met een centralisatietendens in onderwijs.
  • selectie aan de deur lijkt een goed idee, ook om het vertrouwen in het onderwijs te verbeteren of te versterken, maar al snel bots je op uitdagingen. Waar ga je op meten? Basiskennis, maar welke basiskennis? Groeipotentieel? Hoe de would-be leerkrachten omgaan met kinderen? Nog een belangrijker probleem is dat op dit moment al de diversiteit in het lerarenkorps vaak zeer beperkt is, de invloed van selectie aan de deur kan hier ook een negatieve invloed op hebben.
  • we zitten nu al met een lerarentekort. Meer mensen laten instromen en/of de lat lager leggen is sowieso een slecht idee omdat dit het aanzien van onderwijs helemaal de dieperik kan helpen, maar tegelijk hebben we niet de luxe om zomaar een jaar geen afstuderende leerkrachten te hebben, noch in Vlaanderen, noch in Nederland.
  • Het is een probleem dat het aantal studenten die voor een beroep in het onderwijs kiest al daalt, maar nog erger is dat we veel beginnende leerkrachten al heel snel kwijt zijn. Een degelijk retentiebeleid is dus cruciaal. Ik leun even graag op het gegeven van Fuller en Brown uit 1975 die aangeeft dat beginnende docenten vooral bezig zijn met overleven, pas na een tijdje ervaren ze de druk van het curriculum. Eenmaal ze deze twee ‘concerns’ te boven zijn gekomen, komt er de aandacht voor de leerling en herinneren ze zich stilaan wat ze allemaal aan didactiek en pedagogiek hebben meegekregen in hun opleiding. Tenminste als ze niet afgehaakt zijn.
  • UIt Ests onderzoek van vorig jaar blijkt dat leerkrachten pas gaandeweg in het proces van echt leerkracht worden, beseffen dan een goede lesgever niet een toponderzoeker moet zijn, maar vooral pedagogische en onderwijskundige expertise moet hebben om de inhouden te vertalen naar een leersituatie.
  • Professionalisering en vakgroepwerking zijn een van de belangrijkste motoren van leren volgens Hattie (2009)

Zo kwam ik bij een 3-3-2 model dat er als volgt uitziet:

  • de eerste drie jaar volgt een student les aan een hogeschool waarbij er een basis aangereikt wordt qua ondersteunende vakken, er aan de vakkennis gewerkt wordt en er genoeg praktijkervaring opgedaan wordt.
  • daarna volgen drie jaar werken in het onderwijs met een degelijke aanvangsbegeleiding waarbij scholen en hogescholen samenwerken om de nieuwe leerkracht bij zijn eerste concern met raad en daad bij te staan. Hierbij is het belangrijk dat de job van de beginnende leerkracht genoeg zekerheid biedt, zo weinig mogelijk versnippering en niet onmenselijk zwaar is zoals nu vaak het geval is.
  • na deze 3 jaar kan de leerkracht vrijwillig er voor kiezen om gespreid over twee jaar een eenjarige master te volgen waarbij bijvoorbeeld op een vaste dag en 1 avond lessen en contactmomenten worden ingericht, maar de leerkracht verder gewoon lesgeeft. In deze master komen vooral die elementen aan bod waar ze pas nu aan toegekomen zijn, namelijk (vak)didactische en pedagogische expertise, eventueel aangevuld met keuzevakken die aansluiten bij zijn of haar vakgebied.

Wat zijn de voordelen in zo een benadering?

  • de juiste inhouden komen op het juiste moment
  • het is niet blind vermasteren, en goedkoper dan iedereen direct vermasteren,
  • je kan het ook openstellen voor het huidige lerarenkorps waardoor je een enorme professionaliseringsgolf krijgt,
  • er is een grote wisselwerking tussen opleiding, praktijk maar ook onderzoek
  • er is sprake van sociale promotie
  • er is geen gat in het afstuderen van de leerkrachten.

Wat zijn de nadelen?

  • het kost geld (maar minder dan een algemene vermastering)
  • wat doen we met zij-instromers (ik vind zelf dat ze op zijn minst ook recht hebben op de aanvangsbegeleiding)

Referenties:

  • Haamer, A., Lepp, L., & Reva, E. (2012). The dynamics of professional identity of university teachers. Studies for the Learning Society, 2012, 110-120. doi: DOI 10.2478/v10240-012-0010-5
  • Hattie, J. (2009). Visible learning: A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. London: Routledge.
  • Fuller, F., & Brown, O. (1975). Becoming a teacher. In K.Ryan (Ed.), Teacher education:
    Seventy-fourth yearbook of the National Society for the Study of Education. Chicago:
    University of Chicago Press.
0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

4 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

Category

onderwijs, praktijk