Het brein is ‘hot’. Kennis uit de neurowetenschappen begint snel — misschien wel te snel — zijn weg te vinden in andere gremia, waaronder het onderwijs. Dat komt voor een deel omdat er een ‘evidence-based’-wind aan het waaien is: goed onderwijs is onderwijs dat vertrekt vanuit wetenschappelijke bevindingen. Daar komt bij dat sommige wetenschappelijke bevindingen wetenschappelijker lijken te zijn dan andere. De neurowetenschappen – jong, modern, exact – hebben wat dat betreft een streepje voor op haar neef psychologie – een beetje op leeftijd,  onzeker, en onnauwkeurig.

Prachtig natuurlijk, leerkrachten die kennis over hersenen en leren willen inzetten in hun eigen lespraktijk. Maar dan is het natuurlijk van het grootste belang dat de juiste kennis wordt toegepast! Er is goede reden om daaraan te twijfelen. Er zijn nogal wat (commerciële) onderwijsbureaus die garen spinnen bij het uitventen van ‘breinleren’, ‘multipele intelligentie in de klas’, en ‘gericht inspelen op de leerstijl van uw leerlingen’. Daar valt geld te halen. Uit onderzoek is gebleken dat uitspraken over wetenschappelijke bevindingen eerder worden geaccepteerd als die uitspraken vergezeld gaan van uitspraken over neurowetenschap of van een plaatje van hersenen. Of de uitspraak juist of onjuist is, of dat het plaatje niets toevoegt aan het verhaal heeft daarop geen invloed!

De vraag is: kunnen leerkrachten in basis- en voortgezet onderwijs wetenschap en pseudo-wetenschap als het gaat om de neurowetenschap uit elkaar houden, of zien zij door de bomen het bos niet meer? Een recent gepubliceerd onderzoek werpt licht op deze kwestie. Dat onderzoek sluit heel mooi aan bij mijn eigen bevindingen.  Zelf heb ik  namelijk een tijdje terug een vragenlijstje afgenomen om kennis over psychologische mythes te testen onder studenten. De resultaten waren duidelijk: veel stellingen werden door een meerderheid bevestigend beantwoord, terwijl het antwoord in alle gevallen juist ‘nee’ had moeten zijn. Bij mij ging het om welingelichte studenten, waardoor het vermoeden bestaat dat neuromythes in andere gremia nog vaker zullen voorkomen.

Sanne Dekker

Hoe zit het dan met leerkrachten? Het onderzoek hiernaar, dat gepubliceerd is in het online tijdschrift Frontiers in Psychology, werd uitgevoerd door Sanne Dekker, promovenda bij de afdeling onderwijsneurowetenschap aan de VU, collega’s van haar aan de University of Bristol, en haar promotor Jelle Jolles. Dekker richtte zich met name op docenten die aangaven interesse te hebben in de relatie tussen neurowetenschap en onderwijs. Je zou verwachten dat deze groep goed geïnformeerd is over het verschil tussen ‘sterke’ bevindingen en pseudo-wetenschappelijke ‘meningen’. Om dit te bekijken werd aan 242 docenten, 137 Engelse en 105 Nederlandse, een lijst met 32 stellingen voorgelegd. Vijftien van die 32 stellingen (verspreid over de lijst) waren incorrect: de neuromythes. Voorbeelden zijn de bekende ‘we gebruiken maar 10% van ons brein’-uitspraak en ‘Als we slapen gaan de hersenen op stand-by’. De correcte uitspraken waren uitspraken als ‘Jongens hebben grotere hersenen dan meisjes’ (dit is correct, maar hersengrootte zegt verder niets over intellectuele vermogens) en ‘de linker- en rechterhersenhelften werken altijd samen’. De vraag was uiteraard: hoeveel van de neuromythes werden als ‘correct’ bestempeld? Om met de deur in huis te vallen: 49 procent, oftewel de helft. Opmerkelijk: leerkrachten met meer algemene kennis over de hersenen geloofden ook meer mythes! Dat is een nogal verontrustend resultaat. Juist die leerkrachten die extra geïnteresseerd zijn in het toepassen van neurowetenschap in de klas zijn ook extra gevoelig voor neuromythes. De reden? Marketing, en een meer historisch-filosofisch verschil tussen het continent (waar we meer nadruk op genetische aanleg leggen) en Engeland (waar men meer focust op de rol van de omgeving).

De auteurs concluderen dat leerkrachten meer expliciete instructie over neuromythes zouden moeten krijgen, met name over het gebrek aan bewijs over de effectiviteit van ‘brain-based’-leerprogramma’s. Het integreren van neurowetenschap met de onderwijspraktijk is een proces van lange adem, waarbij we veel hobbels zullen moeten nemen. Beter informeren leidt tot minder geloof in mythes, en dat zal uiteindelijk het effectief gebruik van kennis over de hersenen in het onderwijs bevorderen. Het mag duidelijk zijn: dit weblog dient een maatschappelijke functie!

Literatuur
Dekker, S., Lee, N.C., Paul, H-J, & Jolles, J. (2012). Neuromyths in education: Prevalence and predictors of misconceptions among teachers. Frontiers in psychology, 3, 1-8. doi:10.3389/fpsyg.2012.00429

McCabe, D.P., & Castel, A.D. (2008). Seeing is believing: the effect of brain images on judgments of scientific reasoning. Cognition, 107, 343-352. doi: 10.1016/j.cognition.2007.07.01

Weisberg, D.S., Keil, F.C., Goodstein, J., Rawson, E., & Gray, J.R. (2007). The seductive allure of neuroscience explanations. Journal of cognitive neuroscience, 20, 470-477. doi: 10.1162/jocn.2008.20040

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

1 Reactie
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Casper Hulshof

Casper Hulshof is docent bij de afdeling Onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht. Hij is geïnteresseerd in alles wat met onderwijs, psychologie, en wetenschap in het algemeen te maken heeft en bekijkt de zaken het liefst met een nuchtere, kritische, maar altijd oprechte blik.

Category

onderwijs, onderzoek, psychologie

Tags

,