Alison Gopnik

Zijn kinderen een soort wetenschappers in het klein? De beroemde Jean Piaget dacht van wel. Een bekende uitspraak van hem is:

“When you teach a child something you take away forever his chance of discovering it for himself.”

Maar … Piaget sprak daarbij over oudere kinderen, niet over kinderen van een jaar of twee oud, van wie hij het denken ‘onlogisch en pre-wetenschappelijk’ noemde. Ons huidige onderwijs is sterk beïnvloed door deze ideeën, terwijl we inmiddels weten dat ze onjuist zijn. Dat is in ieder geval het punt dat Alison Gopnik wil maken in de opening van een prachtig overzichtsartikel dat zij heeft gepubliceerd in het befaamde tijdschrift Science (klik voor de abstract). Gopnik is hoogleraar psychologie aan de University of Berkeley (in Californië). Zij doet al langer onderzoek naar (onder andere) het redeneervermogen van jonge kinderen. In dit artikel bespreekt zij de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van onderzoek naar wetenschappelijk denken door jonge kinderen. Haar bevindingen zijn interessant, verrassend, en spraakmakend. Ze lijken ook gevolgen te hebben voor de beeldvorming over de manier waarop het onderwijs aan jonge kinderen het best kan worden ingericht.

Gopnik beschrijft hoe in de periode 1980-2000 werd ontdekt dat ook heel jonge kinderen de wereld om hen heen mentaal representeren, en dat hun representaties abstract en causaal zijn. Het lijkt alsof jonge kinderen al intuïtieve theorieën bezitten over psychologie en biologie. De vraag is of deze representaties en de manier waarop kinderen ermee omgaan ook echt te vergelijken zijn met wetenschappelijk redeneren (met name inductie, het afleiden van nieuwe informatie uit dat wat je al weet). Gopnik betoogt dat onderzoek dat de afgelopen jaren is uitgevoerd laat zien dat dit inderdaad het geval is. Ze illustreert dit met een aantal voorbeelden, waarvan ik een laat zien die ik het heel treffend vind (en waar ook een mooi plaatje bij hoort). Het gaat om onderzoek dat is beschreven door Xu en Garcia in 2008 in PNAS (klik om dat artikel te openen in PDF). Een jong kind (zelfs acht maanden oud kwam in het onderzoek voor) ziet hoe een experimentator een aantal balletjes uit een dichte doos trekt. Als de meeste getrokken balletjes rood zijn, en bij opening van de doos blijkt dat die vooral gevuld is met witte balletjes, dan kijken de kinderen daar langer naar dan wanneer de doos gevuld voornamelijk is met rode balletjes (we weten dat kinderen langer kijken naar gebeurtenissen die onverwacht zijn). Het experiment is zo in elkaar gezet dat het niet onmogelijk is dat er alleen rode ballen zijn getrokken uit de doos, het is alleen heel onwaarschijnlijk. Kinderen, zelfs zo jong als acht maanden oud, blijken in staat de waarschijnlijkheid van een steekproef te evalueren in het licht van de populatie! Ter verduidelijking illustreert het plaatje hieronder de experimentele procedure nog eens. De rechterkolom bevat de procedure waarbij de steekproef ‘klopt’, de linkerkolom die waarbij de steekproef heel onwaarschijnlijk is.

Het pingpongballenexperiment, zie Fig. 2: http://www.sciencemag.org/content/337/6102/1623.figures-only

Hoe kan het dat kinderen dit kunnen? De sleutel voor een verklaring van dit soort bevindingen ligt volgens Gopnik in een proces dat ‘Bayesiaanse inferentie’ heet. Het komt erop neer dat je, in het licht van nieuwe gegevens de waarschijnlijkheid van een hypothese kunt berekenen. Het enige dat je daarvoor nodig hebt is kennis over de kans dat die hypothese in het algemeen voorkomt, en een algemeen idee over de waarschijnlijkheid dat die nieuwe gegevens zullen voorkomen. Ingewikkelde materie, waar ook vrij ingewikkelde formules bij horen, maar kleine kinderen beheersen het. Sterker nog: kinderen die spelen zijn eigenlijk aan het experimenteren. Door te spelen ontdekken kinderen hoe de wereld in elkaar zit, en onderzoek laat zien dat kinderen heel systematisch te werk gaan. Als wetenschappers, dus.

Gopnik vindt dat het onderwijs van al deze nieuwe bevindingen iets kan leren. In het kleuteronderwijs is spelen essentieel, en elke goede juf van groep 1 en 2 voelt dat intuïtief al van oudsher al aan. Het bij beleidsmakers levende streven om kleuteronderwijs meer gestructureerd, systematisch, ‘academischer’, en ‘opbrengstgericht’ te maken gaat uit van een verkeerd idee over de manier waarop kinderen functioneren. Goed onderwijs stimuleert de natuurlijke nieuwsgierigheid, onderzoeksgerichtheid, en creativiteit van kinderen.

Literatuur

  1. Gopnik, A. (2012). Scientific thinking in young children: Theoretical advances, empirical research, and policy implications. Science, 337, 1623-1626.
  2. Xu, F. & Garcia, V. (2008) Intuitive statistics by 8-month-old infants. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 105, 5012-5015.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd op de Utrechtse Onderwijskunde Blog.

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

5 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Casper Hulshof

Casper Hulshof is docent bij de afdeling Onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht. Hij is geïnteresseerd in alles wat met onderwijs, psychologie, en wetenschap in het algemeen te maken heeft en bekijkt de zaken het liefst met een nuchtere, kritische, maar altijd oprechte blik.

Category

evidence-based, onderwijs, onderzoek, psychologie

Tags

, ,