Door Paul Kirschner

Hier weer een ICT-gerelateerde broodje-aap verhaal, namelijk de tendens om het onderwijs los te weken van het leren van dingen en te veranderen in onderwijs gericht op het zoeken (en hopelijk vinden) van dingen. Uitgangspunt van deze verandering van focus is dat wat wij zouden moeten weten en leren al op het web staat. Docenten hoeven al die vervelende feiten, concepten, enzovoorts niet meer te doceren en studenten hoeven het niet meer te leren en onthouden. Als zij iets nodig hebben of moeten weten, dan Googlen zij dat gewoon. Met andere woorden de trend om te leren door informatie te zoeken.

Kennis is houdbaar als verse vis

Het idee achter de stelling dat doceren/instructie en leren vervangen kunnen worden door het zoeken naar informatie is dat (1) de halfwaardetijd van informatie steeds korter wordt (men zegt soms dat kennis even houdbaar is als verse vis ( Roel in ’t Veld, ooit kortstondig staatssecretaris zei ooit “Studenten hoeven maar een paar dingen te leren voor ze een beroep gaan uitoefenen…Kennis is net zo houdbaar als verse vis en het geheugen is slecht”. http://www.delta.tudelft.nl/artikel/kort-nieuws/6472) en dat het houdbaarheidstermijn steeds korter wordt) en (2) het weten van iets overbodig is omdat alles op het web staat. De boodschap lijkt te zijn (1) leer het niet omdat het meteen achterhaald of onjuist is en (2) doceer het niet omdat lerenden kunnen het zelf vinden. Men noemt dit de Googlificatie van het onderwijs, een slap aftreksel van resource-based learning (Hill & Hannafin, 2001).

Het idee dat onze kennis snel veroudert klopt niet. Om te beginnen, wij moeten een onderscheid maken tussen kennisveroudering en informatiegroei. Het is inderdaad waar dat in de laatste decennia er een enorme groei is in de hoeveelheid beschikbare informatie. Dit is vooral te danken aan eenvoudige en goedkope distributiemogelijkheden zoals het internet en het World Wide Web. Dit betekent allerminst dat de kennis die bestond voor deze ‘internetrevolutie’ verouderd, irrelevant of niet langer juist is. De beschikbaarheid van nieuwe informatie maakt oude kennis niet minder juist. Sterker nog, het is van uitermate groot belang dat wij over deze kennis beschikken als wij de waarde en juistheid van deze nieuwe informatie willen (kunnen) beoordelen. Het is niet zo dat alles wat op het web staat juist is! Bovendien gaat het niet alleen over het zoeken naar informatie, maar over het zoeken, vinden, evalueren, selecteren, verwerken, organiseren en uiteindelijk presenteren van informatie. Zoals duidelijk werd uit mijn twee voorgaande artikelen in Van 12 tot 18 is dit niet iets dat kinderen vanzelf kunnen. Zoals Hannafin en Hill (2007, p. 526) waarschuwen: terwijl ICT geprezen is voor het potentieel om toegang tot informatie te democratiseren, ‘gebruik daarvan in het onderwijs is en blijft problematisch omdat men niet webvaardig is, wat er op het web staat multi-interpreteerbaar is en omdat het web vol met meningen en propaganda’.

De verzameling activiteiten en/of vaardigheden die nodig is om goed te kunnen omgaan met deze informatie wordt vaak informatiewijsheid genoemd, of internetwijsheid als ICT een belangrijke rol speelt. Een verwante omschrijving is 21e eeuw vaardigheden (European Commission, 2002). Saskia Brand-Gruwel en collega’s laten zien dat het gaat om vaardigheden, kennis en attitudes om:

  • informatiebehoeften te herkennen
  • bronnen te kunnen identificeren
  • relevante informatie te verwerken en te organiseren
  • gevonden informatie samen te brengen in een product
  • zelf kennis te construeren

Onderzoek heeft veelvuldig laten zien (Bilal, 2000; Large & Beheshti, 2000; MaKinster, Beghetto, & Plucker, 2002; Wallace, Kupperman, Krajcik, & Soloway, 2000) dat het oplossen van informatieproblemen (Information Problem Solving: IPS) een majeure, zo niet onbereikbare, cognitieve prestatie is die voor de meeste leerlingen niet weggelegd is. Daarbij is duidelijk (Brand-Gruwel, Wopereis, & Vermetten, 2005; Branch, 2001; Gross & Latham, 2007; Lazonder, 2000) dat leerlingen de zelfregulerende vaardigheden missen om een informatieprobleem goed te definiëren en te identificeren wat zij wel en niet kennen/weten. Samengevat, leerlingen moeten leren hoe informatieproblemen opgelost kunnen worden en zoek- en evaluatiestrategieën verwerven voor dat zij doelmatig en doeltreffend informatie kunnen zoeken, vinden, evalueren, selecteren, verwerken, organiseren en presenteren. Hierbij is de hulp van docenten onontbeerlijk.

Het staat op het web!

Dit brengt ons tot de tweede premisse. Als het allemaal al op het Web staat, waarom moet je het dan nog doceren en waarom moeten studenten het leren? Inderdaad, veel, zo niet alles dat wij moeten leren staat op het Web maar, zoals ik jaren geleden schreef (Kirschner, 1992; 2009): ‘Wat wij weten bepaalt wat wij zien (en hoe wij het zien) en niet andersom’. Als wij niets weten van scheikunde en we lopen een scheikundig laboratorium binnen, zien we alleen vlammen, borrelende vloeistoffen en glaswerk. Als wij een basale kennis hebben van de scheikunde, dus als wij íets weten, dan zien we misschien dat iemand bezig is om iets te destilleren uit een of andere vloeistof. Als we nog meer weten, dan zien we aan de opstelling dat een Erlenmeyerkolf met wat vloeistof erin in een waterbad staat en dat de inhoud van de kolf (dat wat eruit gedestilleerd moet worden) een verdampingspunt moet hebben lager dan 100 graden Celsius (het kookpunt van water). Anders zal er geen verdamping en dus geen destillatie plaatsvinden. Enzovoorts. Onze voorkennis bepaalt grotendeels hoe wij de informatie die wij op het Web tegenkomen zoeken, vinden, evalueren, selecteren, en verwerken. Wij weten uit onderzoek dat het hebben van weinig voorkennis een negatieve invloed heeft op het zoekproces (Fidel et al., 1999; Hirsch, 1999). Studenten met veel voorkennis zijn in het voordeel omdat zij hun voorkennis kunnen koppelen aan het probleem en aan de informatie die zij op het Web vinden (Nievelstein, 2009).

Intermezzo: Oeps! Beroemde patriot of massamoordenaar?

In 2011, bij de Republikeinse voorverkiezing voor presidentskandidaten in de VS was Michele Bachman, lid van de Huis van Afgevaardigden uit de staat Minnesota, in Waterloo, Iowa om officieel bekend te maken dat zij campagne zou voeren om presidentskandidate te worden. Voor de draaiende televisiecamera’s en schrijvende pers vertelde zij hoe trots zij was om dit bekend te maken in een dorp waar zo’n een grote en beroemde Amerikaan als John Wayne had gewoond. Helaas voor haar had iemand een beetje verkeerd geGoogled! Waterloo, Iowa was de woonplaats van een ander beroemde (eigenlijk beruchte) John Wayne een melding in Wikipedia®, maar dat was John Wayne Gacy, een seriemoordenaar die veroordeeld en geëxecuteerd werd voor de verkrachting van en moord op 33 jongens en mannen!

Zoals Sjef van Oekel ooit zei: Jammer, maar helaas.

Het feit dat leerlingen gebruik maken van een veelvoud aan ICT-apparaten en door onderwijsgoeroes digitale autochtonen worden genoemd, betekent niet dat zij goede ICT-gebruikers zijn als het om leren gaat. Zij kunnen Googlen, maar missen de informatievaardigheden om informatie doelmatig en doeltreffend te vinden en missen de voorkennis om wat zij gevonden hebben te beoordelen op parameters als juistheid, relevantie en onpartijdigheid. Zo kom je werkstukken tegen over de wetenschappelijke methode volgens Francis Bacon waarbij onwetend informatie is verwerkt over de 20e eeuw Britse kunstenaar Francis Bacon en niet over de 16e eeuwse filosoof, wat de bedoeling is. Of werkstukken over gezonde voeding gebaseerd op websites van fastfoodketens.

Tot slot

Hoewel er heel veel zinvolle dingen zijn te zeggen zijn over het gebruik van het web in en voor het onderwijs, er is ook veel onzin. Deze derde aflevering leert de lezer, hopelijk, dat doceren, basiskennis en een kritische houding bijzonder belangrijk zijn willen wij goed, webgebaseerd onderwijs maken en gebruiken. Dit betekent dat wij (1) de docent(e) informatievaardiger moeten maken c.q. helpen te worden en (2) onderwijs ontwikkeld moet worden dat de lerenden informatievaardiger maakt.

Noot:

Deze bijdrage is oorspronkelijk een deel van het hoofdstuk ICT-trends In en Voor het Onderwijs: Wees Voorzichtig met Hypes (Kirschner & Van den Burg) in het WTR Trendrapport 2012 De Bakens verzetten (red. L.A. PLugge).

In deze vorm is het verschenen in Van 12-18 (http://www.van12tot18.nl/), februari 2013.

Ik ben ook te volgen op Twitter: @P_A_Kirschner

Referenties

Bilal, D. (2000). Children’s use of the Yahooligans! Web search engine: I. Cognitive, physical, and affective behaviors on fact-based search tasks. Journal of the American Society of Information Science, 51, 646-665.

Branch, J. L. (2001). Junior high students and think alouds: Generating information-seeking process data using concurrent verbal protocols. Library & Information Science Research, 23, 107–122.

Brand-Gruwel, S., & Gerjets, P. (2008). Instructional support for enhancing students’ information problem solving ability. Computers in Human Behavior, 24, 615-622.

Brand-Gruwel, S. & Stadtler, M. (2011). Solving information-based problems: Evaluating sources and information. Learning and Instruction, 21, 175-179.

Brand-Gruwel, S., Wopereis, I., & Vermetten, Y. (2005). Information problem solving by experts and novices: analysis of a complex cognitive skill. Computers in Human Behavior, 21, 487-508.

European Commission (2002). eEurope 2005: An information society for all. Brussels, Belgium: European Commission.

Fidel, R., Davies, R. K., Douglass, M. H., Holder, J. K., Hopkins, C. J., Kushner, E. J., Miyagishima, B. K., & Toney, C. D. (1999). A visit to the information mall: Web searching behavior of high school students. Journal of the American Society of Information Science, 50(1), 24-37.

Gross, M., & Latham, D. (2007). Attaining information literacy: An investigation of the relationship between skill level, self-estimates of skill, and library anxiety. Library Information Science Research, 29, 332-353.

Hannafin, M. J., & Hill, J. (2007). Resource-based learning. In M. Spector, M. D. Merrill, J. van Merriënboer, & M. P. Driscoll (Eds.), Handbook of research on educational communications and technology (3rd ed., pp. 525–536). Mahwah, NJ: Erlbaum.

Hill, J. R., & Hannafin, M. J. (2001). The resurgence of resource-based learning. Educational Technology,Research and Development, 49(3), 37-52.

Hirsch, S. G. (1999). Children’s relevance criteria and information seeking on electronic resources.Journal of the American Society for Information Science, 50, 1265-1283.

Kirschner, P. A. (1992). Epistemology, practical work, and academic skills in science education. Science and Education, 1, 273-299.

Kirschner, P. A. (2009). Epistemology or pedagogy, that is the question. In S. Tobias & T. M. Duffy (Eds.),Constructivist instruction: Success or failure? (pp. 144-157). New York: Routledge.

Large, A., & Beheshti, J. (2000). The web as a classroom resource: Reaction from the users. Journal of the American Society of Information Science, 51, 1069-1080.

Lazonder, A. W. (2000). Exploring novice users’ training needs in searching information on the WWW.Journal of Computer Assisted Learning, 16, 326-335.

MaKinster, J. G., Beghetto, R. A., & Plucker, J. A. (2002). Why can’t I find Newton’s third law? Case studies of students’ use of the web as a science resource. Journal of Science Education and Technology, 11, 155-172.

Nievelstein, F. E. R. M. (2009) Learning law. Unpublished doctoral dissertation. Heerlen, The Netherlands: Open University of the Netherlands.

Wallace, R. M., Kupperman, J., Krajcik, J., & Soloway, E. (2000). Science on the Web: Students online in a sixth-grade classroom. Journal of the Learning Sciences, 9, 75-104.

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

6 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderzoek

Tags

, ,