Ik was echt van plan om enkele interessante wetenschappelijke artikelen hier te bespreken. Ik had zelfs al drie onderwerpen voor ogen. En toen viel het nieuwste Pedagogische Studiën in de bus, een themanummer over samenwerkingsvormen tussen onderwijsonderzoek en praktijk. Vol goede moed begon ik te lezen, maar al snel bekroop mij een gevoel van onbehagen. Deze onbehagen heeft niets met de bijdragen zelf, noch van de kwaliteit daarvan, maar is zeer algemeen voor mij. Om eerlijk te zijn, dat gevoel heb ik al lang, maar het werd door PS weer aangewakkerd. Het gaat om de (onrealistische) verwachtingspatronen over onderwijsonderzoek en onze gewoonte kampen te vormen die elkaar aanvallen.

Eerst de verwachtingen. Het valt mij op dat als het over onderzoek en onderwijs gaat, men de mond vol heeft over ‘evidence based’ (EB) ofwel ‘op basis van bewijs’. Klinkt goed, maar dit begrip uit de medisch-farmaceutische hoek – een medicijn of behandeling mag pas op de markt komen als de effectiviteit en veiligheid ervan keihard is aangetoond – kun je niet zomaar overhevelen naar onderwijs.
En dan heb ik het nog niet eens over de vragen of onderwijsonderzoek gerandomiseerd (de gouden standaard bij EB) kan en ethisch gezien (leerlingen een placebo, dus een niet-werkzame methode geven) mag. Kijk, bijvoorbeeld, hoeveel geld en tijd er omgaat in medicijnontwikkeling. We hebben het over een slordige 300 miljoen euro per nieuw geneesmiddel en een ontwikkeltijd van 10-21 jaar, waarbij dat ene medicijn het resultaat is van het testen van duizenden mogelijke kandidaten. R&D beslaat 25% van het budget van deze bedrijfstak!
Kom daar maar eens om in onderwijs. Volgens collega Jochems aan de TU Eindhoven was in 2007 in heel Nederland 40-60 miljoen euro per jaar voor onderwijsonderzoek beschikbaar op een onderwijsbudget van 29 miljard euro (1 promille!). Bovendien gaat het in onderwijsonderzoek vaak om kortlopende projecten van hooguit vier jaar die maximaal 200.000 euro mogen kosten. En daarna verwacht de maatschappij resultaten die bruikbaar zijn voor het onderwijs, anders is het ‘irrelevant’.
Ik zou mij helemaal kunnen vinden in een EB-aanpak als de geldschieters bereid zijn 10 21 jaar onderzoek Nederlandbreed te financieren voor ėėn effectieve leermethode uit duizenden geteste methodes. Dat is weinig realistisch. Toch lijkt er wel beweging in het veld: het recent opgerichte Regieorgaan Onderwijsonderzoek moet ervoor zorgen dat het beschikbare geld voor onderwijsonderzoek effectiever en efficiënter wordt ingezet.

Wil dat succesvol zijn, dan moeten we kappen met de gewoonte kampen te vormen en elkaar aan te vallen. Wij hebben het vaak genoeg gezien: constructivisme versus instructivisme, nieuw leren versus traditioneel en dus oud leren, enzovoorts. Science Digest heeft net een bijdrage geplaatst op het web over toegepast versus praktijkgericht onderzoek, Pedagogische Studiën praat over fundamenteel (mijn woorden, zij hebben het over RDD ofwel Research, Development, Diffusion) versus ontwerpgericht onderwijsonderzoek (design research) en mijn OU-collega Martens spreekt over Modus 1 versus Modus 2 onderzoek. We kiezen ieder onze eigen theorie, stroming of filosofie en bestrijden de ander op leven en dood om te laten zien dat onze zienswijze de enige echte is. Komt u dat bekend voor?

Dit alles is zo ontzettend krom! Het wordt tijd dat wij hiermee GEWOON ophouden. Er is niet ėėn wijsheid of aanpak die heilig of heilzaam is. Laten onderwijsgevers en onderzoekers zich liever gedragen als driesterrenkoks. Een topchef gebruikt gereedschappen, technieken en ingrediënten om perfecte maaltijden te maken. Zij verheffen geen gereedschap (hakmes versus keukenmachine), techniek (stoven versus braden) of ingrediënt (pastinaak versus zwezerik) tot alleenzaligmakend. En een toponderwijsgever of -onderzoeker hoort hetzelfde te doen. Gebruik alle gereedschappen (van klassikaal t/m informeel leren), alle technieken (labexperimenten t/m ontwerponderzoek) en alle ingrediënten (van specifieke domeinkennis tot en met sociale vaardigheden) en maak driesterrenonderwijs c.q. doe driesterrenonderzoek. Het gaat niet om fundamenteel of praktijkonderzoek, maar om op de praktijk gericht wetenschappelijk onderzoek.
Geef ons dus driesterrenonderzoek. Regieorgaan, denkt u mee?

Deze post is ook te vinden in het blad Didactief (Jaargang 43, Nr 1-2, p.40). Kijk verder op http://www.didactiefonline.nl voor links bij deze post.

Zie ook mijn blogs op de OU op http://tinyurl.com/apkg7xt
Ik ben ook te volgen op Twitter: @P_A_Kirschner

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

4 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

About Paul Kirschner

Nederlands: Prof. dr. Paul A. Kirschner, dr.h.c. is Universiteishoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. Hij is ook Visiting Professor Onderwijs met een leerstoel in Leren en Interactie in de Lerarenopleiding aan Oulu University (Finland) waar hij ook een Eredoctoraat heeft (doctor honoris causa). Hij is een internationaal erkende expert op zijn gebied en heeft zitting gehad in de Onderwijsraad in de periode 2000-2004 en is lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF. Hij is Fellow of the American Educational Research Association (AERA; NB de eerste Europeaan aan wie deze eer werd toegekend), de International Society of the Learning Sciences (ISLS) en van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science of the Royal Dutch Academy of Sciences (NIAS-KNAW). Hij was President van de International Society for the Learning Sciences (ISLS) in de periode 2010-2011. Hij is Hoofdredacteur van de Journal of Computer Assisted Learning en Commissioning Editor van Computers in Human Behavior, en hij is auteur van Ten steps to complex learning (Routledge/Erlbaum). Hij schrift ook regelmatig voor Didactief (de kolom KirschnerKiest over wat docenten kunnen met wetenschappelijke resultaten). Hij is ook medeauteur van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL (EN: Urban Myths about Learning and Education). Hij wordt gezien als expert op veel gebieden en vooral computerondersteund samenwerkend leren (CSCL), het ontwerpen van innovatieve, elektronische leeromgevingen, mediagebruik in het onderwijs en het verwerven van complex cognitieve vaardigheden. English: Paul A. Kirschner (1951) is Distinguished University Professor and professor of Educational Psychology at the Open University of the Netherlands as well as Visiting Professor of Education with a special emphasis on Learning and Interaction in Teacher Education at the University of Oulu, Finland where he was also honoured with an Honorary Doctorate (doctor honoris causa). He was previously professor of Educational Psychology and Programme Director of the Fostering Effective, Efficient and Enjoyable Learning environments (FEEEL) programme at the Welten Institute, Research Centre for Learning, Teaching and Technology at the Open University of the Netherlands. He is an internationally recognised expert in the fields of educational psychology and instructional design. He is Research Fellow of the American Educational Research Association and the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Science. He was President of the International Society for the Learning Sciences (ISLS) in 2010-2011, member of both the ISLS CSCL Board and the Executive Committee of the Society and he is an AERA Research Fellow (the first European to receive this honour). He is currently a member of the Scientific Technical Council of the Foundation for University Computing Facilities (SURF WTR) in the Netherlands and was a member of the Dutch Educational Council and, as such, was advisor to the Minister of Education (2000-2004). He is chief editor of the Journal of Computer Assisted Learning, commissioning editor of Computers in Human Behavior, and has published two very successful books: Ten Steps to Complex Learning (now in its third revised edition and translated/published in Korea and China) and Urban Legends about Learning and Education (also in Dutch, Swedish, and Chinese). He also co-edited two other books (Visualizing Argumentation and What we know about CSCL). His areas of expertise include interaction in learning, collaboration for learning (computer supported collaborative learning), and regulation of learning.

Category

onderzoek

Tags