Ik ben docent Nederlands op het VO en onderzoeker. Op dit moment ben ik bezig met een promotieonderzoek naar Online Tekstbegrip (zie deze berichten). Met beide petten op ben ik erg geïnteresseerd in discussies over vaardigheden die leerlingen moeten hebben om te kunnen functioneren in onze digitale kennismaatschappij.

Marcel Kesselring schrijft op Frankwatching een interessante blog Scholen en (social) mediawijsheid: hoe stoppen we de digitale kloof, waarin hij scholen oproept meer en beter aandacht te besteden aan wat hij noemt ” (social) mediawijsheid. Met de teneur van het betoog ben ik het helemaal eens, maar er mist wat in de redenering en in de discussie over de nieuwe vaardigheden die leerlingen zouden moeten hebben. Ook denk ik dat de terminologische verwarring en concurrentiestrijd een gezamenlijk optrekken om het onderwijs beter te maken in de weg zit.

We zijn het er over eens dat de huidige maatschappij een kennismaatschappij is geworden, waarbij de meeste informatie digitaal wordt gedeeld (Voogt & Roblin, 2010). De meeste informatie halen we van internet en leren gebeurt veel online. Leerlingen gebruiken internet als voornaamste bron voor informatie voor werkstukken en andere schoolse taken (Beljaarts, 2006). Op allerlei niveaus wordt hierbij benadrukt dat het aanleren van vaardigheden om met de digitale informative om te gaan een heel belangrijke opdracht is van het onderwijs (Brand-Gruwel, 2012; EU High Level Group of Experts on Literacy, 2012; European Commission, 2008).

Een belangrijke vaardigheid is het begrijpen van teksten online, online tekstbegrip. Dit is een vaardigheid die in de discussies die er zijn over informatievaardigheden en mediawijsheid niet als zodanig aan bod komt. Het wordt niet onderkend als probleem of onder de mat van mediavaardigheden en informatievaardigheden geveegd en krijgt hierdoor nauwelijks aandacht in het onderwijs. Dit is zeer te onrechte. Het onderwijs moet daar aandacht aan besteden, te beginnen bij het vak Nederlands.

Marcel Kesselring geeft zeven basisvaardigheden aan die (Basisschool)leerlingen van de 21ste eeuw zouden moeten beheersen. Een daarvan is ‘digitale geletterdheid’, gedefinieerd als ” persoonlijke informatiestrategie ontwikkelen om op een kritisch zinvolle wijze de toevloed aan digitale informatie te kunnen beheersen”. Ondanks de hardnekkige mythe van de digital natives (Bayne & Ross, 2007), die nog te vaak in de hoofden van docenten zit, constateren we binnen het onderwijs dat leerlingen vaak niet goed in staat zijn om met digitale informatie om te gaan (Walraven, Brand-Gruwel, & Boshuizen, 2008). Een belangrijke vaardigheid hierbij is het begrijpen van digitale informatie, online tekstbegrip. Er is anekdotisch bewijs van docenten, die zien dat leerlingen hierin falen en een groeiende hoeveelheid wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat leerlingen problemen hebben met online teksten.

In 2006 heeft PISA het tekstbegrip onderzocht van jongeren, voor het eerst zowel het begrijpen van offline (papieren) teksten als van online teksten. Een online tekst is in PISA 2009 een synoniem van een hypertekst, een tekst of teksten die met elkaar verbonden zijn via links waardoor de lezer van de ene tekst of tekstdeel naar het andere kan gaan (OECD, 2011). Deze vorm van tekst is dominant op internet. Uit dit PISA onderzoek blijkt dat veel leerlingen niet goed zijn in het begrijpen van online teksten. Gemiddeld 17 % van de 15 jarige leerlingen scoort op of onder het laagste niveau op de online-tekstbegriptest. Dit is zorgwekkend. Ook blijkt dat het goed scoren op de andere, offline test, dus het begrijpen van lineaire, meestal papieren teksten niet altijd een goede voorspeller is voor de vaardigheid teksten online te begrijpen.

De onderzoekers van een grootschalig onderzoek in de USA, Online Reading Comprehension Assessment (ORCA) trekken dezelfde conclusie dat er grote problemen zijn met online tekstbegrip (Coiro & Kennedy, 2011). De vaardigheid om online teksten te begrijpen is niet dezelfde als de vaardigheid offline teksten te begrijpen. Dit werd trouwens al een decennium geleden geconstateerd in een rapport van de Reading Studygroup in 2002 “[E]lectronic texts that incorporate hyperlinks and hypermedia . . . require skills and abilities beyond those required for the comprehension of conventional, linear print”. Er zijn meer resultaten van onderzoek die aangeven dat “Traditional conceptions of reading comprehension may no longer be sufficient in online reading contexts.(…)” (Coiro, 2011).

Het onderwijs besteedt nog geen aandacht aan online tekstbegrip. Hier zie ik een duidelijke rol voor de docent Nederlands. Tekstbegrip is in het VO een taak van de docent Nederlands. Het staat expliciet in de eindtermen en de kerndoelen van het vak. Ook vraagt de overheid dat het onderwijs meer aandacht besteedt aan tekstbegrip.

Een van de oorzaken van de problemen met online tekstbegrip is dat online teksten heel andere kenmerken hebben dan offline teksten. Er is dus sprake van nieuwe tekstsoorten. Een paar belangrijke verschillen zijn dat (1) online teksten niet lineair zijn opgebouwd. Het is geen tekst met inleiding, kern en slot, zoals we op school leren, (2) online teksten vaak niet een tekst zijn, maar een cluster van teksten of tekstdelen, verbonden via hyperlinks, (3) er nieuwe tekstsoorten zijn als websites, blogs en tweets, met hun eigen kenmerken, (4) teksten vaak online en in samenwerking worden geschreven, (5) online teksten meestal multimediaal en multimodaal zijn en (6) online teksten snel veranderen (OECD, 2011).

Een tweede oorzaak van de genoemde problemen is dat de online tekstbegrip ook andere en soms complexere vaardigheden vraagt dan offline tekstbegrip, bijvoorbeeld navigatievaardigheden, kennis van nieuwe tekststructuren en kunnen omgaan met multimedia (Coiro, Knobel, Lankshear, & Leu, 2008; Rouet, Lowe, & Schnotz, 2008).

Een derde verklaring ( niet wetenschappelijk onderzocht, meer een gut-feeling van mij) zou de verschrikkelijke terminologische verwarring kunnen zijn die er heerst ( Mediawijsheid, Informatievaardigheden, 21st century skills, ICT-vaardigheden, online tekstbegrip, …). Ik heb er in een van mijn blogs al eerder wat over gezegd. Onduidelijkheid geeft verlamming. Naast terminologische verwarring lijken er ook vormen van territoriumdrift te heersen: “Het is dit en van mij, het is dit en van mij”. Onduidelijkheid levert nooit veel verbetering op en veel verschillende hokjes zorgen voor systeemscheiding waarvan we weten dat dat het onderwijs niet verder brengt.

In het VO wordt tekstbegrip onderwezen bij het vak Nederlands. Het blijkt dat er bij het aanleren van tekstbegrip geen aandacht wordt besteed aan online teksten en aan de nieuwe vaardigheden om met deze teksten om te gaan. We zien dat er in de eindtermen Nederlands nergens sprake is van aandacht voor online teksten en online tekstbegrip, ook in de Concretisering Referentieniveaus Nederlands wordt er bij leesvaardigheid geen melding gemaakt van online teksten en tekstbegrip (Meestringa, Ravesloot, & Vries, 2010), in de lesmethodes, in de toetsen en de examens wordt er geen gebruik gemaakt van online teksten en ook in het onderzoek gericht op het vak Nederlands is tot aan 2008 geen onderzoek naar online teksten en online tekstbegrip (Bonset en Braaksma, 2008). Ook In de vaktijdschriften en de vakcommunity Nederlands wordt nog niet gepraat over online tekstbegrip en de taak van de docent Nederlands daarbij.

Gelukkig begint de interesse wat toe te nemen. Ik heb in 2011 en 2012 ( in 2011 samen met Amber Walraven), op de conferentie Het Schoolvak Nederlands een keynote / presentatie verzorgd over online tekstbegrip / informatievaardigheden, waar veel interesse voor was (Clemens & Walraven, 2011). In mijn presentatie van 2012 was er een intensieve discussie over dit onderwerp. Ook zien we recent dat hier en daar informatie- en onderzoeksvaardigheden als losse, ondersteunende vaardigheden worden geïntroduceerd in schoolboeken voor het vak Nederlands. Maar er is geen samenhang / integratie tussen deze cursussen / hoofdstukken en de vaardigheid leesvaardigheid / tekstbegrip. Op basis van de eerste versie van deze blog op mijn eigen weblog ben ik wel benaderd door een uitgever om eens te komen praten (zie reactie op eerdere blog). Allemaal goede, maar nog heel kleine ontwikkelingen en nog lang geen mainstream.

We zien wel activiteiten vanuit andere disciplines. Er wordt onderzoek gedaan naar informatievaardigheden (Brand-Gruwel, 2006; Walraven, 2008) en Mediavaardigheden. Brand-Gruwel et al (Brand-Gruwel, Wopereis, & Walraven, 2009) hebben een model ontwikkeld voor Information Processing using Internet (IPS-1 model). Het model gaat uit van de gedachte dat een internetgebruiker een vraag (informatieprobleem) heeft, op zoek gaat naar informatie, dit verwerkt en daarna er iets mee doet. Dit model lijkt sterk op de definitie van Leu et al van Online Tekstbegrip (Online Reading Comprehension) “a web-based inquiry process involving skills and strategies for locating, evaluating, synthesizing, and communicating information with the Internet” (Leu et al., 2008). Dit zou in Nederland tekstbegrip heten. Dit IPS-i model komt sterk ook overeen met het binnen het vak Nederlands al heel lang gehanteerde model van taalvaardigheid met de fasen Verwerven, Verwerken en Verstrekken (Griffioen, 1975).

In het IPS-i model krijgt het tekstbegripsaspect geen expliciete aandacht. In dit model is tekstbegrip (in het model reading skills) bij het hele IPS proces een ondersteunende vaardigheid, die als bekend wordt verondersteld. Maar online tekstbegrip is niet bekend, noch wordt het beheerst. Er valt dus een bodem onder het model uit.

Natuurlijk is het van groot belang dat online tekstbegrip bij alle vakken geïntegreerd aandacht zou krijgen. Zie het commentaar van Steven Verjans en mijn reactie daarop in mijn eerdere blog. Dit is een opdracht die we ook met tekstbegrip van offline teksten hebben en die we proberen te bereiken in onze pogingen tot taalbeleid. Maar de start is Nederlands, net zoals we dat doen met offline tekstbegrip.

Ten slotte denk ik dat het geen goede weg is om losse cursussen informatievaardigheden te gaan geven, omdat de transfer tussen losse cursussen altijd erg laag is. Dus Nederlands, Informatievaardigheden en Mediawijsheid zouden moeten trouwen. Of, zoals Margreet zegt in haar reactie, een harem moet vormen. Met voor online tekstbegrip Nederlands als sultan. Laten we gaan daten! Ik sta er klaar voor.

Jeroen Clemens 

_______________________________

[noten]

1. Deze blog is een iets veranderde versie van een blog die ik op mijn eigen edublog heb gepubliceerd. Er zijn inmiddels veel reacties op verschenen. Lees deze ook

2. De volgende ronde van mijn promotieonderzoek is een survey onder docenten Nederlands. Als je interesse daarvoor hebt, geef je dan als belangstellende op.

Referenties

Bayne, S., & Ross, J. (2007). The ‘digital native’and “digital immigrant”: a dangerous opposition. Education (SRHE).

Brand-Gruwel, S. (2006). Integration of the information problem solving skill in an educational programme: The effects of learning with authentic tasks. Tech. Inst. Cognition and Learning, 4, 243–263.

Brand-Gruwel, S. (2012). Leren in een digitale wereld: uitdagingen voor het onderwijs. Open Universiteit, 1–40.

Brand-Gruwel, S., Wopereis, I., & Walraven, A. (2009). A descriptive model of information problem solving while using internet. Computers & Education, 53(4), 1207–1217.

Clemens, J., & Walraven, A. (2011). Aandacht voor digitale geletterdheid: een nieuwe uitdaging voor het onderwijs. Presented at the 25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands. Retrieved from http://taalunieversum.org/onderwijs/conferentie_het_schoolvak_nederlands/bundels/

Coiro, J. L. (2011). Predicting Reading Comprehension on the Internet: Contributions of Offline Reading Skills, Online Reading Skills, and Prior Knowledge. Journal of Literacy Research, 1–42.

Coiro, J. L., & Kennedy, C. (2011). The Online Reading Comprehension Assessment (ORCA) Project: Preparing Students For Common Core Standards and 21st Century Literacies. Internal Publication the ORCA Project New Literacies Research Team.

Coiro, J. L., Knobel, M., Lankshear, C., & Leu, D. J. (2008). Central issues in new literacies and new literacies research. In Handbook of Research on New Literacies. Lawrence Erlbaum Associates, Taylor & Francis Group.

EU High Level Group of Experts on Literacy. (2012). Final Report, September 2012 (p. 120). Luxembourg: Publications Office of the European Union.

European Commission. (2008). Digital Literacy

Griffioen, J. (1975). Zeggen-schap. Grondslagen en een uitwerking van een didactiek van het Nederlands in het voortgezet onderwijs. Tjeenk Willink Wolters Noordhoff.

International Reading Association. (2009). New literacies and 21st century technologies: A position statement of the International Reading Association. Newark, DE

Leu, D. J., Coiro, J. L., Castek, J., Hartman, D. K., Henry, L., & Reinking, D. (2008). Research on instruction and assessment in the new literacies of online reading comprehension. Comprehension Instruction: Research-Based Best Practices, 321–346.

Meestringa, T., Ravesloot, C., & Vries, H. de. (2010). Concretisering referentieniveaus schrijven lezen VO, 1–124.

OECD. (2011). PISA 2009 Results: Students On Line (Vol. VI, p. 395). OECD Publishing.

Rouet, J.-F., Lowe, R., & Schnotz, W. (2008). Understanding Multimedia Documents. (J.-F. Rouet, R. Lowe, & W. Schnotz, Eds.). Boston, MA: Springer US.

Voogt, J., & Roblin, N. P. (2010). 21st Century Skills. Discussienota Zoetermeer: Kennisnet.

Walraven, A. (2008, December 19). Becoming a critical websearcher. Open Universiteit Nederland.

Walraven, A., Brand-Gruwel, S., & Boshuizen, H. P. (2008). Information problem solving a review of problems students encounter and instructional solutions. Computers in Human Behavior, 24, 623–648.

0 0 votes
Article Rating
Abonneren
Abonneren op
guest

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

16 Reacties
nieuwste
oudste meest gestemd
Inline Feedbacks
View all comments

Category

onderzoek

Tags

,